Met de Franse klassieke muziek zullen vooral impressionisten als Debussy of eigenzinnige genieën als Ravel geassocieerd worden. César Franck, Gabriel Fauré of Ernest Chausson genieten weliswaar ook een grote bekendheid, maar ze staan muziekhistorisch zeker in de schaduw van wat Ravel en Debussy betekent hebben voor de zogeheten “Franse muziektaal”. Juist daarom is het goed dat deFilharmonie (ook wel de Royal Flemish Philharmonic genoemd, niet te verwarren overigens met het minder kwalitatief hoogstaande Brussels Philharmonic) Chaussons orkestwerken onder handen heeft genomen. Dirigent Michael Schønwandt leidt het orkest daarin met volle overgave en dat levert een ware ontdekkingstocht op doorheen het te weinig gekende oeuvre van de Franse componist.
Een kennismaking met de opera’s van Richard Wagner zou de levensloop van Ernest Chausson grondig wijzigen. De grote, dramatische emoties van de Duitse componist wilde Chausson graag meenemen naar zijn eigen muzikale wereld, en zo ontstond bijvoorbeeld de sublieme ‘Symphonie in B opus 20’. Het briljante en verpletterende thema uit het eerste deel (‘Lent – Allegro vivo’) staat inderdaad niet zo ver af van de muziek van Wagner. Het tweede deel (‘Très lent’) is dan weer iets Franser in zijn opzet, met een openingslijn die vooruit wijst naar Samuel Barbers ‘Adagio for Strings’. Het contrast met de brede lyriek van het eerste deel kan moeilijk groter zijn, eenmaal Chausson zoete soli in de houtblazerpartijen legt. Dat heeft Chausson dan weer gehoord bij Beethoven, een van Chaussons grootste muzikale voorbeelden na Wagner.
Het spelen met contrasten, het verwerken van de traditie, de grote emoties, het literaire programma van vele van zijn composities (onder andere op verhalen en gedichten van Toergenjev of Maeterlinck)…het zijn allemaal elementen die wijzen naar de romantische muziek zoals die eind 19e eeuw klonk. Typisch Frans is dat Chausson tegelijk zocht naar een introspectief kader om de muziek te kaderen, waarmee hij vooruitblikt naar de “sferen” van de echte impressionisten.
Chausson zou men dus als een scharnierfiguur kunnen zien, hoewel dat niet zozeer uit deze orkestwerken spreekt. Hierop hoort men vooral het verfijnde, Franse equivalent van Richard Wagner, met de architecturale omkleding van Chaussons leermeester César Franck (wat Debussy later als een minpunt zou zien in Chausson artistieke ontwikkeling). Het stramien van de grote symfonische beweging vindt men eigenlijk op de ganse cd terug. Wie César Francks briljante grote symfonie kent, moet zeker die van Chausson eens proberen, die even lyrisch en grootschalig uit de boxen knalt. Het ‘Soir de fête opus 32’ klinkt meer programmatisch dan de symfonie (typisch voor het concept symfonisch gedicht overigens) en is een wervelende trip van om en bij het kwartier.
Eindigen doet deFilharmonie echter met het ‘Poème de l’amour et de la mer opus 19’, met mezzo-soprane Brigitte Balleys. Zij zong aan de zijde van enkele grote dirigenten en hier wordt duidelijk waarom. Haar stem heeft een ongeziene dramatische en expressieve kracht, zodanig zelfs dat zelfs diegenen die de tekst niet meevolgen, toch begrijpen waarover ze het heeft. De anders zo gezwollen deFilharmonie weet hier perfect te doseren en laat Bailleys alle ruimte die zo nodig heeft om vrij te ademen.
Minder aangenaam is dat deze cd komt in een nogal fletse uitgave, waar de teksten van ‘Poème de l’amour et de la mer’ niet eens in werden opgenomen. De begeleidende nota's van Tom Janssens zijn echter bijzonder interessant en dat maakt veel goed. De goede geluidsopname, de kracht van orkest en solist, de stuwende visie van de dirigent en de prachtige muziek maakt deze cd echter meer dan de moeite waard. Een buitengewone ontdekking voor wie het oeuvre van Ernest Chausson nog niet zo goed kent!