De eerste dag van Jazz Middelheim stond in het teken van de Belgen: van nationaliteit of herkomst. Drie totaal verschillende jazzwerelden garandeerden een gevarieerde avond die echter ook kwalitatief wat oneffen bleek.

Opener van Jazz Middelheim 2011 was het Trio Grande, tot kwartet uitgebreid door de Britse pianist Matthew Bourne: een formatie die uitermate geschikt is om alle kinderen van 8 tot 88 te vermaken. Kinderen, want wie naar het Trio Grande gaat, laat best alle do’s-and-don’ts thuis. Zonder open geest is er geen beginnen aan. Al vier cd’s lang (waarvan de laatste twee met Bourne) zapt het ensemble glimlachend van kermiswals naar vrije improvisatie en alles wat daartussen ligt. De composities wisselen door een halve knipoog van sfeer en stijl en barsten van de kleine nuances en details die meerdere luisterbeurten tot een must maken.

Laurent Dehors (foto: Jos L. Knaepen)
Laurent Dehors (foto: Jos L. Knaepen)
Het publiek kreeg op Middelheim het hele pakket: de klassieke pianofinesse van de mankende wals ‘2666’, de slenterende jazz van ‘Roche Colombe’, de zangerigheid van ‘Valse des p’tits Pépés’ en het elegante, maar wat onregelmatige ‘BDK Thema’ dat later openbarst in een vrije New Orleans-orgie. Massot wisselde als vanouds van tuba naar bastuba en trombone en demonstreerde in een beweging zijn beheersing van multiphonics. Rietblazer Laurent Dehors zwierf van tenor- en sopraansax naar een hele familie klarinetten (waaronder een vervaarlijk kletterende contrabasklarinet), mondharmonica, mondharp, blokfluit en doedelzak. Matthew Bourne had voor de gelegenheid haar en baard laten groeien, waardoor hij als een look-alike van de late Bill Evans het podium op mocht. Gelukkig liet hij horen dat hij ook de zwierige, kristalheldere touché van de grootmeester geërfd had.

Alles was klaar voor een verbluffend concert, maar de omstandigheden beslisten er anders over. Dat er wat scheelde was snel duidelijk. Massot, Dehors en slagwerker Michel Debrulle (de set werd begonnen als trio) keken opvallend ernstig en klonken navenant. De vonk die de groep zo spontaan kan omzetten van een goed geoliede machine naar een podiumsensatie bleef achterwege.

Het geluid in de tent hielp niet: de groep geraakte niet aan een homogene klank. De extremen in dynamiek en registers in het spel van Dehors (doorgaans een bron van muzikaal verantwoord vermaak) verstoorden de balans binnen het geheel. Dat zelfs Trio Grande’s eigen en voortreffelijke geluidstechnicus Christine Verschorren de zaak niet beter in de vorm kon gieten, sprak boekdelen. De groep had dan ook door fileproblemen naar verluid slechts een half uurtje soundcheck gehad: een euvel dat bij een band met zo’n genuanceerd en rijk geluid meteen een zwaar prijskaartje oplevert.

Dat bleef zelfs niet beperkt tot de techniek, maar schemerde ook door in de muzikale prestatie op zich. Hier en daar waren de muzikanten warempel op slordigheidjes te betrappen, zoals in het vettig dreunende ‘Wendy’ waar het enkele keren krabbelen was om de boel samen te houden.

Pas diep in het concert, toen Massot en Dehors hun clowneske inborst niet meer konden bedwingen, brak de spanning en leek de band wat geruster te spelen. Te laat om van het goede concert alsnog een klapper te maken, temeer daar de rijkste composities van de band toen al gepasseerd waren.

De vuurpijl waarmee Jazz Middelheim geopend zou worden, is het concert van het Trio Grande dus niet geworden. Dat de groep in deze ondankbare omstandigheden wel overeind bleef, zegt veel over de intrinsieke kwaliteiten van de muzikanten en hun repertoire. Twee aspecten die ook in het volgende concert van cruciaal belang zouden blijken.

Wie aan Bert Joris vraagt hoeveel keer hij al op Jazz Middelheim geweest is (als bezoeker en/of optredend muzikant), kan zich aan een diepe zucht verwachten gevolgd door ettelijke malen de tien vingers afgaan om vijf minuten later alsnog te horen te krijgen dat hij het zelf toch even moet opzoeken. Niemand heeft zoveel op het podium in Park den Brandt gestaan als de Belgische trompettist. Bij diegenen die nog het dichtst in zijn buurt komen, behoren de muzikanten van het Brussels Jazz Orchestra, het laatste decennium uitgegroeid tot een vaste waarde op de affiche. Voor het tweede concert van het festival betrad deze (wereld)vermaarde bigband samen met Bert Joris het podium, wat garant stond voor een indrukwekkende hoeveelheid Middelheimervaring en muzikale klasse.

