Kwadratuur interview

In 1999 verruilde de Zwitserse pianiste Sylvie Couvoisier Lausanne voor New York. Haar thuisbasis kende immers geen scène met geïmproviseerde muziek. In New York vond ze die wel en tot op vandaag is de Big Apple haar vaste uitvalsbasis. Toch omschrijft ze Zwitserland nog als een “thuis”, zij het dan een tweede.

Op telefoons of mails van grote labels zit Courvoisier niet te wachten. Met releases bij ECM en vooral Tzadik en Intakt heeft ze voor haar projecten onderdak gevonden, haar muziek waardig. Die muziek maakt ze in verschillende bezettingen, waarvan haar duo met Mark Feldman, een vast kwartet (met Feldman, Thomas Morgan en Gerry Hemingway) en het improvisatietrio Mephista (met Susie Ibarra en Ikue Mori) vaste formules geworden zijn. In de groep muzikanten waarmee ze daarnaast samenspeelde zitten namen als Lotte Anker, Ellery Eskelin, Jacques Demierre, Lucas Niggli, Mark Nauseef en John Zorn.

(foto: Mario del Curto )
(foto: Mario del Curto )
Als er iets bestaat als een Champions League van de pianomuziek, dan heeft Courvoisier daar een vaste stek in verworven. Jazz en klassiek zijn te beperkende labels voor de muziek die zij laat horen. Dat haar klassieke referenties verder gaan dan wat brave tonaliteit, repetitieve structuren of verstild pianominimalisme, geeft aan dat ze een heel eigen pad bewandelt, een dat zonder overdrijven uniek genoemd mag worden, hoe versleten dat label door overmatig en oneigenlijk gebruik ook geworden is.

Dixieland en ragtime

Die verwijzingen naar klassieke muziek zitten niet alleen in haar precisie en verzorgde manier van spelen, maar ook in bewuste citaten. “Ik ben begonnen op jonge leeftijd met klassieke pianolessen. Toen ik een jaar of elf was, ben ik beginnen improviseren, samen met mijn vader die jazzpianist was en vooral dixieland en ragtime speelde. Mijn leraar wist er niks van: het was echt iets tussen mijn vader en mij. Toen mijn eerste pianoleraar omkwam in een ongeval, ben ik bij een andere terecht gekomen, maar daar klikte het niet mee. Mijn vader heeft me dan toen ik twaalf was naar zijn pianoleraar gebracht en toen ben ik overgeschakeld van klassiek naar jazz. De klassieke muziek is wel teruggekomen op mijn zestiende, gewoon omdat ik toen terug wat meer klassieke stukken wilde spelen.”

Als ik instinctief werk, speel ik niet eender wat.
Als jazzreferenties geeft ze zelf Theloniuos Monk en Cecil Taylor op. De eerste is vlot te kaderen in haar eigen muzikale aanpak, de tweede kan verrassender klinken voor wie haar exact gespeelde, vaak verfijnde muziek hoort. Bovendien kwam Taylors invloed later in haar leven naar voor. “Toen ik zestien was kende ik Cecil Taylor niet. Mijn vader was zoals ik al zei een dixieland pianist en het meest avant-garde dat ik in die tijd hoorde was Monk. Taylors muziek heb ik pas voor het eerst gehoord toen ik achttien was, maar het duurde tot mijn tweeëntwintigste voor die mij echt ging beïnvloeden. In diezelfde periode luisterde ik ook veel naar noise en abstracte muziek en nu creëer ik een eigen taal met wat ik geleerd heb uit die verschillende stijlen.”

Wanneer Courvoisier over haar “klassieke” invloeden spreekt, heeft ze het niet zozeer over het classicistische of het romantische repertoire, maar verwijst ze naar namen uit de twintigste eeuw: van Stockhausen, Nancarrow en Ligeti naar Schnittke, Messiaen, Crumb en Cage tot Gubaïdulina, Lachenmann, Varèse, Berg en Zorn. De invloeden van deze modernen zijn gemakkelijk terug te horen in haar eigen muziek, al was het maar door het sterk rekken van de tonaliteit en harmonisatie.

