Er is improv en improv. Wie daaraan twijfelde kreeg in het KC BELGIE met de passages van het duo John Butcher-Mark Sanders en een kwartet met diezelfde Sanders naast Peter Jacquemyn, André Goudbeek en Kris Wanders het klinkende bewijs van het tegendeel: twee keer improv, twee verschillende benaderingen en dito resultaten.

Soms is meesterschap zo groot dat het zichzelf voorbij schiet. Wat percussionist Mark Sanders en saxofonist John Butcher in het eerste deel van de avond lieten horen, was improvisatie van een zodanig hoog niveau dat de argeloze luisteraar er de schouders bij kon ophalen. Wat doorgaans als “moeilijke” muziek bestempeld wordt, klonk bij de twee Britten alsof het zo in de dagprogrammatie van de radio kon: vrije improvisatie in haar meest natuurlijke en muzikale gedaante zonder op veilig te spelen.

Mark Sanders (foto: Andrew Putler)
Mark Sanders (foto: Andrew Putler)
Dat de muziek van Sanders en Butcher zo vanzelfsprekend klonk, had in de eerste plaats te maken met hun razendsnelle en daardoor haast onopvallende communicatie. Ideeën werden in een nanoseconde opgepikt, overgenomen en verder doorgevoerd: cirkelende bewegingen van Sanders’ borstels werden meteen overgenomen in de draaiende motiefjes van Butcher, pointillistisch drumgebruik werd beantwoord met volière-achtige sopraansaxbewegingen en vaak was het zelfs niet uit te maken wie nu begonnen was met golvende bewegingen of het vrij laten stromen van het geluid.

De set kreeg zo een consequente lijn waarbij technieken niet verwerden tot eigenaardigheden, maar het vocabularium leverden die door Sanders en Butcher met een op het moment zelf uitgedokterde grammatica samengehouden werd. Het hielp natuurlijk dat de twee een bijzonder uitgebreide woordenschat ter beschikking hadden. Sanders mag dan niet de man zijn om koffers vol extra’s mee te zeulen, de cimbalen,  kleine trommen en schaaltjes waarmee hij zijn drumset uitbreidde, stelden hem in staat een gevarieerde flow neer te leggen. Hierin werd Sanders ritmische souplesse ondersteund door een fijngevoeligheid voor dynamiek en kleur, waarbij de verschillende muzikale kenmerken versmolten tot een logische eenheid waarop een spectrale componist jaloers kon zijn.

Een soortgelijke fijngevoeligheid was te horen bij Butcher. Het verkleuren van het geluid bij het gebruik van circular breathing of het inzetten van “speciale” technieken (die volgens de saxofonist zelf helemaal niet zo speciaal zijn) waren accidents de parcours, maar werden door Butcher exact afgemeten geplaatst. Om het allemaal nog mooier en rijker te maken, gebruikte de saxofonist twee microfoons. De kleinste versterkte de minuscule geluiden die doorgaans voor het publiek verborgen blijven (ritmische klepgeluiden, heel zacht aangeblazen klanken) en leverde daarnaast feedback-effecten die opnieuw niet random maar heel precies aangewend werden. Door zijn instrumenten dichter bij of verder van de microfoon te houden kon hij de intensiteit van het gegenereerde geluid manipuleren en integreren in het dynamische samenspel.

John Butcher
John Butcher
Als vanouds bleef hij ver uit de buurt van alles wat kon neigen naar brutaliteit of krachtpatserij, net als hij zich niet nestelde in de comfortzone van het louter zachte. Butcher en Sanders speelden zonder reserves en durfden ook steviger doortrekken. Toch bleef ook op de momenten waarop de decibels de hoogte in gejaagd werden, de muzikaliteit vooropstaan en bewaarde het geluid de akoestische finesse van gaasdoek, waarbij de twee stevig doortrokken, maar de ene tegelijkertijd alle ruimte liet voor de andere.

