Waar sommige festivals het altijd maar groter en protsiger willen, zijn er andere die net de omgekeerde beweging laten zien. Van deze laatste trend zijn de Ham Sessions een verre voorloper.
Voor de negende maal organiseerde saxofonist Michel Mast een jazzfestival in zijn tuin, niet in de spreekwoordelijke, maar in de letterlijke betekenis van het woord en tijdens het weekend van 8 en 9 juni trokken de concerten dagelijks vlot meer dan 150 bezoekers. Toch bleef de familiale sfeer bewaard, waarbij de bij jazz al niet zo strakke grens tussen bezoekers en muzikanten helemaal verdween. Trompettist Bart Maris stond naast het podium (eigenlijk gewoon Masts enigszins overdekte terras) de muzikanten van de band die voor hem optrad te schetsen en drummer Giovanni Barcella had zoonlief meegebracht die tijdens het opstellen graag hielp met herschikken van de reeds geplaatste microfoons. Op de schoot van papa nam hij met zichtbaar plezier deel aan de soundcheck en tijdens het optreden zou hij nog achter de rug van zijn vader opduiken.
In deze ontspannen sfeer mocht het Balkan Quartet de slotdag van het festival openen. Meer wereldmuziek dan jazz was het viertal de vreemde eend in de bijt. Het Belgisch-Griekse ensemble had met de eigen composities en volksmelodieën uit Roemenië, Griekenland en Bulgarije echter geen enkele moeite om de luisteraars te overtuigen. Met melodieën vol kwarttonen, oosterse krulletjes en asymmetrische maatsoorten demonstreerde het kwartet een knap en precies samenspel in een uptempo dansambiance: aanstekelijk, maar met de nodige artistieke ambitie. Zelden marcheerde de stukken immers in een richting. Het wisselen van melodieën en tempo’s, soms in halve haarspeldbochten, hield de stukken spannend, waarbij ook de arrangementen geregeld anders ingevuld werden.
Pantelis Stoikos (foto: Cees van de Ven)
Dat de snelle stukken in de meerderheid waren en dat de vier daarbij de ritmiek graag lieten rondtollen, nam niet weg dat de band ook in de tragere stukken overeind bleef. Een stukje rebetica en twee composities met de titel ‘Nostalgia’ (componist en accordeonist Dimos Vougioukas had duidelijk een zwak voor deze gemoedsgesteldheid) werden nooit stroperig, al leunde de tweede ‘Nostalgia’ melodisch wel even wat meer naar de zoete kant.
In het bisnummer trok het kwartet nog even alle registers van virtuositeit open. Stoikos stoeide even met de ‘Habanera’ uit Bizets Carmen en Vougioukas gooide er een voorspelbare scheut Rimski-Korsakov (‘Flight of the Bumblebee’) tussen. Het was op het einde duidelijk even showtime, maar een kniesoor die dat het Balkan Quartet aanrekende. Het publiek deed het in elk geval niet.
Na een vierspan Brusselse muzikanten, was het voor het tweede optreden tijd voor wat locals. Dat de naam Moker bij menig bezoeker meer dan één belletje deed rinkelen, had echter niets te maken met de geografische situering van de band. Meer dan dat is Moker een groep die ondertussen al veertien jaar meegaat, zij het niet de hele tijd in dezelfde bezetting. Leider en bezieler is gitarist Mathias Van de Wiele, die van in de intro van opener ‘Bouya-Ka’, tevens de openingstrack van Mokers recentste cd, liet optekenen dat jazz niet zijn enige inspiratiebron is. De meer dan vette knipoog richting de rock bleef echter een wat geïsoleerd feit, want met het aanpikken van zijn collega’s werd de muziek naar betrekkelijk veilig jazzwater gestuurd. Iets te veilig, want het solowerk van trompettist Bart Maris, saxofonist Jordi Grognard en Van de Wiele kon geen vuist maken en naast het beperkt solerend vermogen vielen ook de eerste composities (‘Sjeik of the Ice Age’ en ‘Tsunami Blues’) wat gevaarloos uit, waardoor er bij aanvang weinig spankracht in de set te horen was.
