Naar weinig opnames werd zo reikhalzend uitgekeken als naar het vervolg van de integrale cyclus kamermuziekwerken van Gabriel Fauré die Eric Le Sage belooft op te nemen. De beide pianokwartetten zijn nu aan de orde, na het verschijnen van een eerste volume waarop de cello centraal stond. Zijn collega van die opname, de uitstekende Franse cellist François Salque, neemt Le Sage wederom mee naar deze opname, waarop de virtuoos opnieuw met een wat korrelige, maar erg menselijke en doorleefde klank komt aanzetten. Ook altiste Lise Berthaud voldoet aan alle verwachtingen: zij kan alsof het niets is meeglijden in de kermende lijnen die Le Sage en Salque vooral in het tweede, superieure pianokwartet blootleggen. Hetzelfde geldt ruwweg voor Daishin Kashimoto, die soms wat te dunnetjes of te scherp klinkt, maar over het algemeen een mooi evenwicht weet te bewaren en kwalitatief zonder veel problemen aansluiting vindt bij wat de overige musici presteren. Opvallend is overigens dat label Alpha niet opteerde voor een zeer direct, kortom van nabij opgenomen geluid, maar de muziek vanop enige afstand lijkt te overschouwen, zonder dat er echt een afstand ontstaat die kilte uitstraalt. Eerder het tegendeel is waar: het kwartet speelde in het Auditorium MC2 in Grenoble, een zaal van weinig bescheiden omvang, en toch lijkt het alsof tapijten de spitste kantjes van de muziek wat hebben afgeschaafd.
Los van de techniciteiten, die eigenlijk best wel passen bij hoe de interpreten deze muziek benaderen – op een betrokken manier, die in plaats van het individuele sterk de groepsdynamiek benadrukt – scheelt er helaas weer een en ander aan het artwork. Een stuk Engelse tekst staat twee keer afgedrukt in verschillende lettertypes: alweer een onnauwkeurigheid, eerder ook al te zien bij de Schumann-integrale van Le Sage voor label Alpha, die bij een bundeling van deze opnames hopelijk zal worden weggewerkt. Verder staat er een gedicht van Paul Verlaine geprint, waarvan eigenlijk te weinig wordt geduid hoe het zich verhoudt tot de opname. Het is fantastisch wanneer musici linken durven leggen met andere kunstvormen, maar hier lijkt het verband nogal losjes gesmeed. En is Verlaine citeren dan niet zomaar het cultiveren van elitarisme? Los daarvan gaat het natuurlijk om de muziek, die het hier absoluut niet aan intelligentie noch aan menselijk doorzicht ontbreekt. Nooit vervallen Le Sage en co in intellectueel, aristocratisch gedoe: de betrokkenheid bij de partituur blijft primeren. Ondanks dat het tweede kwartet uit een latere periode dateert en eigenlijk min of meer het begin inluidde van de latere Fauré, die schaarser met de compositorische middelen omsprong, blijkt dat de twee verschillende werelden van beide pianokwartetten ook goed te verenigen zijn. Ook interpretaties van andere ensembles bewezen dat al, maar het blijft een troef wanneer musici zowel het vertrouwde als het nieuwe in een muzikaal idioom naar buiten kunnen laten komen.
De kamermuziek van Fauré, die op de cd-markt bezig is aan een ongelofelijke revival, begint dankzij opnames als deze ook door te dringen tot een breder geïnteresseerd publiek. Le Sage, Salque, Berthaud en Kashimoto dragen de toegankelijkheid van deze werken overigens heel natuurlijk uit, zonder dat ze overgaan op simplificaties. De smart van het 'Adagio' uit het eerste kwartet bijvoorbeeld: alles behalve zeemzoeterig, hoewel deze bezetting wel degelijk de grote gevoeligheden van het werk durft beklemtonen. Dat is sterk, en het resulteert nu eenmaal in aardig wat ontroering. Franse muziek in Franse handen laten: het lijkt een veralgemening die weinig steek houdt, maar misschien meer dan hun Duitse collega's kunnen deze musici maat houden en de muziek tegelijk vanuit het lichte als het zware benaderen. De nuance die zo ontstaat, is een aspect dat dit tweede deel uit Le Sage's Fauré-discografie enorm de moeite maakt.