Wie aan Puccini denkt, denkt aan 'Madama Butterfly' uit 1904. Puccinis bekendste opera volgde op de hielen van grote successen als 'La Bohème' (1896) en 'Tosca' (1900). Het verhaal is al even gekend en behoeft weinig uitleg: het is gebaseerd op een toneelstuk van de Franse schrijver David Belasco (die zogezegd zijn eigen ervaringen van tijdens een verblijf in Nagasaki neerschreef) over een Amerikaanse officier, Pinkerton, die bij een jonge Japanse geisha een kind verwekt voordat hij naar Amerika terugreist. De geisha, Butterfly, blijft trouw op hem wachten maar wanneer Pinkerton terugkeert in het gezelschap van zijn Amerikaanse vrouw, pleegt ze liever zelfmoord dan in oneer verder te leven.

Het uiteindelijke succes van de opera (de première flopte volledig) was te danken aan de Europese voorliefde voor oriëntalisme die het continent rond de eeuwwisseling in haar greep had. En natuurlijk was Puccini ook niet ongevoelig voor de dramatische mogelijkheden die het libretto hem bood, zoals de dageraad die moet aanbreken aan het begin van de derde akte, een theatrale ingreep die door de uitvinding van elektrische verlichting gemakkelijk naar een operazaal gebracht kon worden.

Een moderne uitvoering als deze onderscheidt zich nog het meest van al wat oudere (zoals een overigens nog steeds prachtige uitvoering met Renata Tebaldi in de hoofdrol uit 1958) in de verstaanbaarheid van de Italiaanse tekst. Het moet meteen gezegd zijn: niet iedereen zingt even verstaanbaar. Suzuki (Enkelejda Shkosa) bijvoorbeeld is nauwelijks te volgen zonder libretto maar Butterfly Angela Gheorghui en Pinkerton Jonas Kaufmann blijven ook op dik georkestreerde passages en luide momenten uitstekend verstaanbaar. Gheorghiu is het paradepaardje van deze uitgave en ze wijdt zich aan haar rol vol overgave. Ze kan bijzonder krachtig klinken maar bestrijkt daarnaast aan wijd gamma aan gevoelens, van een 'forte' dynamiek die moeiteloos een orkest bedwingt tot een muisstille, bedreigende 'piano' wanneer ze voor het eerste de mogelijkheid van zelfmoord overdenkt. Ook bariton Fabio Capitanucci maakt indruk als de Amerikaanse consul Sharpless want hij steekt een zekere tragiek in de manier waarop hij zijn hoofd koel houdt maar de dramatische afloop van de opera niet kan voorkomen.

Het blijft zeldzaam dat, zeker in het grote romantische repertoire, solisten en orkest interpretatief zo sterk op dezelfde lijn zitten. Dirigent Antonio Pappano houdt van redelijk snelle tempi (voor zover Puccini's luxueuze orkestratie dat toelaat) en die vlotte tempokeuze helpt het verhaal stevig vooruit. Hij schildert Puccini's door pentatoniek en quasi-oosterse invloeden overheerste muziek in brede penseelstreken en met een flair voor effecten en dramatiek, met een laatste scène die dringender en dringender klinkt doorhen vijftien minuten muziek. Dit is een Puccini die operaliefhebbers beslist vertrouwd zal voorkomen! Het orkest kan angstaanjagend luid spelen maar vermijdt echter ook kundig dat deze muziek overdreven gezwollen en bombastisch gaat klinken. Enkele puur instrumentale passages, zoals de evocatie van een Japanse tuin aan het begin van de laatste akte laten het orkest van een geëngageerde en welbespraakte kant horen, met vlotte soli in de verschillende blazers.

Deze nieuwe Puccini klinkt iets meer verzadigd dan de frisse 'La Bohème' met jonge sterren Anna Netrebko en Rolando Villazon die Deutsche Grammophon vorig jaar uitbracht (DG 00289 477 6600) maar bezit naast uitstekende solisten meer dan genoeg zin voor drama en genoeg vaart om van begin tot einde meeslepend te zijn.

Meer over Giacomo Puccini


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.