Kwadratuur interview

Michiel Braam: pianist, componist, bandleider en fulltime muzikale veelvraat. Hoe verbluffend zijn techniek en spitsvondig zijn composities ook mogen zijn, het is de haast eindeloze reeks muzikale knipogen die vanaf het eerste moment een onvergetelijke indruk nalaten: knullige dixieland, '30s swing, virtuoze bebop of genadeloos hakkende avant-gardejazz. En alles met de glimlach, zonder ironisch te worden. Onmogelijk? Niet voor Braam, die zijn muzikaal concepten graag uitwerkt in verschillende formaties. Van de grote Bik Bent Braam tot het kleinere Bentje Braam, het sextet All Ears of het Trio BraamDeJoodeVatcher: Braam is er steeds bij om de luisteraar die net in een bepaalde sfeer gesetteld is, goedgemutst door elkaar te schudden. Een interview met deze muzikale plaaggeest over hardrock, jazzprijzen, verveling en bierpullen.

Hardrock en kinderkoren

Wie op de site van Michiel Braam de discografische pagina opent en helemaal naar beneden scrollt, ziet dat de lijst begint met een opname uit 1974, waarop de toen 10-jarige Braam (°1964, Nijmegen) te horen is als koorknaap van de Doremicaantjes. Zonder enige ironie, laat staan sarcasme of zelfverloochening staat deze opname exact op dezelfde manier in de lijst weergegeven als alle cd's die Braam later opgenomen heeft. Zoals hij er niet voor terug schrikt om klassieke jazzstijlen te hanteren, zo is hij ook niet de man om zijn eigen muzikale verleden te ontkennen.

Tot op zijn veertiende was er voor jazz in zijn leven overigens geen speciale plaats. Het ging Braam toen alleen om de pop en de hardrock die hij hoorde op de legendarische piratenzender Veronica: Van Halen, Pat Travers, Pink Floyd. Hoewel er van echte voorkeuren voor hem toen nog geen sprake was, ziet hij nu het directe van hardrock toch als een kenmerk dat hem toen tot deze muziek aantrok. "Hardrock doet een heel rechtstreeks beroep op de luisteraar. Bovendien kent deze muziek een grote helderheid. Er zitten weinig verborgen insidergrappen in. Het is zoals het is en je vindt het mooi of niet. Ik denk dat het vooral dat is wat me hierin aanspreekt en wat ik ook belangrijk vind in mijn eigen muziek. Verder de kracht ervan, waarmee ik niet alleen kracht definieer als in volume, maar ook in intensiteit. Je moet voortdurend iets blijven voelen."

Anno 2005 ziet Braam nog wel parallellen met zijn huidige muziek, al mogen die ook niet overdreven worden. "Rechtstreekse verwijzingen in mijn eigen muziek, daar doe ik niet aan en ook deze hardrockachtergrond is nergens in citaten of zoiets gebruikt, maar de algehele sfeer gebruik ik dus wel." Braams eerste jazzidool kwam er met Duke Ellington die in deze functie later gezelschap kreeg van de bassist Charles Mingus en Cecil Taylor, de pianist waar voor Braam geen weg naast is. Vooral de dissonante en heel fysieke muziek van deze laatste (volgens sommigen gaat Cecil Taylor zijn piano meer te lijf dan dat hij "speelt") was voor de jonge Nederlander een schok, hoewel hij – naar eigen zeggen omdat hij zelf piano speelde – wel hoorde dat Taylor erg goed was. Tot op vandaag rekent Braam Taylor tot één van zijn grote voorbeelden en is er niet één plaat van de Amerikaan die hij niet goed vindt.

