Na zijn succesvolle opname van Bruckners zevende symfonie, nam Philippe Herreweghe nu de vierde op, met zijn eigen Orchestre des Champs-Elysées. Deze opname is het resultaat van een live opname in Dijon en, zoals dat de gewoonte is, wordt er op authentieke, negentiende-eeuwse instrumenten gespeeld.

Bruckners vierde kreeg van de componist zelf het onderschrift 'Romantische' mee, al is niet meteen duidelijk waar dit op slaat: de prominente rol van de hoorns, romantisch instrument bij uitstek, de 'romantische' toonaard van Es groot, of de vele natuurevocaties die het werk (en vooral dan het scherzo, met zijn jachtthema's) rijk is? Zoals veel van Bruckners composities werd ook deze vierde verscheidene keren aan een grondige revisie onderworpen. Bruckner paste zijn origineel uit 1874 verregaand aan tussen 1878 en 1880, maar deze versie werd niet uitgegeven tijdens Bruckners leven. Een tweede revisie uit 1889 wel, maar die stond Bruckner zelf dan weer minder aan. Deze plaat stelt de versie uit 1878/1880 voor, de laatste die Bruckner zelf volledig ondersteunde.

De hoornsolo waarmee de symfonie opent, zet meteen de toon voor de rest van het werk. Die klinkt zacht en intimistisch, en bezit, net als deze hele vierde, een charme die doorgaans alleen in kamermuziek gehoord wordt. De overige blazers staan ook erg sterk trouwens, met een zekere intonatie (dat wil bij live uitvoeringen wel eens een knelpunt zijn) en knappe soli in hobo's, fluiten en klarinetten. Herreweghe kiest over het algemeen voor vlotte tempi. 'Snel' zou hiervoor geen geschikt woord zijn, want deze vierde symfonie straalt in zijn geheel erg veel rust uit, maar door het tempo erin te houden, blijft hij interessant en licht klinken.

De balans in het orkest zit utstekend: een kopersectie die ondersteunt maar niet kapot blaast, hoorns die schitterend mengen waar het moet maar op andere plaatsen gemakkelijk de hele rest van het orkest de baas kunnen, en elegante en doorzichtige fraseringen in de strijkers. De pauken klinken droog genoeg, met roffels die steeds duidelijk afgelijnd zijn. Herreweghe's eerder snelle tempi in de hoekdelen doen trouwens wonderen voor de verstaanbaarheid van deze symfonie: de harmonie, die in zovele opnames massief en statisch blijft, krijgt hier een zeldzame richting en betekenis. Natuurlijk kan zelfs Herreweghe niet rond die monumentale momenten van uiterste krachtinspanning, zeker niet in het eerste of laatste deel. Het trio van het derde deel klinkt dan weer volks en zorgeloos, als een typische Oostenrijkse Ländler. En in de fijne vioolmelodie valt de doorzichtige, pure klank van de strijkers duidelijk op, met een vibrato die tot een minimum wordt beperkt. En dat is des te opmerkzaam omdat Herreweghe niet opteert voor een kleine bezetting, maar voluit kiest voor een groot orkest, met bijvoorbeeld niet minder dan twaalf eerste en twaalf tweede violen.

Een 'authentieke' aanpak van door en door romantische muziek ligt niet bij iedereen in de smaak en deze interpretatie verschilt genoeg van klassieke opnames om sommigen een ongemakkelijk gevoel te geven. Herreweghe's meesterschap van de (barokke) retorica, perfect vertaald naar de negentiende eeuw, de evenwichtige zinnen en overkoepelende structuur en, niet in de laatste plaats, de grote kwaliteit van het orkest, vegen mogelijke bedenkingen echter meteen van tafel. Nu maar wachten op symfonie nummer vijf, acht of negen...

Meer over Anton Bruckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.