Matthias Van de Wiele (foto: Cees van de Ven)
Het was wachten tot Maris het volgende stuk inzette in het idioom dat hem het best ligt; het spelen met gorgelende en pruttelende effecten. Plots leek de hele groep beter op dreef te komen, want in het stuk dat uit de vrije klankimprovisatie van Maris voortkwam, bewoog de band al heel wat vlotter.
Een klassiek voorbeeld van save the best for last? Daar leek het in elk geval wel op, want in de laatste twee stukken van de set, waaronder ‘La Resistenza’, ging Moker nog een stapje verder. De thema’s kronkelden iets nerveuzer en Maris en Grognard improviseerden samen, met een beter gevuld geluid tot gevolg. Het draaide plots allemaal soepeler rond en Moker ging als een echt collectief klinken: een dat aardig wat energie in huis heeft en waarvan de muzikanten bij elkaar willen aandringen op een ietsje meer.
Dat ietsje meer kregen de bezoekers zeker bij het slotconcert van het Xango Tentet, de uitgebreide versie van Ifa y Xango. Hoe uitgebreid, dat werd al snel duidelijk, zelfs nog voor er een noot gespeeld was. Tien muzikanten op Masts terrasje kwijtgeraken bleek ondoenbaar en dus werden de vier blazers maar naar voor geschoven tot waar voordien de eerste stoelen voor de bezoekers stonden.
Xango Tentet (foto: Cees van de Ven)
Een en ander gaf aan dat van het akoestische geluid dat Ifa y Xango traditioneel kenmerkt weinig in huis ging komen. Het begon allemaal nochtans erg rustig met een etherische klankwolk die in het midden liet of de band al begonnen was, dan wel of er gestemd werd of dat de micro’s aan een eerste test onderworpen werden.
Lang duurde de rust echter niet, want snel verscheen er een groove in de percussiepartijen, stootten de blazers in blok strak afgelijnde, maar resoluut dissonant uitgevoerde ritmes uit en overgoot Gebruers dit alles met een spacy flipperend, jengelend en zoemend sausje. Het had allemaal zo goedkoop en flauw kunnen klinken, zeker toen Gebruers voor een wel erg 80s geluid koos, maar de knap opgebouwde sound hield alles op de sporen. Ritueel en repetitief denderende formules werden in verschillende, schijnbaar los van elkaar staande lagen gestapeld. Het tempo mocht subtiel verschuiven en een voor een kwamen de muzikanten als solisten aan bod. Niet voor een klassiek rondje changes, maar om het vrije sop te kiezen, zonder te kunnen voorzien wat de anderen achter hun rug aan het bekokstoven waren.
Het geheel ging zo snel pruttelen en koken dat zelfs monotone baspartijen van soms een herhaalde noot niet eentonig werden. Zeker niet toen het spelletje van in en uit grooves stappen, glijden of sukkelen (soms leken veranderingen zich stommelings aan te dienen) op gang getrokken werd.
Nils van Heertum (foto: Cees van de Ven)
Een schitterend slot van de Ham Sessions, ware het niet dat de groep zich liet overhalen er nog een bisnummer tegenaan te gooien. Dat klonk wel als een rommeltje. De melodisch onbeweeglijk bas stoorde plots wel en de muziek klonk als meer van hetzelfde. Even leek wel een mooi slot in de maak, toen de vier blazers alleen overbleven en, in de geest van het verstilde begin, op zoek gingen naar een plaats om samen af te ronden. Het proces werd echter eindeloos uitgerekt, waardoor het momentum verstreek en de boogstructuur die de set had kunnen hebben, verloren liep in vrijblijvend meanderen. Hoewel ook niet helemaal, want op het einde troffen de blazers elkaar dan toch in een min of meer consonant slot: mooi en goed samengepuzzeld, maar het had gerust wat vroeger mogen komen.