De invloeden van voornamelijk Ellington (het belang van het ensemble en het spelen met orkest- en instrumentkleuren) en Taylor (de vrije speelstijl, waarin clusters niet gemeden worden) zijn steevast aanwezig in Braams muziek. Voor verdere referenties verwijst hij zelf naar het geluid van avantgardisten als Ornette Coleman, Archie Shepp en Albert Ayler, maar ook naar één van de eerste echte pianovirtuozen uit de jazz: Art Tatum. Wie hiermee denkt dat Michiel Braam glimlachend alles en iedereen omarmt heeft het echter mis. Hoe breed zijn muzikaal scala van invloeden ook mag zijn, met enkele grote jazzvedetten en -pianisten als Herbie Hancock en McCoy Tyner heeft Braam het naar eigen zeggen veel minder.

Michael Braam (foto: Lex van Rossen)
Michael Braam (foto: Lex van Rossen)

Het mes erin

Na de middelbare school belandde Michiel Braam aan het conservatorium in Arnhem waar hij deel uitmaakte van de eerste lichting studenten "lichte muziek". Deze periode zal op meer dan één manier bepalend worden voor zijn verdere muzikale ontwikkeling. Hier liggen immers de wortels voor enkele van zijn huidige ensembles, maar ook qua stijl heeft deze periode een onuitwisbare stempel op zijn muziek nagelaten. Met het dansorkest de Fortunado's (vier blazers, ritmesectie en drie zangeressen) mag hij dan hoofdzakelijk soul en funk gespeeld hebben, het belang van een eigen orkest te hebben waarvoor alle muziek zelf geschreven werd, is volgens Braam een bijzonder leerrijke ervaring.

Ook zijn pianostoel in het Europees Danzón Orkest (waarmee hij in 1991 'Rompiendo La Rutina' opnam) heeft naar Braams eigen zeggen een grote invloed gehad op zijn huidige speelstijl. Cubaanse muziek blijft voor Braam een inspiratiebron, meerbepaald in de manier waarop hij accenten plaatst. Van een heel andere orde was het Koel Trio, waarvoor hij zijn eerste Cool Book, geïnspireerd op de cool jazz schreef. Op dit jeugdproject komt in 1997 een vervolg toen hij met een kwintet de cd 'Playing the Second Coolbook' uitbracht. Met een muzikale actieradius van soul over Cubaanse muziek tot intiemere cooljazz, mag het dan ook niet verbazen dat Braams verdere muzikale oeuvre bezaaid is met referenties naar uiterst uiteenlopende (jazz)stijlen. "Ik vind het wel aardig om alles wat mijn pad ooit gekruist heeft te verwerken in mijn muziek. Je artistieke oeuvre is toch een beetje een autobiografie. Nu hou ik van veel muziek, waardoor ik een breed palet van stijlen heb om in principe gebruik van te maken. En dat doe ik ook."

Toch is zijn geschakeerde achtergrond niet de enige reden om uit verschillende vaatjes te tappen. Braam omschrijft zichzelf namelijk ook als iemand die snel verveeld is: "dus als iets al eventjes bezig is denk ik vaak: zo, en nu weer wat anders. Ik denk ook dat het effectiever is verschillende, contrasterende zaken te presenteren. Anders ben ik ook vrij snel bang dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Veel muziek is te eenvormig voor mij, het gaat lang op een statische manier door met wat allang door dezelfde musici was uitgevonden en daarmee wordt het amorf. In mijn visie is het rijker af te wisselen. Dat houdt iedereen bij de pinken."

Dit steeds nieuw en anders willen werken, zorgt er voor dat bij Braam traditie in vernieuwing onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat hij vreemde voorstellen niet uit de weg gaat. "Ik ben laatst gevraagd een ringtone te maken (te beluisteren, maar voorlopig buiten Nederland helaas - knars, knars - nog niet te downloaden op http://www.ringtonesociety.com). Het is iets geworden in een traditionele jazzstijl (swing) wat op gegeven moment door een belletje ontspoort. Dat illustreert mijn manier van werken het een beetje: ik bouw ergens aan, zorg dat je je als luisteraar net lekker comfortabel gaat voelen, en dan, rang, het mes erin!"

