Drie dagen muzikale zonneschijn in hartje Brussel, op de prachtige site van Tour & Taxis met de absurdistische skyline van Brussel noord op de achtergrond: het overgangsweekend van juni naar juli was weer het tijdstip voor een nieuwe editie van Couleur Café.

Het was wel even wennen: een nieuwe terreinindeling met vijf in plaats van vier podia, (knappe) videprojecties op de majestatische hangers en de beroemde eetstandjes in die hangars en niet langer in openlucht. Wie de tijd nam om het allemaal wat te laten doordringen, vond echter het vertrouwde Couleur Café terug, met veel hiphop, reggae, soul, funk, pop, woestijnblues, Afro, dance, gratis propere toiletten en bij het minste zuchtje wind de klassieke zandstormpjes op het terrein.

Vrijdag

Couleur Café werd voor een eerste keer stevig opgeschrikt door het energieke optreden van Nas. In een stevige mash gooide de rapper uit New York old school hiphop naast stevige, broeierige funksoul. Vooral wanneer na een kwartier oude singles ‘Life’s a Bitch’, ‘Street Dreams’ (een remake van de bekende Eurythmics single, ‘Sweet Dreams’) en ‘If I Rule the World’ (helaas zonder de bevallige Lauryn Hill) opdoken, ging de overvol geladen Univers-tent in lichterlaaie. In oranje shirt met opschrift ‘Life Is Good’ - de titel van de laatste plaat en deze tour - kreeg Nas de menigte op zijn hand.

Een krachtige trompet garandeerde een stuk krachtige funk in het schitterende ‘I Can’ (“I know I can - be what I wanna be”), terwijl Eddy Cole (zoon van jazzlegende Nat King Cole) voor een pracht van een vocaal duet zorgde met zijn sterke falsetstem. Marvin Gaye wordt gecoverd en geëerd met ‘I Want You’ en er mocht zelfs een stukje klassieke muziek en ‘Carmina Burana’ bij om erna met mokerende hiphopbeats de zwaar bouncende menigte te verpletteren met Nas’ allereerst geschreven song, ‘Live at the Barbecue’: een stukje stevige, samen gescandeerde gangstarap à la Public Enemy.

Even later ving op de kleine Move, een gloednieuw (vijfde) podium op het monsterlijk uitgegroeid festival de getipte verrassing Opmoc aan. De zes jonge Brusselaars in rood maatpak beweren van zichzelf dat ze skunk maken, een mengelmoes tussen ska, hiphop, funk en punk. Maar hou het gerust op een  erg verrassende, vurige mix van hiphop en white funk waarbij zowel een strakke blazerssectie van tenorsax, altsax en trombone als de mooi samen gerapte partijen (enkel de drummer onthoudt zich van vocaal geweld) voor pure passie en overgave gingen. Wanneer toetsenist Martin tekende voor wat allicht één van de meest virtuoze, vingervlugge Hammondsolo’s uit de hele Couleur Café geschiedenis was, ging het gejuich terecht stevig de hoogte in. Wat een pittig, harmonieus funkfeestje!

Lee Perry
Lee Perry
Helaas was het halverwege de aangename show van deze nieuwkomers als tijd aan Sharon Jones om met haar negenkoppige The Dap Kings het podium te betreden. Wie passie en overgave op een podium wil zien, mag deze volumineuze zwarte dame niet laten passeren. Dankzij een portefeuille met vier volprezen langspelers bracht miss Jones, die met deze tournee het tienjarig bestaan van de band viert, de soul en r&b hoogdagen van de jaren ’50 en ’60 (de Stax en Motown-periode) terug tot leven. De warme baslijnen van de uiterst sexy Cochmea Gastelum en de voortdurend vibrerende stem vol emotie en overtuiging zorgden voor pure magie in het nostalgische ballroomkader dat de begeleidingsband creëerde.

