De vierde en laatste dag van Jazz Middelheim stond in het teken van de grotere ensembles, de pianisten en de ruimte voor de bezoekers, want van de 5000 toeschouwers van zondag daagde op maandag maar een fractie terug op.

De uit de kluiten gewassen bands mochten dan de toon aangeven, openen gebeurde door een eenzame pianist, Omar Sosa. Als een sjamaan, volledig in het wit, betrad hij het podium waarop naast een piano ook een sampler, een Fender Rhodes en wat effecten klaar stonden.

Omar Sosa (foto: Massimo Mantovani)
Omar Sosa (foto: Massimo Mantovani)
Wie de vorige nacht nog in de kleren of het hoofd had zitten, kreeg de kans om met Sosa wakker te worden. De uit Cuba afkomstige pianist startte immers in de lijn van zijn laatste album ‘Calma’. Heldere harmonieën en zwevende melodieën werden vermengd met samples van keelzang, traditionele volksinstrumenten en elektronische drones. Sosa’s zangstem zweefde soms parallel met zijn pianolijnen mee: niet evenwaardig, maar als een flinterdunne schaduw.

Op geregelde momenten schakelde hij pianotechnisch een versnelling hoger door ritmischer en vooral repetitief te werk te gaan, waardoor de muziek in vaarwater van Keith Jarretts therapieplaten kwam. Ook in deze wat opgevoerde gedaante bleef de muziek spanningsloos: elke noot had even goed een andere kunnen zijn, waardoor het geheeld wat vrijblijvend werd.

Sosa had er zelf duidelijk wel plezier in en genoot van de meditatieve toestand waarin de muziek hem bracht. Even enthousiast was hij toen hij de teugels nog wat meer vierde. Echte hoekige formules en dissonanten intensifieerden de muziek na goed twintig minuten, waarna Sosa zelfs even in uitgesproken Cubaans vaarwater belandde. Hij vermeed echter het herhalen van de alom gekende formules van deze muziek en liet horen het idioom echt meester te zijn.

Later plooide hij terug op de beginsituatie, waardoor het bedachtzame weer de overhand kreeg. Mooi was het optreden van Omar Sosa zeker te noemen, maar jammer genoeg ook wat voorspelbaar. Sosa bleef aan de veilige kant en voor spannendere momenten was het wachten op het volgende optreden.

Wie het persbericht naar aanleiding van de eindbalans van Jazz Middelheim 2011 onder ogen kreeg, kon zich niet van de indruk ontdoen dat programmator Betrand Flamang enigszins geprikkeld was door de kritiek die hij gisteren te verwerken kreeg naar aanleiding van de aanwezigheid van Lady Linn en Jamie Cullum. Eerlijk is eerlijk: heel wat “zeurpieten” die omwille van die optredens hun bedenkingen uitten, zullen hem erg dankbaar geweest zijn voor het ambitieuze project dat als tweede op de affiche van de slotdag stond.

Pianist van dienst was nu het Antwerpse improvisatiefenomeen Fred Van Hove. Met zijn 74 jaar nog niet zo oud als Toots Thielemans, maar in zijn muzikale sector en klasse minstens even incontournable. Mogelijk zelfs nog meer. Als pionier van de Europese geïmproviseerde muziek valt zijn naam nog steeds met de regelmaat van een klok en zijn concerten en cd’s laten horen dat hij anno 2011 nog steeds zijn reputatie waard is.

Het optreden op Jazz Middelheim was daar geen uitzondering op. Van Bertrand Flamang kreeg Van Hove de kans om een uniek, internationaal ensemble samen te stellen dat de ludieke naam Ochgot Octet meekreeg. Hierin verzamelde Van Hove enkele collega’s-oud-strijders als percussionist Ivo Vander Borght en rietblazers Peter Brötzmann, Evan Parker en André Goudbeek. Uit de jongere lichting improvisatoren kwam vibrafoniste Els Vandeweijer en de tussengeneratie werd vertegenwoordigd door trompettist Bart Maris en Ken Vandermark.

Acht muzikanten waarvan sommigen bekend staan voor hun weinig bescheiden en terughoudende aanpak, het moest haast resulteren in een 75 minuten knallende “herrie”. Niet dus, want Van Hove en zijn collega’s hadden hun huiswerk gemaakt: het optreden werd een klinkend bewijs van hoe essentieel de architectuur van een set kan zijn.

Fred Van Hove
Fred Van Hove
De inzet werd gegeven door de Belgische vertegenwoordiging: Van Hove, Vandeweijere en Vander Borght. Vooral de eerste twee kwamen erg krols en speels voor de dag. Nu eens dartelend, dan weer sprookjesachtig vonden ze elkaar blindelings tot Evan Parker zangerig aansluiting kwam zoeken. Het was het teken voor het Belgische driemanschap om zich voorzichtig terug te trekken, zeker toen Brötzmann zijn collega-saxofonist kwam vervoegen. De twee cirkelden rond elkaar tot de Duitser wat steviger ging blazen: zonder echt luider te worden, perste hij zijn toon tot op het randje van het scheuren. In volle transitie was klarinettist Vandermark met snel cirkelende lijnen in het hogere register uit de coulissen opgedoken om een blazertrio te formeren. Zo ontstond een bijzonder fraai gelaagd geluid waarin elke muzikant een eigen rol speelde.