Matchen

Hoewel de eerste cd die Braam onder eigen naam opnam ('Oeps', 1989) een soloproject was, werden de kiemen van zijn bands reeds in 1986 gelegd, meerbepaald toen hij als 22-jarige laatstejaarsstudent een compositieopdracht kreeg van het prestigieuze festival Music Meeting in Nijmegen. Voor zijn suite 'De Parkeermeterfabriek' formeerde hij een big band die vanaf 1991 een tweede versie kreeg: de Bik Bent Braam was een feit en amper één jaar later verscheen de eerste cd 'Howdy!'. Het 13-koppig ensemble en de kleiner versie Bentje Braam blijven tot op vandaag uitlaatkleppen voor Braams orkestrale ideeën, composities, arrangementen en spelconcepten. Met muzikanten als trompettisten Jarmo Hoogendijk, Eric Boeren en Eric Vloeimans of trombonist Wolter Wierbos slaagde Michiel Braam er in om enkele bekende namen met een heel eigen carrière voor kortere of langere tijd te engageren. Opvallend hierbij is dat in zijn verschillende ensembles vaak dezelfde namen terugkeren.

Bassist Wilbert de Jode is terug te horen in zowel de Bik Bent als in het sextet All Ears en in het Trio BraamDeJoodeVatcher (ontstaan in 1989). De drummer van dit trio, Michael Vatcher, bezet bovendien ook de drumstoel in All Ears, waarvan de saxofonisten Frans Vermeerssen en Frank Gratkowski dan ook weer op de loonlijst van de Bik Bent staat. "Met wie je speelt luistert vrij nauw. Het moet maar net klikken. Musici moeten liefst heel anders zijn dan ik zijn, maar met name het grondbeginsel vrijheid moet hoog in het vaandel staan. Ook de musici waarmee ik speel, moeten zich kunnen vinden in de idee dat je telkens weer opnieuw wilt beginnen. Bovendien verwacht ik een dynamische taal van ze. Ik houd bijvoorbeeld iets meer van de taal van Dolphy dan die van Coltrane (beide jazzsaxofonisten en –iconen, KVM ), Dolphy past meer bij mij, hoe diep Coltrane natuurlijk ook gaat. Zoek maar eens iemand die dergelijke taal spreekt en daarnaast uitstekend mijn stukken kan spelen. Ik kom dan op Gratkowski. Verder is rijkheid in elke band zelf ook van belang, niet iedereen hetzelfde. Van der Putten (saxofonist van de Bik Bant Braam, KVM) is in vergelijking met Gratkowski veel lyrischer. En zo kan ik dus nog wel even doorgaan. Punt is dat je met veel verschillende musici veel sferen kunt brengen, en dat inspireert de andere musici en het publiek. Speciaal punt hierin is bassist Wilbert de Joode. Hij speelt zeer rijk, en raakt bovendien heel goed aan de manier waarop ik zelf met de lage kant van de piano bezig ben. Ik zit vrij vaak laag, neem regelmatig basfuncties op mij. De Joode laat die functies regelmatig graag los. De muziek is dan rijk en tegelijkertijd blijven alle functies aanwezig, bij wie dan ook. Er zijn weinig bassisten met wie ik zo kan werken, dus speel ik in het leeuwendeel van mijn groepen met de Joode."

Deze verknochtheid aan "zijn" muzikanten betekent niet dat Braam nooit een stapje buiten zijn vertouwde cirkel muzikanten zet. Zo was hij in het verleden reeds te horen in andermans ensembles als John Engels Flextet, Peggy Larson Band, Globe Orchestra en Bo's Art Trio en werkte hij samen met Louis Sclavis, George Lewis, Benjamin Herman, Theo Jörgensmann, Han Bennink, Michael Moore, Ab Baars, Conrad en Johannes Bauer en Steve Arguelles. Sommige samenwerkingen worden door Michiel Braam zelf als minder geslaagd bestempeld. Het duo met Michiel Borstlap (door Braam omschreven als een fantastische pianist) of een project met de Hongaarse, net als Braam door Mingus gefascineerde, bassist Aldare Pege hebben Braam niet de match opgeleverd die hij nodig acht. De klik die er moet zijn tussen de verschillende musici van een ensemble blijft dus essentieel.

