Iets minder dan een jaar geleden stond de Zweeds saxofonist Martin Küchen in het KC BELGIE met zijn Angles 9, een optreden dat nog naklinkt in de geesten van de aanwezigen en op de vers van de pers gerolde lp die drie kwartier uit dat optreden officieel verkrijgbaar maakt. Voor zijn terugkeer verscheen hij met het kwintet All Included op een affiche die ook het overwegend Belgische Bolhaerd presenteerde.

Dat er niet alleen in het buitenland vanalles beweegt in de geïmproviseerde muziek, dat moet de bezoekers van het KC BELGIE niet uitgelegd worden. Het kunstencentrum geeft al jaren aan de jonge en minder jonge lichting Belgische improvisatoren de kans zich te laten horen, voorafgaande aan of in combinatie met buitenlandse musici. Waar voorprogramma’s in de rockwereld al eens een noodzakelijk kwaad zijn, zowel voor diegenen die ze moeten spelen als het publiek dat ze moet aanhoren, is het resultaat in jazzmiddens vaak een volwaardige double bill. Niet zelden legt de openingsact de lat daarbij redelijk hoog voor de tweede groep op de affiche, wat ook nu het geval was met de passage van Bolhaerd.

Hoewel aangekondigd als kwartet, verscheen Bolhaerd met de komst van de uit Brazilië afkomstige, maar in Brussel wonende saxofonist Filipe Nader, in het KC BELGIE als kwintet. Helemaal out of the blue kwam de uitbreiding natuurlijk niet, want in Bolhaerd treft Nader zijn Ifa Y Xango maatjes Niels Van Heertum (eufonium), Viktor Perdieus (tenorsax) en Laurens Smet (bas). Deze uitbreiding maakt drummer Jakob Warmenbol helemaal de spreekwoordelijke vreemde eend. Al kan die dan wel weer voorleggen dat The Unrevealed Society waar hij deel van uitmaakt vorig jaar de wedstrijd Jong Jazztalent Gent won, een eer die een jaar eerder te beurt viel aan Ifa Y Xango. Iets met “de wereld” en “klein”, waarschijnlijk.

De komst van Nader is niet de enige muzikale verandering die zich de afgelopen jaren binnen de band voltrok. Ook compositorisch lijkt de groep een duidelijkere weg in geslagen. In vergelijking met de opnames van eind 2011, te horen op de Bandcamp-pagina van de groep, klonk Bolhaerd in Hasselt coherenter en meer doordacht, wat gelukkig nergens de spontaniteit van de muziek in het gevaar bracht.

Met ‘Turbo Turbo’ trapte de groep meteen het gaspedaal stevig in. Het thema knalde simultaan uit de drie blaasinstrumenten. Van een voorzichtige kennismaking was geen sprake, hoewel de groep in de geïmproviseerde tussenstukken er niet voor terugdeinsde om terug te plooien op zachte volumes en abstracte geluiden waaruit elke vorm van klassieke melodie of ritme geweerd werd.

Bolhaerd (foto: Arne De Crom)
Bolhaerd (foto: Arne De Crom)
Welke dynamische schakering er ook gebruikt werd, steeds bleef het evenwicht in de groep bewaard. Niemand wierp zich op als het echte zwaargewicht (hoewel Van Heertum de beste kaarten lijkt te hebben om die rol ooit op te nemen), waardoor er voor iedereen plaats bleef. Het opzoeken van duo- en trioformaties breidde het pallet aan nuances verder uit, waardoor niet alleen de groep als geheel, maar ook de karakters van de individuele muzikanten een plaats kregen. Toch bleef Bolhaerd in de eerste plaats een groepsgebeuren waarbij momenten van indrukwekkend samenspel te noteren waren. De manier waarop Perdieus en Nader het geleidelijk aan vertragende tempo van Warmenbol bleven volgen, maakte duidelijk dat Bolhaerd niet op goed geluk speelde. Al even knap was de mooie blend van Smets gestreken contrabas en Perdieus’ tenorsax, met enkele rijke harmonische momenten op de koop toe.

Bijna even opvallend als de samenhang, was het spelen met kleuren. Van Heertum beheerste het mooist van allemaal de balans tussen melodisch spel en abstracte windgeluiden. Dat hij dit op eufonium goed kan, is ondertussen geen geheim meer, maar dat hem dit echter ook lukte op trompet, zij het niet op hetzelfde niveau, was voor heel wat bezoekers een verrassing. Door zijn hand in en uit de eufoniumklankbeker te laten schuiven zorgde hij voor in- en uitfadende effecten, die echter steeds onderdeel bleven van het muzikale verloop. Hetzelfde gold voor de proppen papier in de altsax van Nader, het strijken van Smet of de cimbaaltjes die op de drums van Warmebol belandden: het bleven mooie en verfrissende accenten die nooit meer moesten worden dan dat. De muzikanten hadden namelijk een discours klaar dat ver voorbij de effecten ging.

Dit werd misschien nog het best duidelijk door de heel uiteenlopende invloeden die Bolhaerd liet horen. De Mingus-achtige extase van ‘Turbo Turbo’ kwam naast struinend 30s jazz en hedonische swing te staan. Een Henry Mancini-achtige thema met een knipoog naar de ‘Pink Panther’ moest de aandacht van het publiek delen met een polytonale en schelmachtig dissonante versie van ‘La Cucaracha’, koppige stootritmes van de hele band of klankwolken die van gedaante veranderden omdat een van de blazers moest ademen. Meer dan eens was het raden naar de grens tussen improvisatie en compositie, maar dat kwam alleen de speelse indruk van de muziek ten goede.