In 1997 verscheen een duo-album met Mark Nausseef, ‘Birds of a Feather’. In de periode van die opnames luisterde Courvoisier naar eigen zeggen veel naar Stockhausen en Nacarrow, maar niet in functie van de plaat, wel omgekeerd: de muziek die ze schreef of opnam werd mee bepaald door waar ze op dat moment naar luisterde. “Het is gewoon zo dat ik in bepaalde periodes van mijn leven echt geobsedeerd was door componisten, bijvoorbeeld door Schnittke en Shostakovich en daarna Schönberg, Berg en Webern. Of ik dat nu nog aan opnames van toen kan horen? Zeker, in de periode waarin ik ‘Abaton’ opnam (2002, in trio met Mark Feldman en Erik Friedlander, KVM) luisterde ik bijvoorbeeld veel naar Webern en Schönberg.”

Improviseren en winkelen

Opvallend in haar eigen werk als pianiste en componiste is het wegwerken van de overgang tussen compositie en improvisatie. De muzikale taal en het materiaal van het ene lopen naadloos over in het andere, waardoor haar muziek complex, maar ook opmerkelijk organisch wordt. Zo dwingt ze de luisteraar en haar muzikanten om constant betrokken te zijn. Die versmelting van compositie en improvisatie is voor Courvoisier geen gelukkig toeval, maar “absoluut mijn doel. Wanneer ik componeer probeer ik te improviseren met de elementen die ik schrijf en wanneer ik improviseer, gebruik ik elementen uit de compositie. Soms speel ik een lijn die me bevalt en dan ga ik daar een stuk mee maken.”

Sylvie Courvoisier & Mark Feldman (foto: Valérie Truccia)
Sylvie Courvoisier & Mark Feldman (foto: Valérie Truccia)
Courvoisier heeft zich gedurende een bepaalde tijd bezig gehouden met het uitschrijven van technische muzikale formules: reeksen noten gebaseerd op intervallen, waarbij ze werkte met spiegelingen, omkeringen, permutaties enz. Dat ze dat nu niet meer doet, betekent niet dat haar muziek geen rationele component meer heeft. “Dat rationele zit in mijn karakter, ik kan er niets aan doen. Als ik iets doe met een akkoord, dan herinner ik me welk akkoord het was. Het zal dan mijn hele improvisatie beïnvloeden. Of als ik een interval hoor van een muzikant met wie ik samenspeel, dan hoor ik welke noten het zijn, welk interval het is. Ik kan dat dan verder ontwikkelen. Daarvoor zijn er verschillende opties, maar ik heb graag een methode om het te realiseren.”

Haar muzikale controle en compositorische activiteiten nemen echter niet weg dat ze ook heel spontaan tewerk kan gaan, zonder er bewust bij na te denken. “Dat kan, zeker wanneer ik praat. (lacht) Muzikaal is dat het geval met Mephista (het trio van Courvoisier met Ikue Mori en Susie Ibarra, KVM). Voor dat soort groep is er geen traditie, geen pad. Daar laat ik mijn instinct meer spreken zonder veel na te denken, maar ook met andere groepen probeer ik het te volgen.”

Dat rationeel-instinctieve is ook te horen in het gerichte spel van de pianiste. Zelfs wanneer ze clusters of snelle passages hanteert, klinkt haar muziek alsof ze exact die noot op die plaats wil hebben, geen vage bewegingen of toetsen die op het goed vallen uit worden aangeslagen. “Zelfs wanneer ik instinctief werk, speel ik niet eender wat: als ik een noot wil, dan speel ik echt die. Ik weet doorgaans heel goed welke ik wil en daarbij probeer ik ook gewoon niet te veel te spelen, zelfs wanneer ik veel noten speel.”

Als je met meer dan twee bent, dan moet je beginnen organiseren.
Courvoisier is dus niet het soort muzikante die voor haar improvisaties rekent op louter de inspiratie van het moment, om vervolgens alle denkwerk overboord te gooien. Ze hangt bijgevolg ook niet het romantische ideaal aan van de muzikant die iets doet en achteraf niet meer weet wat er gebeurd is. Integendeel, op de vraag of ze een improvisatie na de uitvoering min of meer kan reconstrueren antwoordt ze resoluut positief. “ Wanneer ik improviseer ontwikkelt zich een idee en daarna weet ik doorgaans nog wel welk idee ik had. Vergelijk het met wanneer je naar een winkel gaat en daar een blauw T-shirt koopt. Toen je naar de winkel ging, wist je niet dat je een blauw T-shirt zou kopen, maar achteraf herinner je het je wel.”

