Wie op Couleur Café van alles iets wil meepikken, moet keuzes maken. Net zoals op festivals als pakweg Dour en Pukkelpop, maar exact tegelijkertijd geprogrammeerde groepen maken het toch onmogelijk om alles volledig mee te maken. Daarom enkele snapshots die genomen werden met een extra lange sluitertijd. Pakweg die van een volledig optreden.
Het Franse Hocus Pocus wordt dit jaar 15 en was in het verleden in België reeds te horen op festivals als Dour en Esperanzah! en in de Botanique. Dat het anderhalf decennium geduurd heeft voor deze shot positieve soul- en funkhop op Couleur Café belandde, is op z’n zachtst gezegd vreemd te noemen. Er zijn immers weinig Franstalige rapacts die qua ingesteldheid zo thuishoren op Tours & Taxis als dit ondertussen negenkoppige gezelschap onder aanvoering van rapper 20syl.
Zo speelde de band een heel eigen spel met de aloude hiphopcliché’s, waarbij het samengaan van entertainment en een perfecte muzikale flow indruk maakte. Dat dit geen blinde virtuositeit vraagt, maakte de voltallige band duidelijk toen 20syl even alleen op het podium achterbleef en een elementair beatboxgroove vastlegde in de loopstation. Een voor een of in kleine groepjes kwamen de andere muzikanten uit de coulissen tevoorschijn om hun bijdrage er bovenop te gooien, waarmee heel organisch de basistrack voor de volgende song ontstond.
In het afsluitende ‘Beautiful Losers’ deed de rapper een stapje opzij om de aandacht te laten aan de psychedelische gitaar van Matthieu Lelièvre, die de rest van set al persoonlijk gekleurd had met zijn knappe soulstem. Tussen al het plezier door bleef de muziek overeind met een strak spelende band en dj-scratches die integraal deel uitmaakten van de songs en dus niet als een trucje opgevoerd werden. Hocus Pocus maakte op minder dan een uur duidelijk dat een artiest niet moet kiezen tussen toegankelijkheid of integriteit, show of muziek: een voorbeeld voor menige, bekendere en vetbetaalde collega.
Van die bekendere collega’s waren er op de openingsdag twee neergestreken in Brussel: Method Man en Redman. Hun gezamenlijk optreden op vrijdag was niet de enige speciale ontmoeting die Couleur Café dit jaar in petto had. Op zondag waren er zelfs twee, waarvan Band of Gypsies 2, een treffen van de Roemeense band Taraf de Haïdouks en de Macedonische brassband Koçani Orkestar het eerste was. Net als de twee mc’s troffen de twee zigeunerorkestorkesten elkaar niet voor het eerst. Vorig jaar was deze zigeunersupergroep al te horen in de AB en eerder dit jaar verscheen een album van het project.
De grote slachtoffers van deze plaatsing waren vreemd genoeg de koperblazers. Waar de violen mooi uit kwamen, bleven solo’s en ensemblepassages van trompetten en tuba’s steken. Een euvel dat, gelet op bezorgde gezichten van de muzikanten, ook op het podium sporen naliet. Een bijkomend probleem vormde de kwaliteit van het geluid op zich. Geregeld dook er een sneer feedback op en de opgepompte versterking zorgde voor een artificiële sound. De techniek, noodzakelijk omwille van de dimensies van het optreden, trok zo een muur op tussen luisteraars en muzikanten, een fenomeen dat in de context van volksmuziek – waar het contact tussen luisteraar en uitvoerder net heel natuurlijk zou moeten zijn – extra storend werkte.
De cd van Band of Gypsies 2 verscheen bij het Brusselse label Crammed dat ook al jaren de vaste thuishaven is van de Congotronics-releases. Deze Congolese muziek waarbij gebruik gemaakt wordt van ambachtelijke en primitieve elektronica is geen nieuwigheid voor vaste bezoekers van Couleur Café. De bekendste Congotronics-band Konono No. 1 was er reeds te horen in 2005 en 2008 en de Kasai Allstars traden er op in 2009. Beide bands zijn in de loop der jaren een kleine rage geworden binnen de wereld van de indierock en –elektronica. Een samenwerking tussen Congolese muzikanten en hun Westerse fans hing dus al enige tijd in de lucht, maar het landen vroeg heel wat planning en geduld.