Dat de vijf zich kostelijk stonden te amuseren, daar kon niet naast gekeken worden en het publiek mocht delen in de muzikale fun, zeker toen de set naar haar eind liep met een funky en zelfs best dansbaar stuk. Dat het strakke drumritme van Warmenbol ritmisch haaks op de baslijn van Smet gespijkerd werd, maakte echter opnieuw duidelijk dat speels en amusant voor Bolhaerd geen goedkope lol moet zijn.

Zo frontaal als Bolhaerd bij aanvang van hun concert op het publiek ingereden was, zo gereserveerd kwamen de muzikanten van het Zweeds-Noorse kwintet All Included binnen. Op breed uitgesmeerde, statische samenklanken van trompettist Thomas Johansson en trombonist Mats Äleklint drapeerde altsaxofonist Martin Küchen de oosters krullende melodie van ‘The Indispensable Warlords’. In plaats van zich te buiten te gaan aan een verschroeiende energie, leek de muziek zich in zichzelf terug te trekken. Desalniettemin bleek deze contemplatieve passage de springplank naar een collectieve improvisatie waarna de melodie terugkeerde in trompet en altsax. Küchen en Johansson dachten er echter niet aan om die gewoon exact gelijk te spelen, maar sprongen ritmisch juist heel vrij met het materiaal om, waardoor ze als in een auditieve dans rond elkaar cirkelden.

Meteen was het visitekaartje van All Included afgeleverd: dynamische tegenstellingen, composities en arrangementen die net iets meer waren dan louter basismateriaal om op te improviseren en vooral een coherent bandgeluid.

All Included (foto: Arne De Crom)
All Included (foto: Arne De Crom)
All Included mag dan de band zijn van bassist Jon Rune Strøm en drummer Tollef Østvang, het was Martin Küchen die het grote woord voerde. Niet dat er veel van te verstaan was, want zijn aankondigingen liepen geregeld verloren in de schemerzone tussen het Engels en het Zweeds. Dat de saxofonist zijn teksten schijnbaar ter plekke stond te verzinnen, droeg ook al niet bij tot de duidelijkheid. Wat de muzikale kaarten betreft, daar lieten Küchen en zijn kompanen echter weinig twijfel over bestaan. Die lagen snel op tafel, hoewel de groep niet bepaald voor eenrichtingsverkeer koos.

De pendelbeweging van energieke swing naar metrische vrijheid die de band onophoudelijk aflegde, werd gestuurd door de potente ritmetandem van Østvang en Strøm die niet alleen de blazers echt konden dragen, maar ze ook van het nodige weerwerk voorzagen. Het bleek een gelukkige wisselwerking, want de twee moesten zich evenmin inhouden om eens serieus van leer te trekken. Küchen, Johansson en Äleklint hadden immers meer dan genoeg power in huis zonder dat ze er opzichtig mee te koop liepen.

Dat viel het best op in het vrije contrapunt dat de drie geregeld ontwikkelden. Wanneer ze daarbij voluit gingen, leek het publiek in een halve zoo terecht te komen, waarbij vooral Küchen al brullend, jankend en schetterend zijn kennis van dierengeluiden ophaalde. Evengoed deden ze het echter voorzichtiger aan, alsof ze samen een collage aan het leggen waren. Vooral Äleklint verstond de kunst om dan een stapje terug te zetten, waarbij hij net door zijn sobere aanpak het verschil kon maken met enkele goed geplaatste noten, een kleine glissando of een ander effect.

Wat All Included echter het meest onderscheidt van het gros van andere improvbands was de ontroering die bij momenten uit de muziek sprak. Hoe zacht of voorzichtig geïmproviseerde muziek af en toe ook kan zijn, echt “pakkend” is die doorgaans slechts in de steviger aangezette passages, waardoor het emotionele scala vaak beperkt blijft. Het ingetogen begin van ‘The Indispensable Warlords’ liet echter meteen horen dat het bij All Included ook anders kon én dat het openingsstuk geen toevalstreffer was. In ‘I’ve Been Lied To’ ging de groep zelfs nog een stapje verder, in die mate dat de uitgesproken melodische benadering de muziek ronduit melancholisch maakte.

Om de muzikanten daarom weg te zetten als een bende softies, dat bleek echter meer dan een brug te ver. Wanneer de tijd er rijp voor was schrokken de noorderlingen er niet voor terug om er stevig in te vliegen: vrij improviserend of, zoals in ‘Airstrike’ met een opgefokte bopmelodie. Die viel echter in verschillend geledingen uiteen en wilde maar niet in een afgelijnd metrum passen. Gezochte hoekigheid was er echter nooit bij, daarvoor klonk de muziek veel te spontaan.

Hoewel All Included gelijkaardige dynamische contrasten gebruikte als Bolhaerd, vielen die bij de tweede groep minder op. De organische groeiende en terugplooiende muziek zorgde voor een compacter geluid dat niet de referenties meedroeg die bij Bolhaerd te horen waren, maar wel constant in beweging was en bleef.  Voor wie deze muziek niet gewend was, moet het altijd hetzelfde geweest zijn, maar wie eenmaal mee op de trein zat, werd meegenomen op een gevaarlijk muzikaal parcours dat door de kwaliteiten van de muzikanten bedrieglijk comfortabel werd. 

Meer over All Included, Bolhaerd


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.