Een concertprogramma zien als een reis is een concept dat te pas en te onpas wordt bovengehaald: een ideale manier om een lijn te trekken in iets dat (bijna) geen lijn heeft of althans geen originele. Voor de tweede dag Jazz & Beyond Deluxe mocht echter een uitzondering gemaakt worden, al was het maar omdat de aangekondige trip in omgekeerde richting verliep.
De zwevende harmonische velden maakten plaats voor een polyfone structuur van tonen die slechts heel vaag sporen van een melodie lieten horen. De vaste vorm van het begin verdween en de amorfe muziek glipte de bezoeker door de vingers. Met enkele gitaarakkoorden voorzag Fennesz later voor meer houvast terwijl een motregen van elektronische geluidjes voor kleine schitteringen zorgde.
Door deze steeds wisselende elementen te variëren in gaafheid en densiteit ontstond een gevarieerd klankbeeld dat vage herhaling en herinnering toeliet, maar verveling geen kans gaf. Even tijdloos als tijdvervagend was Fennesz’ set een mooi vertrekpunt voor de tweede dag van Jazz & Beyond Deluxe en dan moest het beste nog komen.
Dat beste verscheen in de gedaante van het duo Kamilya Jubran & Werner Hasler. Zij is een Palestijnse zangeres en ud-speelster, hij een Duits trompettist annex elektronicamuzikant. In 2005 verscheen hun eerste album ‘Wameedd’ en vorig jaar kwam de opvolger ‘Wanabni’ uit. Jubran en Hasler kiezen op beide albums niet voor de meest voor de hand liggende oplossingen: geen Arab-dance of Palestijnse muziek met een fijn laagje abstract gekraak. Ze werken echt als duo, waarbij de inbreng van hen beiden essentieel is en waarbij ze niet vast komen zitten in een bepaald concept.
De enige constante in het optreden was de milde, mystieke ondertoon van de Arabische melodieën en de unieke gloed die er van uit ging. Dit sloot mooi aan bij de teksten van Midden-Oosterse dichters waarop Jubran zich voor de muziek baseerde. Toch was de muziek meer dan het louter toonzetten van poëzie, zoals de muzikale variatie van de set bewees.
Na het eerste nummer koos Jubran voor meer expliciet melodisch vaarwater en was ze ook vaker op ud te horen. Toch kreeg elk nummer een eigen sfeer en lading mee, door de steeds wisselende aanpak van Hasler. In ‘Wana’Rif’ omkaderde hij zijn collega met zacht dreunende tonen die steeds op dezelfde toonhoogte hadden, maar mooi varieerden in dynamiek en ritme en met al even sober aangewende fluitachtige klanken. In ‘Waa’Dda’Na’ speelde hij als trompettist een volwaardig duet met Jubran en voor ‘Asra’ werd zijn trompetklank geharmoniseerd.
De technische mogelijkheden werden echter steeds bescheiden gehanteerd: ze waren duidelijk een middel en geen doel. Een even goede als moedige keuze, want het was dankzij deze zelf opgelegde beperking dat de combinatie van Arabische melodieën en Westerse technologie zo raak trof.
In het uitgebalanceerde klankbeeld hielden de twee werelden elkaar in evenwicht, ook in de stukken die wat voller klonken. In ‘Walasna’ kreeg Jubran het gezelschap van meer ritmisch elektronisch gefrutsel, flarden achterwaarts gespeelde klanken en een duidelijkere drive, maar desondanks bleef het fragiele van de muziek bewaard. Welke weg het tweetal had afgelegd van de eerste naar de twee plaat werd duidelijk door de twee nummers uit ‘Wameedd’ die in de setlist opgenomen waren. Met het mechanisch tikken (waar echter vrij overheen gespeeld werd) en de metaalachtige klanken van Hasler lieten ‘Al-Mawjatu Taa’t’ een industrial variant van het duo horen. ‘Ghareeba’ vormde echter het grootste contrast met de nieuwe songs. Het opvallend vollere geluid werd geschraagd door een beat die net niet wilde doorkomen. Flirtend met de easy answers wist het duo echter ook in deze setting haar eigenheid en de magische kracht van de muziek te bewaren.
De muzikale groepsgeest en de flexibiliteit waren ontegensprekelijk aanwezig bij het optreden in Vooruit. Met het grootste gemak ontbonden de unisono gespeelde thema’s van stukken als ‘Presendide’ en ‘Parès Minuit’ tot weefsels waarin iedereen een eigen functie had om daarna over te gaan in solobijdrages van een van de vier. Door het zo aan elkaar rijgen van stuk na stuk, werd het grootste deel van het concert een grote, ononderbroken suite. Het leek echter net te hoog gegrepen, want de spanning ebde geleidelijk weg. Niet dat het spelniveau daalde, maar de verschillende stukken verloren hun profilering, waardoor het vlot wisselen van samenspelvormen aan aantrekkingskracht inboette. Bovendien moesten de fonkelend klinkende kanun van Osama Abdulrasol en de ud van Mehmet Polat af en toe bijgestemd worden. Dat dit gebeurde tijdens het spelen (Polat doorkruiste daarbij genadeloos de percussiesolo van Sjahin During), versterkte de muzikale concentratie niet.
De sterkste momenten vielen te noteren naar het einde, met twee composities die op klassieke wijze van elkaar gescheiden gespeeld werden: ‘Silk Road’ en het ‘Sufi 7’ . Vooral dit laatste stuk dat rijk was een tempo- en sfeerveranderingen liet horen waar Arifa op de beste momenten toe in staat is. Alle kwaliteiten van het samenspel tussen de vier muzikanten kwamen aan bod, waardoor de set een muzikaal indrukwekkend slot kreeg. Als slotconcert van Jazz & Beyond Deluxe bleef het optreden van Arifa echter wat onder de verwachtingen. Al kon dat evengoed op rekening van het onnavolgbare duo Jubran-Hasler geschreven worden.