Wie besluit met een groep van drie op reis te vertrekken, moet zich realiseren dat een drietal zelden gezellige een eenheid is, laat staan blijft. Drie wordt al te vaak twee plus een en dat was ook in deSingel het geval bij het optreden van Aki Takase, Rudi Mahall en de Belgische bassist Nathan Wouters.
Verwonderlijk was de onderverdeling in het trio niet, al was het maar omdat pianiste Aki Takase en rietblazer Rudi Mahall al samenspelen van toen Wouters nog geen tiener was. Als om dat nog wat extra te onderstrepen, speelden de twee de eerste set van de avond als duo. Dat deden ze in perfect akoestische gedaante, waardoor Mahall zijn stevige toon kon uitleven. Hij moest dan ook nooit onderdoen voor de pianoklank van Takase. Meer zelfs: als er iemand iets minder goed hoorbaar werd, dan was het wel Takase, maar gelukkig waren deze momenten eerder zeldzaam. Doorgaans hielden de twee elkaar mooi in evenwicht, waarbij ze er geen graten in zagen om even als loutere baslijn te fungeren voor hun op dat moment leidende collega.
Aki Takase, Rudi Mahall
Mahall vloog daarbij door de hele tessituur van de basklarinet en liet horen dat hij er niet voor terugschrikte om sommige klanken opvallend hard aan te zetten, waardoor zijn spel een gerafeld en tegelijkertijd gevaarlijk randje kreeg. Takase haalde haar eclectische pianospel boven dat van oerklassieke jazzformules in een vingerknip overging naar ontspoorde ritmes, waarbij ze tegendraads over het klavier dartelde.
Toch klonk de complexiteit, het gevolg van heel bewuste keuzes en jarenlang samenspelen, op geen enkel moment gezocht. De muzikale “moeilijkheden” waren er immers niet om het een en ander te demonstreren, maar maakten integraal deel uit van de taal en bleek eenvoudigweg het resultaat van waar de muziek hen heenvoerde. Zo konden Takase en Mahall het materiaal niet alleen spelen, maar er ook mee spelen. Ze deden dit met zo’n gemak dat alle risico’s schijnbaar verdampten, terwijl ze even moeiteloos steeds een oog op de traditie hielden zonder traditionalistisch te worden.
Zo struinden ze achteloos rond in ‘Panna-Cotta Peppermint’ en trokken ze het tempo verschroeiend op voor ‘Miss Ann’ van Eric Dolphy. De free intro en de opgejaagde dialoog maakten dit stuk tot het knappe slot van een set die hoop en al veertig minuten geduurd had.
Wie graag vraagtekens zet, kon die bijgevolg het best kwijt bij de bindteksten van de muzikanten, want om iets uit Takase’s bindteksten op te maken, moest een bezoeker wel erg veel goeie wil betonen. Veel verstaanbaarder was het (nochtans ook wat gehavende) Engels van Mahall. Doe grapte en grolde de nummers aan elkaar als een gevaarlijke combinatie van een zatte nonkel op een trouwfeest en Fozzie Bear: nu eens half flauw, dan weer best geinig.
Nathan Wouters (foto: Bruno Bollaert)
Toch werd de tweede set een doorslagje van de eerste: meer van hetzelfde, maar dan wat minder. Nochtans demonstreerde Wouters zijn soepele, lichte geluid en zijn secure ritmiek, intonatie en frasering. Dat volstond echter niet om echt een rol van betekenis te spelen in de muziek van zijn meer ervaren collega’s. Bovendien miste hij wat edge in het geluid, waardoor zijn bijdrages naast vaak heel precies, ook wat braaf gingen klinken. Het was voor de jonge Belg dan ook vooral volgen geblazen. Dat hij de rit desondanks tot een goed einde bracht, werd het best duidelijk in de grillige stukken of in ‘Dr. Beat’, waar Wouters’ exacte spel ideaal tot uiting kwam. Alle respect dus voor een jonge muzikant die zich staande wist te houden in dit perfect geoliede en verstrengelde gezelschap. Alleen jammer dat drie nooit echt meer dan twee kon worden.