Up- en downtempo songs volgden elkaar netjes op. Bij de eerste schudde Sharon Jones schroomloos met haar volle biceps - op stilettohakken balancerend - en bij de laatste zorgde ze voor magische intimiteit met een welgemeend traantje. ‘Money’ tekende voor pure glitterfunk en ‘What Have You Done for Me Lately’ voor groovy soul. De mooi oplopende basslicks en de permanente vocale uithalen van de frontdame zorgden in dit laatste voor één van de vele hoogtepunten in anderhalf uur swingend dansplezier.

Het was op de openingsdag echter vooral uitkijken naar de unieke, eenmalige verzoening op podium tussen de levende dublegende Lee “Scratch” Perry en zoon Omar Perry, inmiddels ook al meer dan tien jaar actief in het wereldwijde reggaenetwerk. Onder vakkundige technische begeleiding van de al even befaamde Adrian Sherwood (eigenaar van het On-U Sound label en grondlegger van de Londense dubsound) die de nodige echo’s, halo’s en samplespielereien toevoegde vanachter de mengtafel, zou het tweetal voor anderhalf uur vuurwerk zorgen.

Helaas bleek daar af en toe wat aan te haperen. Omar mocht de spits afbijten en deed dat wat aarzelend met zijn kenmerkende moderne ragga. Ondanks het erg strakke spel van de vierkoppige Homegrown Band, zat het geluid nog niet helemaal goed en aarzelde Sherwood wat. In de daaropvolgende rootssong kwam Omar Perry dan weer wat mak uit de hoek. Pas wanneer ‘Body Root Down’ voor een stevig skaritme ging en vervolgens Perry Jr. nogal voorspelbaar de woorden “out in the streets, they call it murder” inzette om Damian Marley’s ‘Welcome to Jamrock’ te coveren, ging de tent echt volledig mee.

Sharon Jones & The Dap Kings
Sharon Jones & The Dap Kings
Na vijf minuten werd van generatie gewisseld en mocht de knotsgekke Lee de show komen stelen. Dat begon opnieuw erg moeizaam, terwijl de menigte nu net goed op dreef was. In de rommelige opener ‘Funky Reggae Party’ sloeg de beatpoëet de bal vocaal volledig mis. Gelukkig werden ‘Secret Dancehall’ en vooral opvolger ‘Curly Locks’ wel keurig neergezet. Bij die laatste mocht Sherwood het strakke skaspel niet met echo’s verstoren van de hoogbejaarde rasta, maar dat werd meteen weer rechtgezet met het tussenliggende gebrabbel “legalize ganja, and we will be free, to party”.

‘In the Laah (Soul Fire)’ ging terug naar de jaren ’70 met een strak skaritme, maar maakte ook plaats voor instrumentale uitglijders en diepe echodubs. Dat was reden voor Omar om papa te komen vergezellen. Vanaf dan kreeg het publiek echt waar voor zijn geld met onversneden dubreggae van topkwaliteit. Het alom gekende ‘Chase the Devil’ ging mooi in vocaal duet maar vooral ‘Inspector Gadget’ bood bijna tien minuten diep hypnotiserende baslijnen, oeverloze galmwaters en afwisselend vocale uithalen waarbij Omar tot tweemaal toe het ritme liet versnellen met enkele stevige dancehall tussenstukken. Afsluiter ‘War Inna Babylon’ met een lang uitglijdend vraag-en-antwoordspel ‘Give Peace a Chance’ was dan ook een mooie kroon op de dag.

De eerste dag Couleur Café kreeg helaas ook te kampen met enkele minpuntjes. Zo sloegen de geluidstechnici er maar niet in om de hypnotiserende woestijnblues van Tinariwen in de Phoenix-tent ten volle te laten weerklinken. Na een half uur werd er nog aan de micro van de djembé gemorreld die de ene keer veel te luid, de andere keer nauwelijks hoorbaar was. Ook de gefakete emoties en met feestslingers omgorde minishort van tieneridool Jessie J, die bewees wel een krachtige stem te hebben, maar niet voldoende maturiteit. Haar uurtje had niet echt gehoeven.

