Goede uitvoeringen van Mahlers symfonieën zijn niet echt moeilijk te vinden. Maar wanneer Jonathan Nott een nieuwe interpretatie uitbrengt, is het toch eventjes opletten. De Engelse dirigent staat namelijk aan het hoofd van de Bamberger Symphoniker, een van Duitslands meest gerenommeerde orkesten en de Mahler-uitvoeringen die hij met dit ensemble bracht, vielen op door hun zorg voor detail en door de klaarheid waarmee Notts intenties duidelijk gemaakt werden.

Zulke interpretatieve duidelijkheid is zeker welkom in Mahlers zevende symfonie want het is een enigmatisch, soms grotesk werk en bijgevolg niet Mahlers meest populaire symfonie. Twee grondig contrasterende delen - een bittere mars met kubistische trekjes en een triomfantelijke, grandioze finale - omsluiten drie nachtelijke tableaus: twee ‘Nachtmusiken’, de ene duister en mysterieus, de andere amoureus en lieflijk, en een spookachtig scherzo waar Mahler de aanwijzing ‘Schattenhaft’, ‘schaduwig’ boven schreef. Deze modernistische zevende symfonie werd bij zijn première in Praag, tijdens het diamanten jubileum van keizer Franz Joseph, slecht ontvangen en ook vandaag nog werpt het werk voor veel mensen meer vragen op dan het beantwoordt. Er zit nochtans heel wat inhoud in deze symfonie, van de contrasterende, net niet groteske atmosfeer tussen en binnen de delen onderling tot de geraffineerde orkestratie, die tot de meest verfijnde behoort die Mahler ooit schreef.

Notts kiest doortastend voor een eigen aanpak, die zich in de eerste plaats uit in een duidelijke tempokeuze. Het eerste deel bijvoorbeeld maakt een overzichtelijk onderscheid tussen het tempo van de introductie, dat langzaam en zwaar is, en het onrustige karakter van het erop volgende ‘allegro’ deel. Het merendeel van de uitvoeringen daarentegen laat beide secties meer geleidelijk in elkaar overvloeien en vrijelijk het tempo van dit eerste deel laten versnellen en vertragen. De eerste ‘Nachtmusik’ onderscheidt zich dan weer door een lijzige snelheid, wat een nachtelijk gevoel van rust en gelatenheid opwekt. De tweede ‘Nachtmusik’ bezit een langoureus, bijna sensueel gevoel, dankzij Notts relatief langzame aanpak en een interpretatie die deze muziek alle ruimte laat om te kunnen ademen. De hoekdelen zijn goed geproportioneerd, met een eerste deel dat vastberaden maar zeker niet overhaast naar het einde opbouwt en een finale waarbij de muzikanten van de Bamberger Symphoniker weliswaar krachtig beginnen maar steeds wat marge laten om in de slotmaten dat beetje extra te kunnen geven.

De Bamberger besteedt een grote aandacht aan de kleinere en vaak over het hoofd geziene kantjes van Mahlers orkestratie en dat zorgt ervoor dat deze uitvoering heel wat plaatsen bezit waarin een middenstem plots opvallend goed hoorbaar is of waar een enkel instrument met aandrang een nieuwe kleur aanbrengt. In het vierde deel brengt Mahler gitaar en mandoline aan, als in een echte serenade. Beide instrumenten blijven echter braafjes op de achtergrond, al ligt dit eerder aan Mahlers voorzichtige en weinig virtuoze gebruik ervan dan aan de balans binnen het orkest. Op een doorsnee opname van deze symfonie zijn beide instrumenten zelfs nog minder goed hoorbaar. Die laatste opmerking kan echter zeker geen afbreuk doen aan wat een schitterende en prachtig gespeelde kijk is op de haast expressionistische klankwereld van Mahlers zevende symfonie.

Meer over Gustav Mahler


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.