Ongeduldig

Naast haar werk als pianiste en haar composities voor eigen ensembles, schreef Courvoisier ook muziek voor andere muzikanten. Zo werkte ze een multimediaproject 'Ocre de Barbarie' uit in opdracht van het Donaueschingen Musiktage Festival en schreef ze een concerto voor elektrische gitaar en kamerorkest. Haar breed geïnspireerde en gevarieerde muzikale parcours bleek echter ook een leerschool, want over het laatste werk was ze uiteindelijk zelf niet zo enthousiast. Het resultaat klonk niet zoals ze het zich had voorgesteld, maar gevraagd of ze het opnieuw zou proberen antwoordt ze niet noodzakelijk negatief. “Ik zou het wel willen, want ik heb nu meer ervaring daarmee, in 1999 was ik nog jong. Nu zou ik zekerder zijn. Weet je, soms is het zo dat er maar een repetitie is en dan voeren ze je muziek uit, maar dan heb je natuurlijk als componist niet zoveel meer te zeggen. Mocht ik echter de kans hebben om samen te werken met een solist waarmee ik kan overleggen en een dirigent met wie ik een goed contact heb, dan zou ik dat graag nog eens doen.”

Of het er van komt, is nog maar de vraag, want de Sylvie Courvoisier uit 2013 componeert gevoelig minder dan die van dertien jaar geleden, geeft ze zelf toe. “In 1999 was ik veel thuis en kon ik dus componeren, wat ik toen geweldig vond. Nu tour en speel ik meer. Ik spendeer de helft van het jaar in hotels en dus schrijf ik minder. Ik heb er soms ook het geduld niet voor. Het vraagt namelijk veel tijd om een stuk te maken en ik schrijf traag. Zeker in vergelijking met iemand als John Zorn die zo snel kan schrijven.”

(foto: Veronique Hoegger)
(foto: Veronique Hoegger)
Componeren on the road is niet aan Courvoisier besteed. Om te schrijven moet ze in de juiste omstandigheden kunnen verkeren. Vroeger was het zelfs zo dat ze twee piano’s in huis had: een vleugelpiano om op te “spelen” en een buffetmodel om te componeren. De rolverdeling voor deze twee instrumenten was zuiver praktisch. “De vleugel stond vroeger in de woonkamer die ook keuken en tv-kamer was. De buffetpiano stond in een klein kamertje en ik daar kon dan heel zacht spelen, met de demper aan. Nu ben ik verhuisd en heb ik alleen nog de vleugel, maar ik kan me wel nog steeds isoleren om te componeren. Om te schrijven moet ik heel rustig zijn.”

Wanneer Courvoisier voor eigen projecten schrijft, kan het resultaat sterk variëren, afhankelijk van de groep waarvoor het stuk bedoeld is. “Op cd’s als ‘To Fly To Steel’ en ‘Hotel du Nord’ (voor haar kwartet met Feldman, Morgan en Hemingway, KVM) zijn de stukken veel eenvoudiger, partituren van een tweetal pagina’s. Voor ‘Lonelyville’ (een kwintet met Feldman, Mori, Courtois en Gerald Cleaver) is het materiaal dan weer veel meer uitgeschreven. Het titelstuk zelf is een grafische partituur, maar heel precies qua dynamiek, ‘Cosmorama’ heeft een score van vijftien pagina’s, ongeveer evenveel als die van ‘Texturologie’. ‘Contraste 2005’ is ook heel erg neergeschreven met openingen voor improvisatie: enkele pagina’s geschreven muziek, afgewisseld met kleine, geïmproviseerde stukken. Het zijn dan ook allemaal stukken die snel een kwartier duren.”

Goedkoop touren

Hoe indrukwekkend en inventief de muziek van ‘Lonelyville’ ook mag zijn, de band is niet Courvoisiers meest werkbare vorm. De muziek vraagt veel repetitietijd en de band is duur om mee te touren. Daarom dat het voor dit project voorlopig bij een cd en twee concertreeksen gebleven is.