Het resultaat Congotronics vs Rockers werd enkele weken geleden voorgesteld bij het begin van Les Nuits Botanique en op Couleur Café gaf de eclectische groep de aftrap voor haar internationale en –continentale zomertournee. Voor dit project spelen muzikanten van Konono No. 1 en de Kasai Allstars samen met de Argentijnse Juana Molina, het Zweedse duo Wildbirds & Peacedrums, Skeletons-gitarist Matthew Mehlan, de Amerikaanse groep Deerhoof en het Belgische trio Hoquets, samen goed voor bijna twintig muzikanten.
Hoquets nam de hele groep op sleeptouw om stevig te gaan rocken, maar de sterkste momenten vielen toch te noteren bij de songs met de open Afrikaanse structuren, zoals Konono No. 1’s “hit” ‘Kule Kule’ (of welke nieuwe naam de band er tegenwoordig al weer aan gegeven heeft). Ook het repertoire van de Kasai Allstars, met het vrij bewegende parlandoritme in de leadstem bleek geschikt materiaal om en masse loos te gaan. Waar de Westerse nummers soms dicht bij het origineel bleven en de Afrikaanse inbreng niet meer dan wat percussieornamenten betrof, mocht de groove in de Congolese stukken genadeloos doordenderen: bij momenten oorverdovend, maar nooit gebetonneerd: de ritmiek bleef veren en daardoor soepel ronddraaien. Hier en daar rammelde het einde even, maar doorgaans konden de muzikanten hun exploten mooi neerleggen, wat het project als geheel een geloofwaardig en integer cachet gaf.
Tussen al het treffen van uiteenlopende culturen, had het festival ook de laatste dag nog oog en oor voor jonge Belgische groepen die via de wedstrijd Wanted! op een van de Couleur Café-podia belandden. Een van de gelukkige groepen was de Wild Boar & Bull Brass Band (WB&BBB) uit Sint-Gillis. Met vier blazers en een rapper in de frontlinie staat het septet (achterin schragen bas en drums de onderbouw) in de muzikale lijn van Amerikaanse groepen als de Youngblood Brass Band of Rebirth Brass Band. Meer dan bij deze groepen legde de WB&BB echter de nadruk op het rapdeel van de hiphopcultuur. De inbreng van de blazers was beduidend minder en de arrangementen minder uitgewerkt. De harmonische stoten en riffs werden exact uitgevoerd, maar het polyfone waarbij de blazers als groep of individueel een eigen stem ontwikkelen, was er niet bij. Voor een brassbandknaller als ‘Brooklyn’ moet men voorlopig nog niet bij de WB&BBB zijn.
Aan de inzet van de groepsleden zal het echter niet gelegen hebben. Naast de gedisciplineerde blazers liet rapper Herbert Celis horen zich verbaal goed uit de slag te kunnen trekken, ook als het tempo stevig de hoogte in gejaagd werd. Alleen jammer van de Engelse bindteksten die in combinatie met de Nederlands- en Franstalige interventies wat homie-achtig aandeden. Drummer David Arens had de ondankbare taak om in zijn eentje het hele percussiedeel voor zijn rekening te nemen. Met hier en daar een uitstapje richting drum’n’bass wist hij zijn deel van de groove strak en levend te houden, al was de minutenlange drumsolo naar het einde geen meerwaarde voor de set.
Met het bieden van een podium aan dit soort groepen die, ondanks het van rockrally’s vergeven Belgische poplandschap, vaak in de marge blijft opereren, heeft Couleur Café duidelijk een eigen agenda wat jong talent betreft. Het is een van die dingen die het festival een eigen plaats bezorgt in de voor de rest al overvolle zomerkalender.