Zaterdag

Vijf uur in de namiddag is niet het meest vanzelfsprekende moment om sfeer te creëren op een festivalterrein. Voor het Franse Caravan Palace bleek het echter een kwestie van seconden. Minder bekend in Vlaanderen, des te populairder bezuiden de taalgrens, slaagde de groep er in enkele duizenden toeschouwers te verzamelen in een overvolle Univers tent.

Met een mix jazz manouche, swing en moddervette electro liet de groep live horen wat het ook op cd doet: dansbaar en toegankelijk muziek maken die meer dan voldoende verfijning en details heeft om muzikaal te boeien. In tegenstelling tot op de recentste release ‘Panic’, koos de band op Couleur Café voor een meer electro-gerichte aanpak: pruttelend, zoemend, zoevend en onweerstaanbaar dansbaar. Toch bleef de set op en tot Caravan Palace, door de live inbreng van viool, klarinet, akoestische gitaar, vibrafoon, elektrische bas en de stem van zangeres en woordvoerster Sonia Frenandez Velasco. De verfijnde stemeffecten (die de muziek een heerlijk vintage karakter bezorgen) bleven wat achterwege, hoewel Valesco door de inbreng van de elektronica in ‘Clash’ wel mooi in een meerstemmig vocaal decor geplaatst werd.

Caravan Palace
Caravan Palace
De aangevoerde instrumenten waren ook geen excuus: solo’s voor vibrafoon, viool en klarinet en een vocale discussie tussen Velasco en Hugues Payen maakten het live-aspect tot meer dan een sausje.

Halverwege de set moesten de dansbare beats en de electro zelfs even het voorplan laten aan de vooroorlogse jazz voor ‘Rock It For Me’. De ambiance in de tent werd er niet minder om, ook niet toen de band met ‘Star Scat’ (inclusief de vervormde scatvocalen) even een versnelling terugschakelde. Integendeel: het publiek kon de afwisseling duidelijk smaken. Andere sterke downtempo nummers als ‘Queens’ of ’12 Juin 3049’ hadden dan ook niet misstaan in de setlist, maar de groep hield het bij die ene vertraging.

Dat voor het laatste deel van het optreden terug de kaart van de electro getrokken zou worden, was niet moeilijk te voorspellen. De reactie van de uit haar voegen barstende tent al evenmin. Had Velasco aan het grotendeels Franstalige publiek gevraagd om ‘De Blauwvoet’ te zingen, ze hadden het waarschijnlijk nog gedaan ook: het resultaat van een even ingenieuze als muzikale verleidingstactiek.

Bijna even verleidelijk klonk Sarah Carlier. In het kader van het Wanted! project, waarmee Couleur Café jonge Belgische muzikanten een podium wil geven, belandde deze Brusselse op de Move, het nieuwe en tevens kleinste van de vier podia die het festival rijk is. Met klassieke songs in de lijn van Tracy Chapman, was er op haar set weinig aan te merken. Nummers als ‘Backstage’ en ‘For Those Who Believe’ schoven gemoedelijk voorbij, maar lieten helaas te weinig muzikale persoonlijkheid horen om te beklijven, een minpunt dat ook opging voor haar degelijk, maar evenzeer voorzichtig spelende band.

Al even weinig verrassingen waren er te noteren bij Ruzzo & Roldan, mc’s Hiram "Ruzzo" Riverí Medina en Roldán González Rivero van het ter zielen gegane Orishas. Met hun tweetjes en in het gezelschap van een dj en een percussionist zochten de twee het niet te ver: Cubahop in opzwepende en zweterige gedaante, maar even goed bijna zoeterig. De trein rolde even gestaag als gemoedelijk langs nieuwe nummers, Orishas-klassiekers en een licht getunede en tekstueel bijgekleurde versie van Compay Segundo’s ‘Chan Chan’. Tot een dame uit het publiek er in slaagde op het podium te geraken en à la Cubano tegen Roldán González Rivero begon aan te schuren. De securitymedewerker die een poging deed in te grijpen werd door een gecharmeerde Rivero enkele minuten de wacht aangezegd.

