Bij een nieuw plaatje van altsaxofonist Darius Jones houden critici en recensenten de loftrompet reeds in de aanslag. Zeker wanneer het de opvolger betreft van de albums ‘Man’ish Boy (A Raw & Beautiful Thing)’ en ‘Big Gurl (Smell My Dream)’: twee fantastische trioplaten die de eerste delen vormen van een muzikale trilogie. Met ‘Book of Mae’bul (Another Kind of Sunrise)’ is dat drieluik nu compleet.

De manier waarop Jones enkele jaren geleden debuteerde was ronduit indrukwekkend. Zijn eerste plaat ‘Man’ish Boy’ kwam als een donderslag bij heldere hemel en opvolger ‘Big Gurl’ was minstens van datzelfde intense niveau. Ook enkele zijprojecten, zoals een duo met Matthew Shipp en het terreurkwartet Little Women, konden op uistekende kritieken rekenen. Voor velen is de altsaxofonist ondertussen dan ook een fenomeen en niet bepaald onterecht. Dat kan men althans besluiten uit deze kwartetplaat met Matt Mitchell (piano), Trevor Dunn (contrabas) en Ches Smith (drums), die niet alleen zijn talent bevestigt maar tevens een nieuw facet van zijn muzikale creativiteit blootlegt.

Het belangrijk verschil met de vorige twee platen is natuurlijk de uitbreiding van trio naar kwartet, wat Jones meer opties oplevert in de uitwerking van zijn composities. In ‘My Baby’ kan hij zo het pianotrio even zijn gang laten gaan zonder zich te moeien en opvallend genoeg zijn het net deze passages die de plaat laten ademen. In plaats van te scheuren, schreeuwen en overblazen laat Jones deze keer namelijk vooral zijn klagerige en opdringerige klank horen, waardoor ‘The Book of Mae’bul’ zwaarder op de maag kan liggen dan zijn twee voorgangers.

Was er op ‘Big Gurl’ sprake van tedere en zelfs stroperige momenten, dan is deze plaat één en al pathos. Jones schuwt de zoete en sentimentele lijnen niet. ‘Be Patient With Me’, ‘The Flagley Blues’ en ‘The Enjoli Moon’ zijn maar enkele van de tracks die passages en intermezzi kennen waar zelfs de meest afgelikte soulsaxofonist spontaan van gaat zwijmelen. Hoe fout het ook overkomt in zulke bewoordingen, Jones slaagt er in om het allemaal fantastisch te laten klinken. De ballads zijn ontroerend, intens en nooit flauw, wat niet alleen zijn verdienste is maar die van de hele band. Dunn (die men toch vooral in broeierige en iets hardere muzikale omgevingen neigt te situeren) heeft zelden zo “mooi” jazz gespeeld en ook Mitchell is met zijn dansende riedels in ‘Winkie’ een streling voor het oor.

De ritmische spanning houdt het allemaal fris en levendig. Smith houdt het hele gebeuren samen, meestal met heel onconventionele en diverse, korte patronen waarin toch de nodige vrijheid vervat zit. Extreme shuffles en losse aanduidingen zorgen steevast voor een groove, maar die is in sommige tracks heel impliciet, wat minder het geval was op de vorige platen.

Opvallend is ook dat het album enkel in het begin uptempo tracks kent, terwijl de rest van de plaat bestaat uit trage stukken of schuifelende rubato-composities. Een daarvan is afsluiter ‘Roosevelt’, niet toevallig het stuk waarmee het voor Jones op zijn plaat uit 2009 allemaal begon. Het is een symbolische afsluiter die de cirkel van deze indrukwekkende trilogie rond maakt.

Meer over Darius Jones Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.