Het opzoeken van contrasten, de technische controle en de fijngevoeligheid waarmee de twee met klank speelden, stelden Butcher en Sanders in staat een uur te spelen zonder in herhaling te vallen. De rijkdom van de twee muzikanten individueel en het samenspel dat ze ontwikkelden, maakte het geluid haast tactiel: niet door loodzware vibraties, maar door een zinnelijkheid die al het gezochte complexe uit de muziek liet verdampen om alleen datgene over te laten wat muzikaal relevant was.

Terwijl Butcher na het optreden zijn saxofoons inpakte, kon Mark Sanders zijn drumkit laten staan. Voor het tweede concert van de avond was hij namelijk terug van de partij, nu omringd door een internationaal gezelschap van de Belgische bassist Peter Jacquemyn, de Nederlandse altsaxofonist André Goudbeek en diens in Australië wonende landgenoot Kris Wanders op tenor.

Dat het kwartet niet dezelfde finesse aan de dag zou leggen als het duo was van meet af aan hoorbaar. Waar Sanders en Butcher begonnen met het voorzichtig aftasten van de akoestiek van de ruimte, liet het kwartet in het begin meteen de teugels vieren. Voor het snel opnemen en doorgeven van muzikale elementen was geen tijd, want iedereen moest meteen aan de bak om zich staande te houden in het geheel.

Dat de collectieve momenten niet verzandden in sonoor puberaal armworstelen was te danken aan de contrasterende persoonlijkheden van de vier betrokken muzikanten. Waar Wanders zijn stevige, jankerige geluid bovenhaalde, klonk Goudbeek opvallend lichter en speelser, als een Charlie Parker die met de glimlach en volle goesting uit de bocht gaat. Beide saxofonisten (allebei geboren in 1946) klonken opvallend gretig en wilden zich niet onder druk laten zetten door hun jongere collega’s. Die druk had gemakkelijk kunnen komen van Mark Sanders, maar de drummer koos ervoor om niet de boel aan flarden te meppen. Met de uitgepuurde klankgevoeligheid die hij had laten horen in de vorige set kon hij hier weinig uitrichten, dus was een tandje bijsteken wenselijk. Toch zocht hij niet het gemakkelijke terrein van het geluidsterreur op, waardoor hij zowel in de kwartet- als in de duo- en triopassages mee het verschil kon maken.

Peter Jacquemyn
Peter Jacquemyn
Het slachtoffer bij uitstek van steviger samenspel is doorgaans de contrabas, zeker in een akoestische setting. Zo niet wanneer die plaats ingevuld wordt door een van stevige armspieren voorziene Peter Jacquemyn. Niemand is ongestraft parttime beeldhouwer. Met een indrukwekkende krachtontwikkeling op de strijkstok - de speeltechniek die hem veruit het beste ligt - kon hij zich vlot staande houden in de energie die rond hem ontwikkeld werd.

De onmiddellijke confrontatie waarmee de vier hun set inzetten, liet horen dat hier meer naast en tegen elkaar dan met elkaar gespeeld zou worden. Het gevaar van een constante en bijgevolg snel vervelende spanningsboog werd omzeild door collectieve passages af te wisselen met stukken in kleinere formatie. Hier kon de directheid van het kwartet even plaats maken voor een meer persoonlijke benadering van twee of drie muzikanten en kreeg de set profiel, echter wel zonder de eindeloze schakeringen van het Sanders-Butcher duo.

Vooral het tweede stuk van het concert liet horen welke sferen de op het eerste gehoor elementaire muzikale benadering in zich had. Een haast zangerige combinatie van bas en tenorsax ging door het binnenkomen van de drums mooi over in een beklijvende, rituele passage die ver af stond van het in your face begin van het concert. Een concert dat zoals te verwachten volledig in de schaduw stond van het duoconcert ervoor, maar los daarvan perfect overeind bleef. Niet in het minst door het haast jeugdige speelplezier van de vier nochtans doorwinterde muzikanten.

Meer over John Butcher & Mark Sanders - Kris Wanders, Peter Jacquemyn, André Goudbeek, Mark Sanders


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.