Ongeschonden kwam Rivero duidelijk niet uit het avontuur, want hij miste de inzet van het volgende nummer, het eerste van enkele kleinere foutjes die de algemene sfeer van het optreden niet verstoorden, maar wel lieten horen dat zelfs doorwinterde podiumbeesten er in een nochtans routineuze setting er best hun kopje bijhouden.

Voor wie Caravan Palace eerder op de dag nog niet eclectisch genoeg was, stond enkele uren later, in dezelfde Univers, Chinese Man klaar: nog zo’n muzikaal verschijnsel dat in het noorden van België nog geen fractie voorstelt van wat het voor het zuiden betekent. Dat dit collectief uit Marseille reeds meermaals op Dour te gast was en vorig jaar Esperanzah! mocht afsluiten, was een teken aan de wand en met het veelzijdige album ‘Rising Sun’ in de bagage, kon het producerstrio van Zé Mateo, SLY en High Ku met een gerust geweten naar Brussel afzakken.

Voor de oversteek naar Couleur Café sleurde het drietal enkele gasten mee: drie mc’s, een trombonist en een vj. Dat daarbij ook mc’s Plex Rock en Lush One zaten, maakte opener ‘Get up’ tot een voorspelbare zet. Voor wie het muzikale universum van Chinese Man nog niet kende, was het meteen een degelijke kennismaking: hiphop gebaseerd op een folksong waarvan de melodie tot in de heliumregionen opgepitcht wordt, is net iets anders dan datgene dat in Vlaanderen doorgaans op de radio te horen is.

Chinese Man
Chinese Man
Met ‘Get Up’ was het publiek op de Chinese Man-sneltrein gezet die met een rotvaart langs allerlei muzikale stations zou scheren: nu eens om alleen te vertragen, dan weer om er even halt te houden. De Chinese melodie van ‘Miss Chang’, jungledrums, swingjazz, Afro, drum’n’bass en veel reggae en ragga werden gecombineerd met en geruild voor Grandmaster Flash & The Furious Five en cartoonmuziek. Tijd voor verveling was er niet. Daarvoor passeerde de breed geschakeerde reeks samples te snel, werd de muziek te goed uitgewerkt en zaten de onvermijdelijke meezingpassages te strak geïntegreerd in de muziek. Zo kon het optreden van Chinese Man ver boven de gemiddelde hiphopshow of de dj-set met obligate mc’s uitstijgen.

Tegen het einde van de set trok de band een andere voor de hand liggende kaart met ‘I’ve Got That Tune’, het nummer waarmee de bal voor Chinese Man echt aan het rollen ging toen Mercedes het nummer in 2006 als thema koos voor een reclamecampagne. De Betty Boop-achtige vocalen klinken anno 2012 nog steeds speels en fris, net als de triphopproductie waarin ze vrolijk ronddrijven.

Met nog enkele minuten op de teller nam de band afscheid van Couleur Café met een dubstepremix van ‘Miss Chang’: niet echt het meest originele idee, maar het mag gezegd dat de herwerking meer inhield dan gewoon de typische beats en basgeluiden onder de Chinese vocalen schuiven. Zo gaf Chinese Man gedurende 45 minuten het publiek wat het wilde, maar wel op de manier zoals de bandleden het zelf voor ogen hadden.

Als afsluiter op het nieuwe Move podium trok Mokoomba uit Zimbabwe beduidend minder bezoekers dan de publiekslievelingen in de Univers. Niet zo verwonderlijk voor wie moet opspelen tegen Sean Paul, The Subs en Bomba Estéreo die op hetzelfde moment probeerden zieltjes te winnen. De aanwezige festivalgangers schenen er niet om te malen, want de gewonnen dansruimte werd door het publiek gretig ingepalmd.

