Op dit zevende volume van de integrale Bach opname van La Petite Bande staan drie cantates uit Bachs tweede jaargang: het zijn BWV 20 'O Ewigkeit, du Donnerwort', BWV 2 'Ach Gott, vom Himmel sieh darein' en BWV 10 'Meine Seele erhebt den Herrn'. Er zijn verschillende zaken die deze opname en de hele reeks hun karakteristieke atmosfeer verlenen: de solistisch uitgevoerde koorpassages bijvoorbeeld, met elke koorstem enkelvoudig bezet, de wat hese kleur van de strijkers van La Petite Bande of de keuze voor orgel als continuo-instrument, zonder klavecimbel. De combinatie van twee hobo's en orgel klinkt trouwens erg magistraal in het openingskoor van cantate 20, een van de meest groots opgezette cantates uit Bachs oeuvre. Bach schreef dit werk om zijn tweede volledige jaargans in Leipzig in te zetten en koos als tekst een parabel over een rijke patriciër die de zieke Lazarus voor zijn deur liet sterven maar die na zijn dood de pijnigingen dan de hel moet ondergaan. Stof genoeg dus voor aardig van dramatiek en deze tweeledige cantate bevat dan ook genoeg verwijzingen naar de barokke opera, van het openingskoor in Franse stijl tot de trotse bas-aria, met obligate baroktrompet 'Wacht auf, wacht auf'. Cantate 2, 'Ach Gott, vom Himmel sieh darein' is een totaal ander verhaal. De combinatie van vier solisten, één trombone (worden op andere uitvoeringen niet alle koorstemmen in deze instrumenten gedubbeld? Misschien een bewuste keuze omdat er ook geen volledig koor gebruikt wordt), strijkers en continuo mengt erg goed in het openingskoor, met zijn chromatiek en bewust archaïsche opbouw. Ook het openingskoor van de laatste cantate, BWV 10, moet niets van zijn prachtige muzikale architectuur inboeten, met een contrapunt dat dankzij de solistische bezetting extra transparant overkomt en een verrassend zuivere partij voor 'tromba da tirarsi' – een zeldzaam instrument dat ook voor een erg mooie (en even zuivere) kleur zorgt in het duet 'Er denket der...'.
De zangers stellen niet echt teleur maar kunnen op dit volume toch ook niet echt op tegen de solisten die andere grote Bach dirigenten als Herreweghe, Gardiner of Suzuki engageren. De Noorse sopraan Siri Thornhill verzorgt de sopraanpartij met een heldere, jonge stem die sterk articuleert en zo Bachs tekst heel verstaanbaar brengt. De Slovaakse Petra Noskaiova bezit een mooie stemkleur maar klinkt te vaak wat geforceerd. En dat blijkt – als we eventjes streng mogen zijn - uit lichtjes moeizame loopjes of het leggen van klemtonen op minder muzikale plaatsen. Tenor Christoph Genz kan heel mooie kleuren maken in een piano dynamiek, zoals in de eerste frases van de aria 'Ewigkeit, du machst mich bange' maar in de coloraturen verliest hij zichzelf en gaat hij snel wat gezwollen klinken. Jan Van der Crabben maakt het solistische kwartet af met een zachte en malse lezing van de baspartij waarin jammer genoeg op vele plaatsen een al te Vlaams accent doorschemert. En dat terwijl zovele zangers, uit welk land ze ook komen een soepele en natuurlijke Duitse uitspraak bezitten. En zo blijft dit een knappe uitvoering maar toch eentje die wat zwak uitvalt in vergelijking met de schitterende opnames van Koopman, Herreweghe of anderen of zelfs in vergelijking met de voorgaande cd's in deze reeks van La Petite Bande.
Meer over Johann Sebastian Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links