Anders liggen de zaken voor de duo’s waarin Courvoisier te horen is. In haar discografie zitten heel wat albums in deze bezetting: met Ellery Eskelin, Jacques Demierre, Lucas Niggli, Mark Nauseef en Mark Feldman. Gevraagd naar haar voorkeur voor het tweekoppige format, blijken Courvoisiers argumenten ontnuchterend zakelijk te zijn. “Het is gemakkelijk om mee te touren. Je moet niet bezig zijn om met voor iedereen te zorgen en bovendien is er niet genoeg geld om met meer mensen rond te reizen.” Dat ze in duobezetting extra hard zou moeten werken -er zijn immers maar twee muzikanten die ideeën kunnen aandragen- is voor de pianiste geen probleem. “Ja, maar het is ook gemakkelijker, omdat je kan doen wat je wil. Niemand zegt je wat je moet of niet mag doen. Je moet geen vorm volgen en niet discussiëren over welk stuk je eerst en welk je als tweede gaat spelen. Als je met meer dan twee bent, dan moet je beginnen organiseren.”

In Johns Zorns muziek kan je eender wat brengen.
Een speciale plaats binnen Courvoisiers duo’s wordt uiteraard ingenomen door haar samenwerking met violist en echtgenoot Mark Feldman. De twee speelden voor het eerst samen in Baden-Baden in 1995 en werken op regelmatige basis als duo sinds 1997. Hun eerste twee cd’s ‘Masada Recital’ (2004) en ‘Malphas’ (2006) laat het tweetal horen in muziek van John Zorn die muzikaal een heel andere benadering heeft dan Courvoisier: geen uitgewerkte composities en een toonspraak die veel tonaler is dan die waarin de pianiste zich doorgaans beweegt. “Er is weinig harmonie in de muziek van John. Soms staan er wel akkoorden bij, maar dat is dan heel beperkt. Soms is een compositie niet meer dan een klein lijntje dat we zelf moesten harmoniseren. We hebben er voor gekozen om de harmonisatie zo dicht mogelijk bij Johns muziek te laten aansluiten. De arrangementen zijn ook helemaal van mij, niet van Zorn. We mochten doen wat we wilden, hij kwam langs bij de opnames en gaf dan suggesties om een bepaald deel bijvoorbeeld wat trager te doen, maar voor de rest geeft hij graag vrijheid aan de muzikanten. Ik heb er voor geopteerd om echte arrangementen te maken, het zijn tenslotte zo’n kleine melodieën.”

In die arrangementen duikt de klassieke achtergrond van Courvoisier meermaals op: van het klassiek herhalen van een bepaald thema in verschillende registers tot niet te missen en bewust geïntegreerde citaten van Beethovens ‘Für Elise’ of motieven uit de eerste delen van Mozarts veertigste symfonie of zestiende pianosonate. Courvoisier: “De piano heeft ook zo’n grote traditie en bovendien is het muziek die ik graag hoor en die deel uitmaakt van mijn repertoire. Het kwam allemaal heel natuurlijk. In Johns muziek kan je klassiek, jazz of eender wat brengen.”

In 2010 verscheen ‘Oblivia’, de derde cd van het duo, opnieuw op Zorns Tzadik label. In tegenstelling tot de vorige albums spelen Courvoiser en Feldman hier eigen werk, waarbij ze, nog meer dan vroeger, laten horen welk een haast telepathisch en scherp samenspel ze ontwikkeld hebben. De gelijkheid, ook in de snelle passages, is bij momenten adembenemend. Is dat iets waar de twee naar gezocht hebben, of is dat heel natuurlijk ontstaan? “Beide, eigenlijk. We hebben natuurlijk veel samengewerkt, niet alleen in duo, maar ook in Abaton, als gasten bij Zorn, in het kwartet. Het is dus allemaal heel natuurlijk. Ik begrijp hoe Mark fraseert, maar natuurlijk oefenen we ook veel.”

In de zomer komt er een nieuw album van het tweetal uit met een repertoire waarmee ze in februari enkele dagen in Europa te horen zijn, meerbepaald in Amsterdam, Kopenhagen, Malmö en Rijkevorsel (De Singer). “Naast enkele nummers uit ‘Oblibia’ zullen we nieuw repertoire spelen dat hoofdzakelijk bestaat uit twee lange, nieuwe werken van Mark en ‘For Alice’ dat ik geschreven heb als een hommage aan de enkele jaren geleden overleden Alice Coltrane, iemand voor wie ik een grote bewondering heb. Het is een ritmisch, snel stuk geworden. Marks composities hebben meer klassieke referenties, misschien is het mijne deze keer wat meer jazzgericht.”

Foto homepage: Christian Ducasse

Meer over Sylvie Courvoisier


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.