Met ‘Rising Tide’ heeft Mokoomba onlangs een nieuw album afgeleverd: een prima cd vol Afro-fusion, waarop de zeskoppige band versterking krijgt van een hele reeks muzikanten. Liet het album al horen wat de groep muzikaal in huis had, op Couleur Café werd pas echt duidelijk tot wat ze in staat waren. Als een Afrostoomwals rolden band en nummers over het publiek.

Mokoomba
Mokoomba
Dat de drumgrooves zelden de complexiteit van de echte Afrobeats lieten horen (een euvel dat doorgaans van goed bedoelde pogingen lauwe kost maakt), was bij Mokoomba geen probleem. Daarvoor stond de band muzikaal veel te sterk op haar benen en werd die muzikaliteit te indrukwekkend geëtaleerd. Veel tijd werd er aan bindteksten niet besteed, des te meer aan de muziek: vrolijk twinkelend, funky, met latin vibes, kolkend, bluesy of met een Paul Simon-achtige aaibaarheid doorspekt met latin en ragga. Het lag Mokoomba allemaal even goed en het werd allemaal even scherp gespeeld: een strakke ritmesectie met dito blazers, goed gemikte keyboards, haarjuist uitgevoerde backings en leadzanger Mathias Muzaza die op verbluffende wijze de verschillende gedaantes die hij op ‘Rising Tide’ laat horen, op het podium bracht. Waar hij kon verleiden met een gave lyriek, transformeerde zijn stem in een oogwenk naar ruw en grofkorrelig timbre waarmee hij stevig op het publiek inhakte.

Dat hij vaak de grenzen van zijn vocale mogelijkheden opzocht, gaf zijn performance een extra kracht en intensiteit. Al liep het op het einde van ‘Masangango’ even mis toen zijn stem oversloeg, als ceremoniemeester van een ijzersterk optreden was hij ongenaakbaar en hij leidde Mokoomba door een set die als een van de hoogtepunten van Couleur Café kan gelden. Zeker voor diegenen die niet vertrouwd waren met het repertoire van ‘Rising Tide’, maar evenzeer voor zij die het album wel al achter de kiezen hadden. Heel wat nummers, zoals het complex ‘Mvula’ werden live in XL versie gebracht. Niet door het inlassen van ellenlange solo’s, maar door het toevoegen van extra breaks en uitgediepte passages, een bijkomend bewijs van de muzikale ambities en kwaliteiten van Mokoomba.

Zondag

Ok, de Phoenix is niet de grootste tent op Couleur Café, maar ze vullen vraagt toch meer dan enkele honderden bezoekers. Geraakte de heel overtuigend en gevarieerd spelende Duitse reggaeartiest Sebastain Sturm met zijn aanhang niet verder dan de helft van de tent, het Belgische The Peas Project wist die tot achter toe te vullen. In 2006 stonden ze als als Wanted!-artiest al een keertje op Tour & Taxis, maar dit jaar deden ze het op eigen kracht en met de hulp van hun nieuw album ‘Power & Romance’. Liet de groep zes jaar geleden nog een stroeve indruk na, dit jaar lieten de muzikanten horen stevig gegroeid te zijn. Met elf op het podium (in gitzwarte pakken én met fluo hesjes, veiligheid boven alles) en retenstrak joegen ze het publiek een uur lang op met een constant veranderende, stomende mengeling van funk en electro, aangelengd met vleugjes disco, latin en dies meer. Tijd om op adem te komen was er amper en bij momenten leek de show wel een uitputtingsslag tussen diegenen op en de anderen voor het podium.

The Peas Project
The Peas Project
Vanzelfsprekend was de stoomwals echter niet. Hoe knap sommige tracks op ‘Power & Romance’ ook ineen mogen zitten, het algemene geluid van de plaat doet bij momenten kunstmatig aan, waardoor de ritmische inventiviteit en complexiteit al eens geforceerd en arty klinkt.

