Misschien moet Philippe Herreweghe maar eens overwegen om een genealogisch onderzoek te laten verrichten naar zijn verre voorvaderen. Wie zou immers verbaasd zijn als een dergelijk stamboomonderzoek aan het licht zou brengen dat de dirigent eigenlijk een afstammeling is van Johann Sebastian Bach zelve? Hoe kan het anders zijn dat het schijnbaar Bachs eigen bloed is dat de vier cantates die op de opname 'Ich elender Mensch' verzameld staan, dooraderd? Hier niet de puntige hoekigheid of de geëxalteerde overgave van Sir John Elliot Gardiners lezingen van de Bach-cantates, noch de beschaafde distinctie of erudiete afstand van Masaaki Suzuki en zijn Oosters gevolg. Wanneer Herreweghe zich tot Bach wendt, dan is het resultaat, op een vreemde manier, altijd weer erg natuurlijk. Alsof het metrum hem op het lijf geschreven is, alsof de tekstexpressie niet logischer kan zijn, alsof de solisten zich heerlijk laten gedijen op het orkestrale bad dat het Collegium Vocale Gent instrumentaal opwekt, alsof de continuïteit van koren, aria's, recitatieven en koralen een regelrechte evidentie zijn, alsof transparantie Herreweghe's tweede natuur is en alsof hij polyfonie ademt... Hoe vanzelfsprekend kan Bach klinken! En hoezeer moet iemand woorden uitputten om tot een beschrijving van Herreweghe's Bach-opnames te komen, terwijl die opnames zelf er in al hun eenvoud gewoon zijn, zonder slag of stoot.

Herreweghe's zin voor perfectie gaat ver. Ze geldt niet alleen de musici, de koorzangers en orkestleden, van de eerste tot de laatste. Ze geldt ook de ruimte waarin hij en zijn kompanen zich terugtrekken om een reeks Bach-cantates in te blikken. De Jesus-Christus-Kirche Dahlem in Berlijn, een toevalstreffer? Welnee! Het geluid heeft daar net de juiste compactheid om ten volle tot zijn recht te komen. Het instrumentarium vermengt er onmiddellijk met de stemmen, die geen wollige echo achter zich aan krijgen, doch door de zeer minieme galm een aangenaam ruimtelijk aspect krijgen. In het korte 'Komm, Jesu, komm' van Johann Schelle, dat Herreweghe als een snoepje aan zijn programma toevoegde, wordt dat bijvoorbeeld subtiel duidelijk. Ook de helderheid van de solistenstemmen komt er prachtig in naar voor. De immer engelachtige sopraan Dorothee Mields legt zich weer edelmoedig in de armen van de luisteraar, contra-tenor Damien Guillon is alweer zijn ongekunstelde zelf en de ongekooide Peter Kooij zet weer zijn beste beentje voor. Alleen tenor Thomas Hobbs speelt zijn anders zo aantrekkelijke troeven deze keer niet ten volle uit. In de aria 'Ach senke doch den Geist der Freuden' uit de cantate 'Herr, wie du willt, so schick's mit mir' (BWV 73) is zijn techniek niet feilloos genoeg om volledig los te komen van de partituur.

Loskomen van de partituur is misschien nog het moeilijkst in de koorzangen. Voor Herreweghe lijkt het echter een koud kunstje om zijn koorapparaat niet als een logge groep aan te wenden, maar haar juist wendbaar en altijd met het oog op de tekst te laten gedijen. Het absolute hoogtepunt van deze opname is ongetwijfeld de cantate 'Ich elender Mensch, wer wird mich erlösen' (BWV 48), waarvan het openingskoor de tijd even lijkt te bevriezen. Toch maakt het contrapuntisch gestuurde spel van inzetten net dit segment van de cantate tot regelrechte tijdskunst. Herreweghe slaagt er echter in het integraal te onthaasten, kortom vijf minuten tijd verworden er tot een muzikale indruk, een proeve van groot meesterschap. Ook het koor dat het 'Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben!' (BWV 109) inleidt, is er een dat Herreweghe weet te benaderen als een volmaakte symbiose van vocaal en orkestraal materiaal. Een meer volmaakte manier om "ich, elender Mensch" op te tillen tot een muzikaal "wir", dat de luisteraar toelaat toe te treden tot Bachs muzikaal paradijs op aarde, bestaat waarschijnlijk niet.

Meer over Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.