Het repertoire bestond op de creatie van het bisnummer ‘Only For the Honest’ na uit stukken die terug te vinden zijn op de cd ‘Signs and Signatures’, het tweede album dat het BJO en Joris samen opnamen en dat integraal geweid is aan de muziek van Joris zelf. Wie nog niet overtuigd was van de kwaliteiten van het orkest en Joris als trompettist en componist kon na het concert alle reserves laten varen. Beide partijen lieten horen waarom hen internationale klasse wordt toegedicht.

Joris kon zijn lyrische kwaliteiten botvieren en was in opvallend goede en zekere doen. Trefzekerder dan tijdens dit concert heeft hij zelden gespeeld. Waar hij zich doorgaans al eens durft vastlopen in de hoogte, bleek hij op Middelheim alle registers meester. De bewust “gemiste” noten en de hese windgeluiden op zijn trompetklank, beklemtoonden zijn zangerige benadering.

Als componist staat hij echter nog enkele stappen verder. Als weinig anderen slaagt Joris er in om compacte composities af te leveren die melodisch goed in het gehoor liggen zonder vanzelfsprekend te worden. Die flair maakt van zijn composities tot juweeltjes die het kunnen stellen zonder opzichtige effecten. Van het glasheldere ‘Sundown’ over het gevoelige ‘Magone’ (toch zo anders dan in de versie met zijn eigen kwartet) naar het vrolijk trippelende ‘Triple’ (eveneens een stuk uit het repertoire van zijn kwartet).

Zware compositorische of arrangementtechnische trucs moest Joris niet uithalen: de muziek op zich en de haarjuiste uitvoering van het BJO waren ruim voldoende voor een briljant concert. Grote climaxen werden vermeden. Liefhebbers van “alles geven” zullen het zich beklaagd hebben, maar wie het BJO ook maar een beetje kende – al was het maar van reputatie – had kunnen weten dat discipline en groepsgeluid voor dit orkest geen loze begrippen zijn.

De totaalklank die het BJO neerzette, getuigde opnieuw van een buitengewone homogeniteit. De balans tussen de verschillende secties was perfect, waardoor de gaafheid van de muziek ideaal uitgelicht werd. Hoe sterk de beheersing binnen het geheel was, viel bijvoorbeeld knap op bij de zwellingen in ‘Connections’ die steeds vlak voor de grens van het openbarsten teruggeschroefd werden. In ‘Uppers and Downers’ (een eerbetoon aan Duke Ellington) mocht het orkest even zonder de solist te keer gaan en kwamen de verschillende geledingen van de band explicieter en individueler aan bod.

Het concert culmineerde in ‘Signs & Signatures’, de titeltrack van de cd en een zinderend muzikaal orgelpunt van het concert. Met de poppy sensibiliteit zou dit stuk in een rechtvaardige wereld een megahit zijn. Van het meteen in het geheugen vastzittende thema tot het repeterend motiefje dat opgejaagd doorgegeven wordt van de ene naar de andere sectie, wordt de adrenaline sneller en sneller rondgepompt om ook nu weer vlak voor de aangekondigde explosie terug te schakelen. Mocht Jamie Cullum er aan twijfelen: zo kan het dus ook. Waarom gemakkelijke en stereotiepe antwoorden gebruiken als een kleine breuk in het verwachtingspatroon zoveel meer effect ressorteert? En meteen een eerste hoogtepunt van het festival oplevert?

Het slotconcert van de eerste dag van Jazz Middelheim was voor rekening van die andere muzikant die van het Park den Brandt zijn privédomein gemaakt heeft: jazzlegende Toots Thielemans. Met zijn vaste pianist Kenny Werner, gitarist Oscar Castro-Neves en percussionist Airto Moreira werkte de ondertussen 89-jarige peter van het festival nogmaals een even risicoloze als mooie set af, vol nummers die gebetonneerd zitten in het standaardrepertoire van de baron.

Wie met de aanwezigheid van Moreira en vooral Castro-Nevens gerekend had op een stevige scheut bossa en latin, kwam bedrogen uit. De zuiderse vibes bleven eerder oppervlakkig. Het was wachten op Castro-Nevens wat flauwe versie van ‘Water of March’ van Antônio Jobim en een solo-oprisping van Moreira voor de Braziliaanse cultuur echt dominant werd. Spanning bracht die echter niet, waardoor het concert gezapig naar het einde kabbelde, waar het publiek opnieuw vaste waarden als ‘Round Midnight’ en ‘What a Wonderful World’ te horen kreeg. Er zijn nog zekerheden in het leven.

 

Meer over Jazz Middelheim 2011: Trio Grande & Matthew Bourne, Bert Joris & Brussels Jazz Orchestra, Toots Thielemans Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.