All Ears
All Ears

Bonsai

Toch is Braam zich bewust van de gevaren die het spelen met dezelfde musici met zich mee brengt. "Het risico hiervan is levensgroot aanwezig: het wordt saai en voorspelbaar. Van dat risico ben ik mij bewust, dus als zoiets dreigt moet ik een list bedenken, waardoor het altijd weer onvoorspelbaar wordt. Het bonsaiconcept is daar een voorbeeld van." En daarmee is het magische woord eruit: bonsai. Met dit spelconcept drijft Braam de risico's ten top en laat hij zelfs niet het minste ruimte voor musici die zich relaxt willen laten meedrijven op de vleugels van hun collega's of de compositie. Wie niet helemaal en permanent bij de zaak is, zal de trein missen.

Concreet houdt het bonsaiconcept in dat iedere muzikant de verantwoordelijkheid krijgt over twee muziekstukken en dit niet alleen qua tempo of stijl, maar ook wat betreft de plaats in het programma kunnen veranderen van avond tot avond. Zo betrekt Braam zijn musici niet alleen in het spelen of het uitwerken van de stukken, maar ook in de dynamiek van het hele concert. De praktische realisatie wordt door Braam zelf als volgt uitgelegd: "Iedereen heeft de eerste verantwoordelijkheid over 2 bouwsteentjes, ik bijvoorbeeld over 'Michiel Bonsai 1' en 'Michiel Bonsai 2'. (Ik wilde eerst 3 doen, maar heb besloten dat dat te veel wordt en niet bijdraagt aan het geheel.) Ergens in het programma – dat kan na een stilte of applaus zijn, maar ook terwijl er iets anders zoals bijvoorbeeld een improvisatie bezig is – vind ik het noodzakelijk dat 'Michiel Bonsai 2' wordt gespeeld. Ik maak dat aan de rest van de Bent duidelijk door bijvoorbeeld 2 vingers op te steken (als dat nodig is; sommige stukken hebben een zo duidelijk intro dat het onderscheid tussen 1 en 2 duidelijk is en kan worden volstaan met het aangeven dat er een stuk van iemand gespeeld wordt), waarna iedereen razendsnel zijn boekje openlegt op 'Michiel Bonsai 2'."

"Als ik een intro heb, kan ik daarmee aangeven hoe het tempo, het volume en de sfeer ongeveer zijn, zoniet kan ik iets dirigeren voor de musici die het eerste invallen. Die inzetten kunnen ernstig verschillen van de voorgeschreven tempi, volumes en sfeer (een bebopstukje kan zomaar een ballad worden, om maar een flauw voorbeeld te geven). Ik wil iedereen vragen voorafgaand aan de repetities vast na te denken wat voor specifieke mogelijkheden de twee toebedeelde bouwstenen hebben (en dat proces vanzelfsprekend voortdurend levend te houden). Behalve de 26 bouwstenen kan in een programma gebruik gemaakt worden van improvisaties die niet direct aan de bouwstenen gelieerd zijn of spontane directies. Zoals ik al zei kan een set bestaan uit een lange suite, maar ook uit veel korte stukjes. En alles wat daartussenin zit."

Verzoeknummers

Tegen de achtergrond van dit bonsaiconcept kan Braams' uitspraak "mijn muziek gaat niet over mij, maar over de muzikanten die het spelen" bezwaarlijk als een loze slogan afgedaan worden. Bij een dergelijke werkwijze, waarin de individuele musici zo'n grote plaats innemen in het compositieproces zal onwillekeurig aan Ellington gerefereerd worden. Hoewel deze Amerikaanse bandleider en componist niet zo ver ging als Braam met zijn bonsaiconcept, stond hij er om bekend om tijdens het componeren rekening te houden met wie er in zijn orkest zat. Ook deze componeerwijze is de Nederlander niet vreemd. "Als ik de noten schrijf houd ik er rekening mee wie wat krijgt, zodat ieders sterke punten optimaal gebruikt worden. Verder probeer ik dat op te rekken, bewust dingen te doen die mijn medemusici bezig houden (maar niet op een pesterige manier hoor)."

