De Nederlandse pianist Ronald Brautigam nam in het verleden, op pianoforte, al een integrale cd-reeks op met de pianomuziek van Mozart en Haydn en begon toen aan een serie opnames met Beethovens sololiteratuur. Parallel daarmee brengt hij nu deze uitvoering van twee van Mozarts Weense pianoconcerti uit. Hij speelt op een kopie van een Anton Walter pianoforte en liet zich begeleiden door het ensemble Die Kölner Akademie en haar dirigent Michael Alexander Willens. De twee concerti hij hier voorstelt zijn het zeventiende, in G majeur, KV453, en het ‘Kronungskonzert’, nummer 26, in D, Mozarts voorlaatste klavierconcert. Deze cd is de derde in een reeks die eerder al het 9de en 12de en 24ste en 25ste pianoconcerto voorstelde.
Als eerste, algemene indruk, valt de warme, melodieuze orkest- en pianoforteklank van deze uitvoering meteen op. Brautigams pianoforte bezit voldoende galm om frases relatief breed te kunnen uitmeten. De mechaniek van zijn instrument blijft daarentegen grotendeels verborgen, zodat zijn interpretatie op sommige momenten zelfs doet denken aan de klankrijkdom van een negentiende-eeuwse piano. Ook de strijkers van het orkest klinken voller dan de relatief kleine bezetting van de groep zou doen vermoeden. Dat is geen slechte zaak want deze haast volledig vibratoloze uitvoering behoudt zo een zekere malsheid. De genereuze opnamekwaliteit van platenlabel BIS, een kenmerk van zowat alle cd’s die dit Zweedse label uitgeeft, zal daar ook niet vreemd aan zijn.
Die Kölner Akademie begeleidt haar solist met gedrevenheid. Vooral in het 17de concerto valt dit op, want Mozart vervaardigde in dit concerto een dialoog tussen drie groepen spelers: pianoforte, strijkers en blazers. En die laatsten vormen een hechte sectie, met een goede balans en prachtige basissonoriteit tussen hobo’s, fagotten en hoorns. Een enkele traverso vormt de bovenste stem en ligt als een delicate klankkleur boven de zes andere blazers. De introductie tot het langzame deel van het 17de concerto, met zijn dialoog tussen de fagotten, fluit en hobo’s, houdt een overtuigend pleidooi voor de klankkleur en sonoriteit van het authentieke instrumentarium waarop Die Kölner Akademie speelt.
Beide concerti op deze opname zijn grotendeels zorgeloze werkjes maar waar de muziek naar een mineurtoonaard ombuigt, zorgt Brautigam voor een intrieste, ingetogen lezing, zoals in het langzame deel van het 17de concerto. Hij valt verder terug op Mozarts eigen cadenzen voor het pianoconcerto in G maar improviseert zelf in het D majeur concerto. Het resultaat is een aangename cadens in het eerste deel van dat concerto die harmonisch logisch maar toch niet voorspelbaar in elkaar zit. De korte lengte past bovendien beter in dit concerto dan de langere, meer virtuoze cadenzen die verscheidene negentiende- of twintigste-eeuwse pianovirtuozen bij dit concerto componeerden, en die het korte naspel van het orkest volledig zouden overschaduwen.
Het zorgt alles bij elkaar voor een vlotte en boeiende uitvoering van twee van Mozarts bekendere concerti. Aardig wat luisteraars zweren, wat Mozarts pianistieke oeuvre betreft misschien bij moderne instrumenten, maar samen met de even recente opname van Kristian Bezuidenhout en het Freibürger Barockorchester, is en blijft dit een van de betere uitvoeringen van Mozarts 17de en 26ste pianoconcerto.