Na twee dagen waarbij van de twee live-podia alleen de Concerttent gebruikt werden, was er op de zaterdag van Sfinks voor het eerst activiteit in de Clubtent. Die werd meteen in handen gegeven van de vrouwelijke muzikanten die er, als aanvoerder, solist of meidengroep elk op een eigen manier gebruik van maakten.
Jaren geleden was ze, naar eigen zeggen, nog barmedewerker op Sfinks, nu stond Elly Aerden als Eléonor op het podium voor het eerste optreden in de Clubtent. Haar repertoire bestond uit nummers geschreven op Latijnse teksten. Op papier een opmerkelijk idee, maar al snel verdween de eigenaardigheid, al was het maar omdat het Latijn als Spaans of Portugees ging klinken.
Daarbij hielp de muzikale koers die Eléonor en haar muzikanten aanhielden, met knipogen naar Zuid-Amerikaanse en Zuid-Europese muziek, zonder echt in specifieke stijlen te nestelen. Een vleugje jazz, even langs tango scheren of een knikje richting chanson, verder ging de muziek niet. Aerden zelf leek met haar in het lage register donkere stemkleur dan weer de weg te wijzen naar de fado, maar de emotionele diepgang van de muziek was nooit te horen.
Eléonor (foto: Arne De Crom)
Dat veranderde pas naar het einde toen voor ‘Vive’ het tempo uitzonderlijk wat hoger gelegd werd en de daaropvolgende song een wat zwoelere sfeer mee kreeg. Meer van dit soort zijstapjes zou het concert zeker goed gedaan hebben, al viel er op de muzikaliteit van Aerden en haar groep weinig af te dingen.
In de Concerttent was het ondertussen tijd voor de Bulgaren van Balkan Khans. Als combinatie van traditionele of akoestische instrumenten (doedelzak, tupan en viool) en een beatboxer had de groep een eigen verhaal. Alleen bleek dat bij het begin van het concert eerder aan de magere kant. Mak en opgevuld met koude synthesizerklanken was er van de emotionaliteit of de energie van de Balkanmuziek weinig te merken. In plaats daarvan kreeg het publiek een rommeltje waarbij het leek alsof de muzikanten de nummers pas op het podium een vaste vorm gaven. De manier waarop beatboxer SkilleR de tupanspeler moest instrueren om hem zelfs het meest eenvoudige ritme juist te laten spelen, sprak boekdelen.
Dat de groep gebruik maakte van een drum’n’bass-ritmes (door jarenlange recyclage natuurlijk van alle gevaar ontdaan) veranderde weinig aan het lusteloze geluid. De groove liep, maar wat er zich boven afspeelde was niet bepaald om het warm of koud van te krijgen, zeker niet met een violist waarvan de grijns groter bleek dan de melodische inspiratie.
Toch was de wedstrijd nog niet verloren, want met het derde nummer kwam er plots schot in de zaak. De accenten en de ritmische breuken die de Balkanmuziek zo spannend maken, kwamen plots tevoorschijn en stuwden de muziek de goeie kant op. Later speelde de groep nog even leentjebuur bij de tango, al zochten de muzikanten meer naar de populaire en moderne variant van pakweg het Gotan Project dan naar het akoestische werk. Een doedelzaksolo kruidde de muziek wat Oosters en na goed een half uur kreeg het publiek de al lang in de lucht hangende beatbox solo: keurig uitgevoerd, zoals tegen dan alle muzikanten aan het spelen waren. Echte opwinding bleef echter uit. Daarvoor speelde de band iets te veel op veilig met een idioom dat, zeker naar Balkan-normen, te soft klonk om aan de ribben te blijven plakken.
Voor het volgende concert in de Clubtent zocht Sfinks het noordelijker met de Estse Maarja Nuut. Deze zangeres-violiste bracht vorig jaar haar debuut-cd ‘Soolo’ uit waarop ze zingend en spelend, met behulp van een loopstation dansnummers en meer weidse stukken ineenknutselt.
Haar inspiratie haalt ze daarvoor in de volksmuziek waarbij ze vaak gebruik maakt van opvallend korte melodische cellen. Die beheersten ook haar optreden op Sfinks, waardoor haar muziek een hoog repetitief gehalte kreeg. Laagje per laagje stapelde ze de viool- of stempartijen echter zonder dat het geheel moest imponeren. Het volkse of dansbare bleef voorop staan.
Maarja Nuut (foto: Arne De Crom)
Het duurde dan ook tot in ‘Devil’s Polka’ voor het publiek echt een beeld kreeg van waar Nuut toe in staat was. Voor het eerst leek er geen beperking te staan op het aantal muzikale laagjes en de combinatie die de violiste opbouwde, nam geleidelijk aan psychedelisch dronende proporties aan.
In het daaropvolgende stuk, waarin ze het geluid en de beweging van een schommel wilde weergeven, ging ze nog een stapje verder. Op het scherp knarsen en piepen van de viool - inderdaad het schuren van de mechaniek - bouwde ze in eerste instantie een harmonische begeleiding, waarna ze het stuk afwerkte met een melodie waarvan het verloop al even vreemd was als de klank van het hele stuk.
Niet alle bezoekers bleken het even goed begrepen te hebben op Nuuts toonschildering, want na het schommelstuk verlieten heel wat bezoekers de tent. Een spijtige zaak voor de muzikante, maar een zegen voor de blijvers, want een groep bezoekers die het optreden live van commentaar willen voorzien of een communicatieve festivalganger die half roepend een telefonisch oproep moest beantwoorden (altijd vervelend als er iemand muziek maakt wanneer er gebeld moet worden), werden naderhand niet gemist.