Die intrinsieke muzikale insteek bleef op het podium grotendeels intact, maar door het bijpompen van de nodige energie en het verder uitwerken van de arrangementen kregen de nummers volume en gingen ze een ander leven leiden. Plots begonnen de hoempablazers in het refrein van ‘Naked Truth’ naar pittig gekruide Balkan te ruiken. De intro van ‘The Romantic’ werd omgegooid in het voordeel van - opnieuw - de blazerssectie (vier muzikanten sterk) en met de jungleachtige drums en percussie (akoestisch en elektronisch) werd ook deze song gevoelig opgewaardeerd.

De nummers waar minder aan gesleuteld werd, kwamen eveneens beter uit de verf: het jumpy ‘The Dome’ met de hectische ragga-breakbeat of de knaller ‘Party Crasher’ (waarvan de intro uitgesteld werd om halverwege op te duiken als break). Dat de live gespeelde mars van Darth Vader, die in langere en verknipte gedaante de titeltrack van de plaat draagt, het bij een publiek goed zou doen, was niet moeilijk te raden. Wat een leuke apotheose had kunnen zijn, werd naar het eerste kwart van de set verschoven, gelukkig zonder dat het optreden daarna nog terugzakte. Zelfs niet in het afsluitende ‘The Risk’, toch een van de tragere nummers uit het nieuwe repertoire van de band. De overduidelijke knipogen naar de dubstepsound maakten de zet echter al heel wat minder riskant en toen de band naar het einde een zinderende wall of sound optrok zonder uit de groove te stappen werd de minder voor de hand liggen afsluiter een denderend orgelpunt, een point final met drie vette uitroepingstekens.

De tijd dat raï met een wereldster als Khaled hot was bij een breed publiek ligt al weer jaren in het verleden. De heren van Les Boukakes komen dan ook rijkelijk laat om te kunnen surfen of de golven van de hype. Dat belette hen niet om twee weken geleden met een nieuw album ‘Punky Halal’ op de proppen te komen: een aanstekelijke cd vol raïrock met veel ruimte voor traditionele instrumenten en vooral knap uitgewerkte arrangementen.

Helaas maakte de band de omgekeerde beweging van het Peas Project: het vijftal uit Montpellier slaagde er niet in over de ganse lijn de kwaliteit van de plaat ook op het podium te krijgen. Vooral de nummers die integraal draaiden op het rockinstrumentarium, samples en beats misten de nuances in het arrangement en klonken erg repetitief. ‘Seknet Babor’, nochtans op ‘Punky Hallal’ een nummer dat niet door de mand valt, werd op Couleur Café in een reggaejasje gestoken dat te eenduidig en monotoon was om echt te passen.

Muzikaal interessanter waren de momenten waarbij de traditionele instrumenten hun intrede deden. De mandolineachtige mandola en de primitief ogende gumbri gaven het geluid van de groep niet alleen meer kleur, ze verplichtten de bandleden ook om vanuit een lagere dynamische stand te vertrekken, waardoor er meer ruimte ontstond voor opbouw en evolutie. In ‘Nari Ya’ werd een surfgitaar op de gumbririff geplaatst en in ‘Punky Hallal’ was de mandolapartij het vertrekpunt voor een rockende song waarbij de haast beukende beats niet misstonden. Het reggaenummer ‘Kiff’ werd dan weer gezegd met een dubby interludium waardoor de song verder werd uitgediept, letterlijk en figuurlijk.

In de categorie vaders en zonen heeft Couleur Café een reputatie hoog te houden. Geen mannelijke erfgenaam van Bob Marley of Fela Kuti of hij heeft al op het festival gestaan. Wie nooit op het festival stond, is Phil Cohran, een Chicago-trompettist uit de Chicagoscene: in het verleden actief bij onder andere Sun Ra en bij de oprichting van de AACM. Met de komst van het Hypnotic Brass Ensemble haalt Couleur Café op een uur alle schade in. Niet dat Cohran senior alsnog op het podium komt, maar de acht koperblazende juniors wel.

