Hoewel het kwartet Mostly Other People Do the Killing pas in 2003 het levenslicht zag, werden de kiemen reeds gelegd in de herst van 1998, toen bassist Moppa (Matthew) Elliott en trompettist Peter Evans elkaar ontmoetten aan het Oberlin Conservatory of Music. Na zijn studies verhuisde Elliott naar New York, daarin enige tijd later gevolgd door Evans. In New York voegden saxofonist Jon Irabagon en drummer Vincent Sperrazza zich bij de groep. Deze laatste kon echter op het laatste moment niet aanwezig zijn bij het eerste optreden van de band en zijn instantvervanger Kevin Shea werd de vaste drummer van Mostly Other People do the Killing.
In het jaar na de officiële formatie bracht het pianoloze kwartet een eerste, titelloze plaat uit op het Hot Cup label van Elliott. Het tweede album 'Shamokin!!!' volgde enkele jaren later en bezorgde de band heel wat aandacht in de jazzmedia. 'Shamokin!!!' belandde in menig eindejaarslijstje en de groep werd door de jazzpers genomineerd voor de prijs voor het Small Ensemble of the Year.
De trend werd verder gezet met het derde album, 'This Is Our Moosic'. De band kreeg in Down Beat de prijs voor opkomend talent in de categorie ensembles en Evans, Irabagon en Elliott werden ook individueel vermeld in de categorieën van hun respectievelijke instrumenten.
In mei 2009 was Mostly Other People Do the Killing voor het eerst te gast in Europa, waarbij het meteen te horen was op het prestigieuze festival van Moers. In December van datzelfde jaar verscheen de vierde plaat 'Forty Fort', in 2011 gevolgd door het dubbelalbum ‘The Coimbra Concert’ dat de band live laat horen tijdens het jazzfestival van Coimbra in mei 2010.
e vervelend zich zo snel, de muzikanten van Mostly Other People do the Killing en daar helpt dan maar een ding tegen: verandering. ‘Drainlick’ barst dan ook van de tempo- en stijlverschuivingen: funk, blues, stevige swing en zelfs disco geraken vervlochten in een dolle rit doorheen een nochtans onschuldige bluesy compositie.
Het “ergst” van al is het gesteld met drummer Kevin Shea. Waar bassist Moppa Elliott bij aanvang een aanstekelijke funkriff neerlegt, kan Shea niet in de groove blijven zitten. Van meet af aan zoekt hij de vrijheid op .
De melodie (een op een korte vamp figuur gebaseerd thema) is voor rekening van de blazers die daarmee de ambiance van de gouden Blue Note platen opzoeken. Daarna beginnen trompettist Peter Evans en saxofonist Jon Irabagon aan een stoet solo’s waarbij ze elkaar afwisselen en de begeleiding geregeld een andere gedaante aanneemt.
Bij de eerste trompet- en saxsolo ondergaat de muziek een bluesachtige vertraging, die bij het tweede rondje ongedaan gemaakt wordt, waarbij vooral Evans van de hogere versnelling gebruik maakt. Tijdens de tweede solo van Irabagon steekt bassist Elliott nog een tandje bij om bij de derde solo van Evans terug te keren naar een funky onderbouw. Wanneer Irabagon terug overneemt, switcht Elliott naar een walking bass- partij. De laatste (en voor deze band logische) stap is het volledig vrij spelen van de ritmetandem (te horen onder de vierde trompetsolo).
Plots duikt het begin van de originele melodie terug op, maar het is vals alarm: ook Irabagon krijgt zijn vierde solomoment, geschraagd door een pompende discobas. Aanvankelijk wil Shea hem daarin wel even volgen, maar lang duurt het niet voor die weer resoluut de zaak laat ontregelen.
Uiteindelijk krijgt de van hot naar her gesleurde luisteraar dan toch het thema terug: aanvankelijk met een ontspoorde Shea, maar later in een strakkere begeleiding.
Deze opname is een nooit eerder verschenen registratie van Drainlick en is niet in de handel verkrijgbaar. Een andere takes van dit stuk zijn te horen op 'This Is Our Moosic' en een live-versie is te vinden op ‘The Coimbra Concert’.