Dit betekent echter niet dat hij zijn muziek laat dicteren door de musici waar hij mee werkt. Volledig in de geest van zijn drang naar verandering zoekt Braam concreet naar dingen die ongebruikelijk zijn voor zijn muzikanten. "Ik heb natuurlijk zelf een bepaald klankideaal, waar ik voortdurend in probeer te zoeken. In de Bik Bent heb ik wel eens de saxsectie omgedraaid om te kijken wat dat opleverde: baritonsax hoogste partij, sopraansax laagste. Je krijgt dan een totaal ander klankbeeld en dat was toen echt de moeite waard, maar het was natuurlijk wel lastiger voor de musici. Ook probeer ik regelmatig wat minder gebruikelijke toonsoorten te gebruiken, dan zitten er minder noten direct voor het grijpen in de improvisaties en dat houdt het fris." Een heel opmerkelijke realisatie van deze sterke band tussen de composities en de uitvoerders ervan was het programma 'Verzoeknummers'. Hiervoor mocht ieder orkestlid een compositieopdracht geven aan de bandleider. Wolter Wierbos vroeg hierbij om "iets met een mooie melodie waarbij het orkest zacht speelt", terwijl Frank Nielander graag een "funky stuk" had "waarin ik weer eens alt- in plaats van sopraansax speel".

Pubers

Zo vrij en onvoorspelbaar als Braam zijn muziek wil houden, zo goed gestructureerd is de organisatorische omkadering van zijn muzikale projecten. Gelet op de tijd die het Trio BraamDeJoodeVachter, All Ears, Bik Bent Braam of Bentje Braam innemen, is een administratieve ondersteuning meer dan welkom. Zeker wanneer een aardig deel van Braams tijd nog besteed wordt aan diverse compositieopdrachten en zijn functie als coördinator op de conservatoria van Zwolle en Arnhem – een baan waarmee hij zichzelf al lachend de baas van lichte muziek in Oost-Nederland noemt. Voor het in goede banen leiden van al zijn projecten (van tournees organiseren en het maken van publiciteit tot het aanvragen van subsidies) werd de Stichting Bik Bent Braam uit de grond gestampt, waarmee een structuur ontstond die Braam anno 2005 toelaat om zich uitsluitend nog met muziek en zijn taak als conservatoriumcoördinator bezig te houden.

Dat Braam door al zijn vrije muziek geen wereldvreemde zwever geworden is, gevangen in zijn eigen concepten, wordt niet alleen aangetoond door de Stichting Bik Bent Braam, maar ook door het eigen label BBB (verdeeld door Toondist) waarop hij sinds 2002 zijn opnames uitbrengt. Het uit de grond stampen van een eigen label was echter niet ingegeven door een ongebreidelde ondernemingszin, maar door structurele veranderingen bij zijn toenmalige platenmaatschappij BVHaast, de platenmaatschappij van saxofonist, componist en Kollektiefleider Willem Breuker. "Vanaf het vertrek van Susanne von Canon, zijn toenmalige zakelijk leider, wilde Willem Breuker op BVHaast bijna alleen nog maar muziek uitbrengen van zijn Kollektief. Dus toen dacht ik: dan maar zelf, en distributie via Toondist. Daar zitten nu de labels die eerst door BVHaast werden gedistribueerd en ook enige musici die bij BVHaast zelf (zoals ik) buiten de boot zijn gevallen. Toondist heeft dus voor wat betreft geïmproviseerde muziek de functie van BVHaast overgenomen. Het was jammer dat het nodig was, want BVHaast had uitstekende distributie en een hele goede consistente catalogus. Bij Toondist bouwen we dat nu op en in sneltreinvaart is dat heel goed geworden, met allemaal prachtige kleine, zelfstandige labels."

