Enkele jaren na het eerste deel heeft Manuel Hermia, bij het jazzpubliek vooral bekend als saxofonist met een zwak voor Coltrane, een tweede deel klaar van ‘Le Murmure de l’Orient’: twee cd’s met muziek om voor te gaan zitten en de omgeving te vergeten.

De inspiratie haalde Hermia uit het Midden- en het verre Oosten, maar het muzikale resultaat is geen exotisch spektakel, noch een album vol grote virtuoze ontladingen. Uitgesproken melodisch en met een trage ontwikkeling deinen de nummers voorzichtig verder uit. Ze vertrekken vanuit heel bescheiden materiaal en evolueren organisch, alsof de muziek groeit terwijl de luisteraar er op zit te kijken.

Hermia zelf is te horen op diverse bansuri’s, bamboefluit uit de Hindoeïstische traditie. Die verschillen niet alleen van stemming, maar ook van kleur en warmte. Door ze te combineren met tokkel-, strijk-, blaas- en percussie-instrumenten instrumenten uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika, China en India krijgen de verschillende stukken een eigen sfeer. Hermia kiest er bovendien voor om zijn medemuzikanten niet als orkest uit te buiten, maar opteert voor kleine combinatie, waardoor de karakteristieken van de verschillende instrumenten alle kans krijgen om op de voorgrond te treden en de muziek alle ruimte krijgt.

Zo wordt bovendien duidelijk hoe de muzikanten elkaar volgen. Soms gebruiken ze elkaars materiaal en gaan ze verder waar de andere de muziek gebracht heeft, maar evengoed lijken ze telkens opnieuw te beginnen om helemaal hun eigen route uit te stippelen. Naar het einde van de stukken is doorgaans te horen hoe de dialogerende muzikanten (de meeste tracks zijn opgenomen in duo) korter op elkaar reageren, waarbij het tempo van de evolutie opgedreven wordt en de instrumenten soms zelfs tegelijkertijd te horen zijn. Toch klinkt de harmonie doorgaans als een bijproduct van het treffen van de verschillende actoren en niet als een bewust gezocht muzikaal element.

Deze muzikale soberheid belet niet dat het resultaat boeiend om volgen is, ook wanneer Hermia alleen te horen is, zoals in het meer dan twintig minuten durende solostuk ‘Yaan’. Hier valt trouwens te horen hoe Hermia door het bijsturen van de blaastechniek het geluid kneedt met kleine glissandi en subtiele kleur- en toonhoogtenuances. De eenvoud van het melodische verloopt maakt bovendien dat de plots opduikende chromatiek voor geweldig effect zorgt, waarna het opdrijven van het tempo en het explicieter gaan articuleren de muziek van een ongedwongen climax voorzien.

Opmerkelijke duo’s zijn er met zanger Mawaran (‘Asmita’) wiens vocale beheersing en de exacte intonatie hem tot een even indrukwekkende als beklijvende partner van de fragiele bansuri maakt. Even zangerig, maar dan louter instrumentaal, is ‘Erhai’, het duet van Hermia met Guon Gan op erhu. De verschillend technieken waarmee deze Chinese viool bespeeld wordt, zorgen voor een uitgebreid klankpallet dat telkens nieuwe vormen aanneemt.

De meeste stukken op ‘Le Murmure de l’Orient Vol II’ zijn vrij van metrum, waardoor het de muzikanten zich vrij kunnen bewegen. Alleen wanneer er percussie aan te pas komt, krijgen de stukken een strakker tempo. In ‘Bhakti Dance’ is Hermia te horen met Khalid Kouhen op tabla’s die echter quasi melodisch aangewend worden. Opzichtige energie en uitsluitend repetitieve patronen blijven in de kast, waardoor er opnieuw muzikale gelijkwaardigheid heerst tussen de verschillende spelers.

In de afsluitende triostukken gaat de muziek dan net een stapje verder en zijn er duidelijke arrangementen te horen. In het door een schommelende beweging gedragen  ‘Rêve de Dromedaire’ blijft het nog redelijk eenvoudig, ondanks de duidelijke unisonopassages. In ‘The Cycle’ gaan de muzikanten iets verder. De riff in de bansuri, de unisono melodievoering van het blaasinstrument met de stem van zangeres Barbara Wiernik en de samen uitgevoerde, kronkelende ritmes maken de complexiteit van de muziek duidelijk: indrukwekkende van coördinatie zonder er mee te koop te lopen.

Het enige echte minpuntje aan de opnames zijn de kunstmatig overkomende fade-outs die de geloofwaardigheid aantasten. Dat is extra jammer voor wie het cd-boekje met Hermia’s tekst over zijn persoonlijke relatie met Oosterse filosofieën leest. ‘Le Murmure de l’Orient Vol II’ overstijgt immers met gemak de bekende formats van de westerse muziekconsumptie (inclusief die van de wereldmuziek), inhoudelijk en qua vorm. En zo’n prestatie had gerust nog wat meer ruimte mogen krijgen.

Meer over Manuel Hermia


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.