Aangevuld met een drummer bowegen ze zich in het segment van de hiphopbrassbands waar groepen als Youngblood Brass Band en de Rebirth Brass Band de lakens uitdelen. De kwaliteit van deze bands konden de broers in Brussel niet leveren. Daarvoor was de ritmische drive van de nochtans aardig spelende drummer te eenduidig (in tegenstelling tot de driekoppige percussiesectie bij Youngblood) en de left side-right side hiphoproutines te doorzichtig en te onbenullig. De teksten van de songs bleven doorgaans beperkt tot enkele simpele, sloganeske zinnen en het machismo van de ontblote bovenlijven gaf eerder aanleiding tot glimlachen dan tot opwinding.

Hypnotic Brass Ensemble
Hypnotic Brass Ensemble
Dan klonk de band in instrumentale gedaante sterker. Complex of inventief werd het in het eerste deel van de set niet, maar geharmoniseerde melodieën in de trompetten lieten wel horen dat er aandacht besteed was aan de arrangementen. Jammer dat de articulatie bij de vierkoppige trompetsectie (net iets te veel?) wat slapjes klonk. De scherpte die wel in de lagere regionen van trombones en sousafoon te horen was, bleef hier afwezig, waardoor het hogere register soms wat wollig en wolkachtig klonk.

Bleef de uitwerking van nummers als ‘Balicky Bon’ wat hangen bij een riff of akkoordenreeks, gaandeweg liet de band horen meer in huis te hebben. Songs als ‘Kryptonite’ en ‘War’ hadden meer geledingen en het geluid was gelaagder, waardoor de muziek aan dimensies won en boven het amusante pretniveau uitsteeg. Jammer dat het concert, dat goed op dreef gekomen was gekomen, afgesloten werd met een uitgemolken ‘Party Started’  waarin de minder geïnspireerde hiphoperupties bovendien weer roet in het eten kwamen gooien. Jammer, want het geraakte net goed opgewarmd.

Afsluiten doet Couleur Café traditiegetrouw op verschillende podia tegelijkertijd. Daarbij kon Stephen Marley (inderdaad, zoon van) op het Titan-podium veruit op de grootste aanhang rekenen. Op de Move draaide DJ Gaetano Fabri het publiek de nacht in en het spektakel in de Univers-tent was al wat eerder gestopt met het verjaardagsfeestje van 25 jaar Public Enemy. In de Phoenix-tent viel de eer te beurt aan General Elektriks.

Een vrolijke boel was het wel, deze Franse bende. Aanvoerder Herve Salters had met zijn wit hemd en stropdas kunnen doorgaan voor een eerstejaarsstudent die examen kwam afleggen. Geflankeerd door een percussionist, een gitarist in kostuum, een drummer met getrimde hanenkam en bassist met grote bos krullend haar en een outfit die niet zou misstaan in Red & Blue, knalden ze de ene na de andere aanstekelijke en funky elektrorocksong de tent in: sexy en aaibaar tegelijkertijd.

Vooral Salters sprong in het oog. Letterlijk dan, want beweeglijk als een Duracelkonijn zat hij duidelijk niet verlegen om een geattesteerde diagnose ADHD. Ook muzikaal vormde de hyperkineet het centrum van de groep. Hij stuurde de muziek aan met een batterij keyboards die de groep voorzagen van een breed klankpallet. Verrijkt met live vibrafoon werden de eenvoudige, maar catchy nummers kleurrijk en in een stevig tempo gebracht. General Elektriks was zeker niet de bekendste artiest die de deuren van Couleur Café 2012 mee dichtgooide, maar wie zijn publiek om een uur ’s nachts goedgemutst naar huis kan sturen, kan op twee oren slapen: opdracht volbracht.

Tekst: Johan Giglot, Koen Van Meel

Festivalfoto: Sergina Laloux

Meer over Couleur Café 2012


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.