Hiermee was het spel van opduiken en terugtrekken begonnen dat het concert een heel eigen karakter zou geven. Ook toen na goed een half uur iedereen op zijn plaats stond, werd er over gewaakt dat nooit iedereen tegelijk aan het woord was en dat er geregeld van bezetting gewisseld werd. Hierdoor veranderde de sound regelmatig van kleur en intensiteit, een effect dat nog vergroot werd door de heel contrasterende karakters van de verschillende rietblazers.

De wisselende combinaties zorgden er bovendien voor dat het geheel nooit blokkeerde in louter decibels. Ook niet toen Brötzmann zich in zijn vertrouwde domein van snel overslaande tonen nestelde.

Plots verdwenen zes muzikanten weer naar de zijkant en bleven Van Hove en Vendeweijer alleen achter. Nu kozen ze voor een meer beneveld samenspel, alsof ze beiden nog een roes te verwerken hadden. Gedurende tien minuten flirtten de twee met toe- en afnemende scherpte en dynamiek. Aan de zijkant van het podium ontstond twijfel: Goudbeek meende dat de tijd gekomen was om terug naar voor te treden, maar Brötzmann was een andere mening toegedaan. Goudbeek bleef aan de kant, maar kreeg uiteindelijk wel gelijk toen Van Hove de muziek stil legde en wachtte tot de vijf blazers weer hun posities ingenomen hadden.

Het prachtige staaltje powerplay dat daarop volgde, had haar grote kracht niet zozeer te danken aan de botheid, maar wel aan de transparantie. In plaats van een muur trokken de blazers een gordijn op: rijk aan reliëf en zonder dat iemand de anderen domineerde. Het bleek het begin van het einde, want met een akoestische fade out werd de improvisatie die ruim een uur geduurd had te rusten gelegd.

Het tweede en veel kortere stuk van de set startte met een duo uit de oude doos: Van Hove vs. Brötzmann, waarbij hoorbaar was dat de twee elkaar nog erg goed verstonden, hoewel de pianist veel genuanceerder uit de hoek kwam dan de blazer. Via een tussentop als kwartet groeide de bezetting weer aan tot de voltallige groep, waarmee nu wel een echte muur opgetrokken werd.

Het is telkens weer afwachten hoe een dergelijke klankmassa ordelijk tot stilstand gebracht kan worden. Dit keer was het de as Van Hove-Vander Borght die het teken gaf. Alsof de muziek noot voor noot uitgeschreven was, trokken de muzikanten zich terug, waarmee een einde kwam aan een van de meest fascinerende concerten van Jazz Middelheim. Nieuw was het allemaal niet, maar de discipline en de toewijding waarmee acht muzikanten elkaar zochten, vonden en terug loslieten was indrukwekkend. Wie graag beweert dat iedereen zoiets kan spelen, wordt uitgenodigd het eens te proberen.

Randy Weston (foto: Carol Friedman)
Randy Weston (foto: Carol Friedman)
Van de vrije improvisatie naar de oerdagen van de jazz, op Jazz Middelheim is het een kwestie van een change over van ongeveer veertig minuten. De trip terug in de tijd was voor rekening van Randy Weston’s African Rhythms die een eerbetoon kwamen brengen aan James Reese Europe, een zwarte, Amerikaanse muzikant en bandleider die tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog in Europa te horen was.

Weston is voor het publiek van Middelheim geen onbekende, wat niet gezegd kon worden van James Reese Europe. Wie gehoopt had deze minder bekende figuur beter te leren kennen, zal teleurgesteld geweest zijn. Meer dan een portret van de lang overleden muzikant, of zelfs maar van de tijd waarin hij geleefd en gewerkt had, was het concert gewoon een optreden van Weston met een markant samengesteld ensemble. Vooral de aanwezigheid van banjo en bastuba sprongen daarbij in het oog.

Weston zette de set solo in en nam het publiek mee langs zijn pianospel dat doordrongen is van verschillende stijlen uit de jazz. Het zou een van de betere passages van het concert blijken, want aan het ensemble waarmee hij kwam, was duidelijk nog heel wat werk. Niet dat de muziek zo veeleisend was: de arrangementen waren eerder rudimentair en hanteerden steeds hetzelfde, voorspelbare idioom. Daarbij was geen plaats voor de speciale kleuren van de instrumenten.

Erger was echter dat de uitvoeringen vaak te wensen overlieten. In ‘Memphis Blues’ van W.C. Handy ging tubaspeler Howard Johnsons solo de mist in door zijn onstabiele toon, terwijl het in ‘The African Family’ (een van de weinige “oude” stukken in de set) de harmonie was die in het begin helemaal in de soep draaide.