Nuut liet het in elk geval niet aan haar hart komen en ging op de ingeslagen weg verder met een veelgelaagde compositie die, bij gebrek aan duidelijk melodisch materiaal, een echt klankstuk werd. Zo eindigde de Estse haar set steviger dan die begonnen was, waardoor ze de geluiden van buitenaf veel beter het hoofd kon bieden.
Stond Nuut er alleen voor, met Bassekou Kouyaté & Ngoni Ba verscheen een hele familie op het podium: vader, zonen, broers, neven en moeder de vrouw als zangeres om de zevenkoppige formatie compleet te maken. Met niet minder dan vier verschillende ngoni’s in de line-up vormt dit Afrikaanse luitachtige instrument al drie cd’s lang de kern van Ngoni Ba, waarbij het samenspel tussen de vier instrumenten vanaf de eerste release (‘Segu Blue’) tot op de recentste (‘Jama Ko’) hoogst indrukwekkend blijft.
Amy Sacko & Bassekou Kouyaté (foto: Arne De Crom)
Dat dat niet altijd gebeurde, had vooral te maken met het nodeloos rekken van sommige stukken. Hier en daar kon het virtuoze solospel van Bassekou Kouyaté de ontstane ruimte volspelen, maar evengoed bleef de groep hangen in de groove zonder dat er iets noemenswaardigs op geplaatst werd. Bovendien liep de Franstalige communicatie tussen de muzikanten en het publiek niet van een leien dakje, wat de vaart in het optreden uiteraard geen goed deed.
Desondanks was het optreden van Kouyaté & Ngoni Ba geen zwak concert te noemen. Alleen mag van iemand die onlangs nog de Songlines Award voor beste artiest gekregen heeft nog meer verwacht worden. Iets wat de man en de band op basis van het album ‘Jama Ko’ met de vingers in de neus moeten kunnen leveren.
In de Clubtent was het vrouwendag en die bereikte haar hoogtepunt rond etenstijd met het optreden van Binti. Was Elly Aerden de frontvrouw in een band die voor de rest helemaal uit mannen bestond en palmde Maarjka Nuut in haar eentje het podium in, met Binti kreeg het publiek niet minder dan zes zingende zusjes op scène. Met een groepsound die laveerde tussen het nostalgische van de Andrew Sisters en de minder voor de hand liggende samenklanken van one-woman band Liesa Van der Aa bestreken de zes een gevarieerd terrein. Daarbij tekenden ze zelf voor de vaak summiere begeleiding: wat gitaar, wat keyboards, percussie of een groove box.
De dames begonnen op vertrouwd terrein met enkele songs uit hun ep ‘Our Light’. Dat het hen menens was, mocht blijken uit de titeltrack van de cd die klonk als een kruising tussen Animal Collective en The Nylons, met een samenzang die voorbij de veiligheid van de backing harmonies ging. Enkele uitschuivers verstoorden het plaatje, maar de zangeressen wisten zich te redden: geen geringe prestatie in de weinig comfortabele muzikale setting die ze voor zichzelf gekozen hadden.
Binti (foto: Arne De Crom)
Voor een cover van Amy Winehouse’s ‘Me & Mr Jones’ mocht het met close harmony gerichte samenzang even weer wat eenvoudiger, waarna de groep een minder evidente versie van Major Lazers ‘Get Free’ liet horen, opgedragen aan de bewoners van de Gazastrook. De grondigere uitwerking vertaalde zich niet alleen in een grotere muzikale variatie, maar ook in enkele onzekerheden die, meer dan bij ‘Our Light’, de muziek leken te destabiliseren. Tot een ontsporing lieten de dames het echter ook nu niet komen en met een nieuw nummer ‘Full Desire’ (een voorlopige titel, want op zoek naar een beter alternatief vroegen de dames eventuele suggesties te mailen) en ‘Boxes’ uit de ep werd het optreden alsnog in de spreekwoordelijke schoonheid afgesloten.
Verrassende evoluties zoals de zangeressen van Binti die lieten horen, waren er niet te noteren bij de muzikanten van Tinariwen. Waarom zouden ze ook: als weinig andere groepen geldt deze Malinese band als emblematisch voor een hele (muziek)cultuur, met name die van de nomadische Toearegs.
Abdallah Ag Alhousseyni (Tinariwen - foto: Arne De Crom)
Dat gebeurde op Sfinks en wel opnieuw met zo’n schijnbaar achteloze precisie dat er weer een klok op gelijk gezet kon worden. Hoe los de nummers van Tinariwen ook schenen te dokkeren, ze klonken ook nu weer strak, zonder ook maar de minste toegeving. Daarbij speelde de groep hier en daar weer een vervaarlijk spelletje van trekken op of het laten verschuiven van het ritme, waardoor de muzikale spanning enkele malen werd opgevoerd. Het bleef echter bij enkele speldenprikken, want doorgaans trok de band de kaart van de gespeelde nonchalance.
Kortom: Tinariwen deed Boechout aan met een oerdegelijk concert dat perfect volgens het boekje verliep tot diep in het optreden. Plots maakte de woestijnblues plaats voor warempel woestijnhiphop en aansluitend voor vanuit de basgitaar aangestuurde woestijnfunk. De twee songs braken de zorgvuldig opgebouwde sfeer die als een rooksliert in de tent hing en die bij elke tempowisseling van kleur leek te veranderen. Het was dan ook geruststellend om horen dat de groep met ‘Timadrid In Sahara’ uit hun recentste album ‘Emmaar’ terug op het vertrouwde pad belandde. En nog meer dat ze daar tot aan slot niet meer vanaf weken.