Naar Braams eigen zeggen stelt de goede structurele omkadering van zijn diverse projecten hem bovendien in staat om meer naar het buitenland te kijken. Toch is het opmerkelijk dat hij niet bepaald de Belgische of Vlaamse podia afdweilt. Maar Braam ziet beterschap. "Mijn aanwezigheid in België is toch exponentieel toegenomen. Die was namelijk lange tijd non-existent. Dat ik nu bij elk tour ook België één of zelfs twee keer aandoe, vind ik al heel wat. Dat is dus een paar keer per jaar, want ik doe in principe 1 tour per jaar, met telkens een andere groep: iedere twee jaar Bik Bent Braam, ertussen Trio BraamDeJoodeVatcher of een groep met het Trio als kern, zoals All Ears en in 2007 zal dat een opera zijn. Er zijn nu een paar mensen die erg zien zitten wat ik doe en dat is leuk, want ik speel wel graag in België. Verder is mijn muziek voor mij wel heel toegankelijk, maar dat geldt niet voor iedereen. Daarvoor zijn minder podia dan voor makkelijk in het gehoor liggende muziek (met zangeres), en zeker in België heb ik de indruk dat de podia die muziek zoals de mijne programmeren niet voor het oprapen liggen."

In dit kader kan misschien gewezen worden op de muzikale verschillen tussen Nederlandse jazzmusici als Michiel Braam, maar ook Micha Mengelberg, Han Bennink en het Willem Breuker Kollectief enerzijds en Belgische ensembles als Octurn en het Brussels Jazz Orchestra of bekendere solisten als Bert Joris of Philippe Catherine. Waar de Nederlandse musici gemakkelijker de traditie omarmen en het speelse humor toelaten, lijken hun Belgische collega's een muzikaal pad te bewandelen, waarbij de strikt artistieke ambities iets duidelijker naar voor komen. Gevraagd naar zijn visie op dit onderscheid en een mogelijke verklaring ervoor is zijn reactie laconiek: "Nederlanders zijn pubers".

Bierpul

En in zijn eigen Nederland? Daar lijkt zijn concertkalender aardig gevuld te zijn. Met het grootste Nederlandse jazzpodium heeft hij echter ook al een minder aangename kennismaking gehad. Zo stond hij op een avond ooit als laatste op één van de podia van het North Sea Jazz Festival, waarbij de geluidsmensen zijn keuze om akoestisch te spelen zo moeilijk konden verteren dat ze tijdens het optreden maar alvast begonnen met de boxen van het podium te halen. Toch gaat het hier volgens Braam om een spijtige uitzondering en is er doorgaans meer respect voor artiesten die op een ernstige manier met hun muziek bezig zijn.

Qua prijzen vertaalt dit respect zich voorlopig in de Podiumprijs voor jong jazztalent (1988) en de belangrijkste Nederlandse jazzonderscheiding, de VPRO/Boy Edgar Prijs in 1997 voor zijn hele oeuvre. Tijd om een vitrinekast te kopen? "Nou, vitrinekast. Een bierpul voor de Podiumprijs, gesponsord door Heineken (ik houd sowieso niet van bier en Heineken, maar dat hoef ik een Belg niet uit te leggen) is alles wat erin staat. De Boy Edgar Prijs was een wisseltrofee, dus die staat nu weer bij iemand anders. Ik vind het allebei natuurlijk heel eervol en ben daar trots op, maar precies datzelfde zou gelden voor het feit dat ik gisterenavond als allereerste met Trio BraamDeJoodeVatcher in het nieuwe Bimhuis mocht spelen, of dat ik wordt uitgenodigd in binnen- en buitenland. Met een competitie (Podium- en Boy Edgar prijs zijn prijzen die je gewoon krijgt) zou ik nooit meedoen, met uitzondering van het Meervaart Concours in 1985, een vergissing van toen ik nog student was. Muziek doe je samen, en niet tegen elkaar.

Meer over Michiel Braam (All Ears)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.