Met een opname van Mahlers negende symfonie besloten dirigent Valery Gergiev en het London Symphony Orchestra onlangs hun veelbesproken cyclus rondom de componist. Die integrale opname van de symfonieën werd soms verweten te gehaast te klinken en de muzikale diepgang teveel te vervlakken in functie van een donker effect. Critici zijn het nooit eens geworden over de waarde van Gergievs Mahler, waardoor de desbetreffende artikels geregeld besloten werden met de conclusie dat het om "degelijke opnames" ging, die echter niet tot de emotionele kern van de partituren kon doordringen. Wie deze negende symfonie hoort, moet echter vraagtekens plaatsen bij de kritiek van de internationale muziekpers, die misschien te vaak vanuit de Mahler-traditie naar hedendaagse uitvoeringen kijkt en daarom niet ontvankelijk is voor dirigenten die grote keuzes maken. In ieder geval moet men van deze opname zeggen dat ze op geen enkel moment halfslachtig is: elke passage heeft karakter en de muziek gaat altijd ergens naartoe. Dat Gergiev in het afsluitende 'Adagio', waarin Mahler de aanvaarding van zijn eigen dood lijkt weer te geven, niet opblaast, betekent kortom niet dat hij de benodigde intensiteit niet kan handhaven. Doorheen de hele symfonie laten orkest en dirigent immers na om de al te voor de hand liggende effecten, zoals de nabootsing van Mahlers hartafwijking in het eerste deel, breed uit te smeren: Gergiev kiest ook nu weer voor een strak tempo waarmee hij weigert te teren op het uitvergroten van kleinere cellen. Het feit dat Mahlers klankenrijkdom in ijltempo op de luisteraar afkomt, is overigens een verpletterende keuze die juist zorgt voor een nog grotere beklemming. De enorme kracht van het geluid dat het LSO ontwikkelt, draagt daar uiteraard toe bij. De zuivere, nadrukkelijk aanwezige kopers tegenover de zacht opgenomen strijkersklank (waarin celli en contrabassen opname-technisch niet werden vergeten) zorgt niet voor een onevenwicht in de klank, maar dient de algehele, donkere sfeer van het werk.

Het is genoegzaam bekend dat Mahler zijn negende symfonie schreef in een donkere periode, na de diagnose van de hem fataal geworden hartkwaal en, zo mag worden verondersteld, in de volle wetenschap van zijn eigen nakende dood. Het thema van de menselijke sterfelijkheid speelt dan ook een zeer belangrijke rol en de negende symfonie heeft dan ook iets van een "afscheid": niet in die zin dat alles peis en vree klinkt, maar wel dat Mahler voor het laatst de natuurelementen tegen elkaar afweegt in wat een bijtende strijd lijkt tussen twee tegengestelde polariteiten. Uiteindelijk bereikt Mahler in het eerste deel, het 'Andante', een acceptatie en een reharmonisering van beide polen, nadat een donkere dodenmars het nakende einde reeds heeft afgekondigd. Gergievs sinistere keuzes zijn in dit deel superieur: het contrast tussen het kamerensemble waarmee het deel eindigt en de verbeten strijd voordien, werkt ongelofelijk goed. Het tweede deel bestaat uit drie Ländler en het dansante voert terug naar Mahlers eerste symfonieën, met een spitante, quasi ludieke orkestratie. Ook hierin maakt Gergiev duidelijke keuzes: niet door middel van de blazers, maar via een brede strijkersklank. Het derde deel, 'Rondo-Burleske' (door Mahler ironisch opgedragen aan collega's die hem nooit zouden erkennen als meester), heeft een beetje te lijden onder de te logge strijkersklank, die in zijn totaliteit strijdbaarheid mist. Onder bijvoorbeeld Bernstein klinkt dit deel vinniger en meer weerbaar. Niettemin wordt dit gecompenseerd door een voor Gergiev ongewone zachtheid in het laatste deel. Het kreunen van de dirigent is een spijtig, opname-technisch nevenverschijnsel, maar de glijdende, vrije klank van het orkest zorgt van meet af aan voor een zwaarmoedige klank waar men in Mahlers negende natuurlijk niet omheen kan. De duidelijk aanwezige bassen zorgen hier alweer voor extra diepte, terwijl Gergiev het larmoyante hoogtepunt van de symfonie niet uitbuit, maar in zijn eigen integriteit laat zwelgen. Dat het uitstervende slot te weinig betekenis zou krijgen onder Gergiev, is een misvatting: het einde klinkt hier daadwerkelijk als een langzaam wegzinken.

Deze opname van Mahlers negende is kortom een zeer waardevol sluitstuk aan een in zijn geheel uitstekende Mahler-cylcus, die door lauwe kritieken nooit recht werd gedaan. Of Gergievs persoonlijke interpretatie daarom meteen referentie is, kan moeilijk gezegd worden. Wel is het zo dat mensen met ettelijke opnames in huis uit deze opname veel nieuwe schoonheid zullen kunnen puren.

Meer over Gustav Mahler


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.