Het getuigt van een mooi staaltje programmeren dat in de Bijloke op 11/11/11, een dag van vrede geaccentueerd door de symmetrische datum, het ‘War Requiem’ van Benjamin Britten kon klinken. Dit monumentale werk predikt een doorgedreven pacifisme en hanteert hiervoor een lumineuze vorm die Latijn met Engels verweeft.

De muziek is vormtechnisch inderdaad het interessantst, waarbij over de kwaliteit van de partituur als geheel sinds de première in de jaren 60 een unanimiteit bestaat in de zin dat het geen echt meesterwerk betreft. Toch is een goede vertolking een eerste stap in het genieten van de extra-muzikale facetten van het werk. Net in dit primordiaal principe schoten de Filharmonie en Martyn Brabbins iets te kort.

Martyn Brabbins (foto: Sasha Gusov)
Martyn Brabbins (foto: Sasha Gusov)
Een uitvoering van Brittens 'War requiem' is minder voor de muziek op zich, maar vooral om de geheelervaring altijd een bijzondere gebeurtenis. Niet alleen kan een publiek zich de ogen uitkijken over de monsterbezetting van drie solisten, groot koor, jongenskoor, orgel, groot orkest en kamerorkest, ook is de hele opzet van het werk steeds opnieuw prikkelend voer voor speculatie en reflectie. De aanvulling die Britten op de traditionele Latijnse requiemtekst geeft, via de poëzie van "war poet" Wilfred Owen, is nog altijd een geniale vondst die de pacifistische idee na twee Wereldoorlogen perfect veruitwendigt. Deze commentaren worden door een tenor en bariton solist vertolkt, begeleid door een kamerorkest. Dit klein ensemble, een intieme en door Britten graag gebruikte vorm, representeert de persoonlijke stem van de componist. Hiertegenover staat het klassiek gemeenschapsvormende requiemgegeven, dat dan ook exemplarisch wordt gezongen door groot koor en sopraan en begeleid wordt door voltallig symfonisch orkest. Het spel van complementariteit dan wel ironisering tussen beide groepen wordt best ook ruimtelijk uitgespeeld. Hiervoor is uiteraard een grote concertzaal nodig. In de Bijloke was dit principe helaas moeilijk te realiseren. Het kinderkoor en orgel moesten overigens op het balkon plaatsnemen, achteraan de zaal. De grote apotheose van het stuk, waarin alle groepen secuur moeten samenkomen, viel bijgevolg voor een deel in elkaar.

De Filharmonie werd in deze productie bijgestaan door een uitmuntend koor (dat van het City of Birmingham Symphony Orchestra) en het jongenskoor van de Vlaamse Opera. Enkel het Brits koor kon echt overtuigen. Ze gaven blijk van een grote kennis en natuurlijkheid in dit repertoire. Hetzelfde geldt voor de vertolking van de tenor Alan Oke, die het nodige lyricisme koppelde aan de scherpte en hardheid van de teksten van Owen. In schril contrast stond de bas Florian Boesch, die met een wollige klank en onduidelijke tekstuitspraak bijdroeg aan de algehele laksheid in het orkest. Ook al is dirigent Martyn Brabbins een kenner van het Brits repertoire, hij kon zijn muzikanten toch niet in de juiste sfeer brengen of hen ertoe enthousiasmeren zich met meer bezieling op de partituur te concentreren. Het spitante orkestspel dat alle opnames van Britten zelf karakteriseert en waarnaar hij zo streefde tijdens een repetitieproces, waren in de Bijloke afwezig. Een gebrek aan ritmische nauwkeurigheid, het te weinig uitlichten van effecten en de slordigheid in het samenspel algemeen maakten dat het monumentale werk zich log en krampachtig voortsleepte. Het zo herkenbare idioom van Britten verwerd zo tot een lastig te beluisteren karikatuur, waarin elk gevoel van spontaniteit ontbrak.

Ook al is de partituur inherent niet de meest zaligmakende, toch is een boeiende uitvoering ervan een conditio sine qua non om de andere kwaliteiten van het werk ten volle te appreciëren. Aangezien deze voorwaarde op de avond van Wapenstilstand in de Bijloke niet voldaan was, kon van een grote emotionele impact door de betekenislagen van het werk op deze bijzondere dag geen sprake zijn.

Meer over deFilharmonie, CBSO Chorus, Martyn Brabbins


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.