Bassist Alex Blake werd de lieveling van het publiek door energiek, maar steeds met hetzelfde trucje uit te pakken: slappend als op een basgitaar en akkoorden aanslaand als op een gitaar klonken zijn solo’s spectaculair, maar ook leeg. Bovendien trok hij zich weinig aan van het tempo dat drummer Vince Ector voor hem probeerde aan te houden, waardoor deze laatste er geregeld tussenuit moest knijpen om de chaos niet al te groot te maken.

Dat het beter en interessanter kon, bewees Weston zelf in ‘Waltz For James Reese Europe’. Hier wist hij de harmonie zodanig uit te rekken, dat zijn melodievoering een heel nieuwe laag aanboorde zonder dat de combinatie met zijn medemuzikanten vals ging klinken.

Het was dus niet allemaal kommer en kwel. Zeker niet in het bisnummer, waarin de band op haar best te horen was, alsof die nu pas opgeward geraakte. Het directe straatgeluid kwam plots helemaal tot zijn recht en het prematuurtje dat deze ode aan James Reese Europa aanvankelijk geleken had, bleek uiteindelijk toch iets meer volgroeid te zijn. Jammer dat het zo lang moest duren om tot die vaststelling te komen.

Zo belandde Jazz Middelheim 2011 bij het slotconcert van het Liberation Music Orchestra. Dit orkest staat als geen ander symbool voor sociaal engagement. Bandleider en bassist Charlie Haden onderstreepte dit bij aanvang door te zeggen dat alle cd’s van de groep verschenen onder en als reactie op de legislatuur van een Republikeinse president: van het debuut uit 1969 (de Nixon jaren) tot het laatste album ‘Not in Our Name’ (de epsiode van Bush jr.). Het repertoire van deze laatste plaat vormde de kern van het concert in Antwerpen, aangevuld met enkele werken die Hadens ecologisch bewustzijn moesten markeren.

Charlie Haden & Carla Bley
Charlie Haden & Carla Bley
Hadens naam mag dan in een adem genoemd worden met die van de groep, essentiëler voor het geluid was pianiste Carla Bley. Alle arrangementen waren van haar hand: van het fraaie ‘Not in Our Name’ (oorspronkelijk een compositie van Haden) tot ‘This is Not America’ van Pat Metheney. Dat Bley niet altijd even scherp te werk gegaan is, werd vanaf dit tweede stuk duidelijk. Ze vormde de song om tot een reggaenummer waarbij de partijen van de blazers eerder onbenullig werden. Jammer, zeker in de wetenschap dat ze beschikte over drie saxofoons, twee trompetten, trombone, hoorn en sousafoon. Alleen de onvoorspelbare drumpartij van Matt Wilson hield de totale vrijblijvendheid weg.

Dat ze ook meer uit haar pen kon schudden bewees ze met haar eigen ‘Blue Anthem’ en haar bewerking van het hoofdthema uit het ‘Largo’ van Dvořáks  negende symfonie. De rijke harmonie van deze stukken zorgde voor een lichte gloed die echter niet verblindend werd. Daarvoor was het solowerk van de muzikanten te zwak. Vooral trompettist Miguel Rodriguez viel bleek uit, zowel technisch als qua muzikale ideeën. Op geen enkel moment kreeg hij lijn in zijn spel. Haden ging het beter af, maar hij deed het rustig aan en speelde op zijn zangerige toon.

Met een tenorsaxofonist als Tony Malaby kan het doorgaans niet mis gaan, maar het leek wel alsof hij er in Antwerpen geen zin in had. Waar hij doorgaans overblazen en piepen zo logisch kan laten voortkomen uit zuivere, melodische ideeën schoot hij nu in ‘Amazing Grace’ en ‘Song For the Whales’ (een prachtig thema uit de archieven van  Haden zelf) meteen in de effecten. Alsof het hem niet kon schelen, zo lang alles maar snel gedaan was. Even daarvoor was hij zomaar het podium afgebeend, op zoek naar een jasje. Het was blijkbaar op het podium al even fris als er voor.

Jammer genoeg was de intensiteit van de muziek van het Liberation Music Orchestra niet van die aard dan het luisteraars kon verwarmen. Daarvoor was het concert veel te tam. Extra spijtig, want de emotionele oproep van Haden om de aarde te koesteren om er zodoende van te kunnen blijven genieten, klonk oprecht bezorgd. Als zijn muziek bedoeld was om mensen te overtuigen, had hij echter uit een ander vaatje moeten tappen. Of beter: zijn muzikanten. Het had niet alleen de boodschap duidelijker gemaakt, Jazz Middelheim 2011 zou ook een sterkere afsluiter gehad hebben, iets wat zeker de slotdag als geheel best kon gebruiken. 

 

Meer over Jazz Middelheim 2011: Omar Sosa, Fred Van Hove Ochgot Octet, Randy Weston’s African Rhythms, Charlie Haden Liberation Music Orchestra


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.