Het lijkt wel het verhaal van de hond en de vlooien, pianiste Sylvie Courvoisier en violist Mark Feldman die in navolging van hun parttime werkgever John Zorn vragen dat foto en videocamera’s alleen hun werk doen van achter in de zaal. Het is niet de beste werksituatie voor de leveranciers van beelden, maar net als bij John Zorn heeft de keuze van het duo een uitgesproken muzikale reden. Iets waar de luisteraar alleen maar beter van wordt.

De muziek van de twee is niet voor niets van het delicate soort en dan gaat het beslist niet alleen over de volumes. Het intieme samenspel, de complexe structuren en de soms wel erg wazige grens tussen compositie en improvisatie maken van een concert of cd van het muzikale echtpaar uiterst intensieve ervaringen die niet louter als jazz, noch als klassiek te labelen zijn.

Dat werd meteen duidelijk in het openingsstuk van hun optreden in Rijkevorsel. Verstilde, ijle dubbelgrepen op viool, afgewisseld met gedempt gespeelde melodieën werden omzwachteld door inside piano van Courvoisier die met het zacht strelen van de snaren een licht doorzichtige voile rond de klank van haar echtgenoot drapeerde. Meteen werd de muziek gefocust op de details en konden de luisteraars hun aandacht helemaal op de muziek richten. Het geluid werd bij momenten zo fragiel dat het klokgelui van de even verder gelegen Sint-Willibrorduskerk tot in de zaal van De Singer doordrong.

Het pianospel van Courvoisier evolueerde, waarbij ze zachte, industrieel aandoende geluiden uit de kast van de piano toverde en later “gewoon” gespeelde noten perfect kon integreren in de gemanipuleerde klanken. Het resultaat was een volstrekt unieke taal die een combinatie leek van verfijnde, Franse klassieke muziek van het begin van de 20ste eeuw en iets wat nog het meest geleek op buitenwereldse volksmuziek die zacht hoesten en schuifelen van luisteraars meteen het aura van excessen gaven.

Foto: Arne De Crom
Foto: Arne De Crom
Courvoisier en Feldman bleven echter niet om het lieve minimalisme in de zachte dynamische schakeringen hangen. Resolute dissonanten, ronduit atonale fragmenten en soms scherpe contrasten kleurden de doordachte stukken. Pagina na pagina partituren werden bovengehaald en verwijderd. De door de twee zelf geschreven stukken waren niet zoals de klassieke riff met akkoorden op één bierviltje te vatten. Nieuw werk als ‘For Alice’ (door Courvoisier opgedragen Alice Coltrane) en ‘Orpheus & Eurydice’ liet zich kennen als uiterst doordachte composities die ver van het louter aangename afdwaalden. De exact uitgeschreven en simultaan gespeelde passages en de delicate balans tussen de klank van viool en piano legden de lat voor het samenspel erg hoog. 

In ‘For Alice’ verlieten de twee het über-delicate en werden de gelijklopende delen afgewisseld met energieke solopassages. Blind virtuoos werd het echter nooit, daarvoor waren de enkele slordigheden in Feldmans intonatie, de wat minder accurate momenten van Courvoisier (ze pakte er enkele keren net die ene noot naast) en het occasioneel niet exact gelijk zitten van het samenspel iets te opvallend. Toch viel eveneens op dat de twee met indrukwekkende soepelheid van de ene naar de andere sfeer stapten, ook in passages die eerder geïmproviseerd dan gecomponeerd aandeden: goede afspraken of muzikale telepathie, het onderscheid was bij Courvoisier en Feldman (opnieuw) niet te horen.

De atonale insteek maakte de stukken niet altijd even geschikt voor gemakkelijke consumptie, maar wie naar dit viool en pianoduo komt, doet dat dan ook doorgaans niet voor het amusement. Toch lieten ze de deur open staan voor herkenbare verwijzingen, zoals het filmische beginthema van ‘Orpheus & Eurydice’ (uiterst geschikt voor een traag zwenkende camerabeweging in het openingsshot van een of andere romantische filmklassieker), oosterse exotisme, impressionistische pianoakkoorden of echo’s van romantische muziekliteratuur. Het bleven echter allemaal ingrediënten die door Courvoisier en Feldman als componisten en uitvoerders gebruikt werden, zonder dat ze de twee hun wil konden opleggen. Dat werd nog het meest duidelijk op het einde van de stukken die steevast niet eindigden met een glorieuze herneming van het hoofdthema, maar eerder een open einde kregen.

Met ‘Purveyors’ keerden Courvoisier en Feldman voor het slot van hun concert terug naar het repertoire van hun laatste release ‘Oblivia’ uit 2010. In dit iets oudere werk was het tweetal perfect ingespeeld, waardoor de romantische themaverwerking en de contrasten in tempo en dynamiek messcherp naar voor kwamen.

Dezelfde precisie haalden ze ook boven voor het bisnummer dat vertrok vanuit een springerige vioolpartij en Courvoisier weer naar de inside piano bracht. De coördinatie bleef op het niveau van ervoor met een ratelende pianoriff waarboven exact geplaatste, snerpende vioolstoten gespeeld werden. Het muzikale pallet werd nog verder opengetrokken naar de zangerigheid van het café chantant en referenties naar Monks ‘Mysterioso’ en Piazzolla’s ‘Libertango’ (al gaf Courvoisier zelf ooit aan deze laatste referentie niet zo te ervaren in haar eigen muziek).

Ondanks de slordigheidjes in het eerste deel van het concert werd het publiek van De Singer gedurende meer dan een uur ondergedompeld in de heel eigen muziekwereld van Courvoisier en Feldman. De expliciete zangerigheid die ze lieten horen op hun eerste album met muziek van John Zorn, verdween al wat ten voordele van meer gevarieerde en complexere eigen stukken op ‘Oblivia’. Rijkevorsel kreeg het repertoire van de later op het jaar te verschijnen vierde cd te horen, een repertoire waarmee Courvoisier en Feldman duidelijker nog complexere oorden opzoeken zonder te besparen op muzikaliteit. Een klasse apart.

Meer over Sylvie Courvoisier & Mark Feldman


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.