Alleen diegenen die vroeger dood gaan dan hun beste vrienden blijven gespaard van het verdriet diezelfde vrienden te moeten verliezen. Gioachino Rossini, die al voor zijn veertigste verjaardag met ‘Guillaume Tell’ zijn laatste opera zou componeren, zag het helaas gebeuren: het vallen van de bladeren rondom hem. Of sterfgevallen in zijn nabije omgeving de directe katalysator waren voor het schrijven van zijn ‘Petite Messe Solennelle’ is voer voor speculatie, maar feit is dat het een stuk is dat de man slechts op latere leeftijd kon schrijven. De lichtheid van de tientallen opera’s die uit zijn pen waren gevloeid is de man nooit verloren, maar ze was inmiddels ernstig gemilderd. De mis is een overwegend ernstig werk, hoewel het relativerende karakter van de componist nog steeds van vele bladzijden druipt, niet in het minst van de titelpagina. De Latijnse missa solemnis, in het Frans een “messe solennelle”, was een uitgebreid antwoord op de missa brevis. Een “kleine langere mis” is eigenlijk een contradictio in terminis, maar zelf zou Rossini dat ongetwijfeld hebben afgedaan als een van zijn “oudemannen-gekheden”, zoals hij er een paar op nahield. Zelf zou de componist altijd gezegd hebben dat het leeuwendeel van de muziek die hij na zijn veertigste schreef, schuldige pleziertjes waren. Voor twee werken in het bijzonder, met name het ‘Stabat Mater’ en de ‘Petite Messe Solennelle’, schiet een dergelijke typering echter mateloos tekort.

Dat het Rossini menens was met zijn miscompositie, blijkt uit de moeite die hij ondernam om kerkelijke toestemming te krijgen om de klassieke misstructuur te doorbreken en een intermezzo voor vrouwenstem in te voegen. Hij verkreeg die niet en misschien is dat de reden waarom het stuk nooit een officiële première heeft beleefd tijdens het leven van de componist. Twee private uitvoeringen vonden plaats terwijl de man nog leefde; uitsluitend op de generale repetitie was Rossini zelf aanwezig, als blaadjesdraaier dan nog wel. Kort na zijn dood werden de rechten door zijn echtgenote verkocht en een drietal maanden na zijn dood werd het werk aan het publiek voorgesteld. Tot op vandaag blijft het een hoogst fascinerende partituur: het is melancholische, devote muziek, maar zijn roots in het operawezen kon Rossini onmogelijk wegmoffelen. Waarom zou hij dat ook dan? Hoewel het ‘Domine Deus’ uit het ‘Gloria’ bijvoorbeeld geschreven is op een Christelijke tekst, lijkt de orkestratie weggelopen uit een van ’s mans pittoreske, dramatische opera’s. Ook de manier waarop het verdriet wordt aangewend, doet bij momenten heel operatesk aan: geen ijlhoofdig geweeklaag over dit tranendal, maar een theatrale grandeur die de luisteraar onmiddellijk over de tristesse heen kan tillen. Toch heeft de ‘Petite Messe Solennelle’ ook een andere zijde: een die meer ingetogen en puur is, en die een jonge Rossini allicht niet had kunnen schrijven.

In het ideale geval besteedt een label de opname van dit werk uit aan een dirigent die bij wijze van spreken in het operawezen is opgegroeid. Zo verging het Riccardo Chailly meer dan tien jaar geleden bij Decca, en enigszins gelijklopend zag de carrière van Antonio Pappano eruit. Inmiddels dirigeert die man zonder verpinken repertoire dat tot het meest intense uit de 20e eeuw behoort (zoals, meest recent, Brittens ‘War Requiem’), maar de voorbije jaren bleef hij zich bij EMI Classics profileren als een groot Rossini-liefhebber en -kenner. De symbiose tussen de warmbloedige, humoristische pool die Rossini meenam uit zijn succesvolle periode als operacomponist en de doorleefde, droevige ernst van een man op leeftijd die het levenseinde in zicht krijgt en dat perspectief op de dood liturgisch probeert te bezweren, is totaal. Pappano kiest doelbewust voor een veel groter koor dan de 12 mensen waarmee het stuk volgens de componist voldoende draagkracht zou hebben. Daardoor komt er op geregelde tijdstippen een gloedvolle bries over de luisteraar heen, die Pappano evenzeer bereikt door de bassen zeer nadrukkelijk in de mix naar voren te plaatsen. Ook het kwartet solisten, waarin vrouwen Marina Rebeka en contra-alt Sara Mingardo waarlijk schitteren, heeft genoeg fond: tenor Francesco Meli en bas Alex Esposito zijn heus niet te beroerd om met een wat opgehitste opera-insteek hun partijen inniger te laten klinken. De enige mogelijke kritiek bij dit uitzonderlijke wapenfeit is er een over de opnamekwaliteit. De uiteindelijke dubbel-cd werd gedestilleerd uit drie verschillende live-concerten, met teveel bijgeluiden van krakend materiaal of van ademhalingen. Pappano’s fysiek komt op die manier echt tot bij de luisteraar, maar ze perkt de verstilling en ontroering die de ‘Petite Messe Solennelle’, eenmaal aan haar hartroerende slot gekomen, kan opwekken een klein beetje in.

Meer over Gioachino Rossini


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.