Een Tunesische Belg en een Congolees die zijn tienerjaren in het toenmalige Oost-Berlijn heeft doorgebracht: de tweede dag van Sfinks Mixed was niet die van de huismussen, maar eerder die van de trekvogels.

Het was aan Jawhar, voluit Jawhar Basti om na de familievoorstelling van Amigos het muziekluik van de tweede dag Sfinks in de concerttent te openen. Van deze uit Tunesië afkomstige singer-songwriter verscheen vorig jaar het mooie ‘Qibla Wa Qobla’ waarop hij zijn Nick Drake-achtige songs van exotische kronkeltjes voorziet: niet door het gebruik van speciale instrumenten, maar door de melodieën een Noord-Afrikaanse toets mee te geven.

Jawhar (foto: Arne De Crom)
Jawhar (foto: Arne De Crom)
Gefundenes fressen voor Sfinks dus, alleen bleken Jawhar en zijn nummers niet meteen thuis te zijn in de grote tent. Zo klaar als pompwater en met een eerder bescheiden aankleding waren ze iets te fragiel, zeker in combinatie met de licht hese, breekbare stem van Jawhar Basti. Die was bovendien niet echt in vorm, wat zich snel liet horen aan een onzeker intonatie. Viel dat nog mee bij de schuifelende opener ‘Such A Breeze’, in ‘If I Rise’ en ‘Ayech’ bleek het probleem groter: twijfelend en bij momenten echt vals, was het telkens even zoeken naar de juiste tonen, een probleem dat door het specifieke karakter van de nummers uiteraard volop in het daglicht kwam te staan.

Tegen een hoger tempo en omgeven door een net iets voller geluid voelde Bashti zich duidelijk beter. Zo vloeide ‘Amaman’ opnieuw lekker, waarbij het arrangement mooi van strofe tot strofe vervelde door het even bescheiden als efficiënte gebruik van keyboards. Die plamuurden nooit het geluid dicht, maar zorgden voor kleuraccenten die de nummers een eigen, vaak poppy karakter gaven dat steevast licht en wendbaar bleef.

Gaandeweg groeide Jawhar in het optreden en met ‘Shahrayar Blues’, gezegend met een deinende beweging, kreeg Sfinks een zanger op dreef te horen. Die gedaante hield hij vast voor ‘Allemni’ waarin hij de kronkelende melismes secuur wist te treffen. De omslag kwam echter te laat om het optreden als geheel naar een hoger niveau te tillen. Waarschijnlijk was Jawhar beter uit de verf gekomen in de intiemere Clubtent, maar die bleef ook op de tweede dag van Sfinks nog ongebruikt.

Kon Jawhar maar enkele tientallen mensen overhalen om in de Concerttent post te vatten, voor Flip Kowlier stond het aardig vol. Op dezelfde publieksopkomst konden Jupiter & Okwess International niet rekenen, maar met het grootste deel van de houten vloer bezet, had de groep toch een aardig startkapitaal. Dat beheerden Jupiter Bokondji en de zijnen met een maximaal rendement dat ze wisten te puren uit een minimum aan middelen. Een minimum naar afro-normen althans, want met “slechts” zes muzikanten op het podium en een totaal gebrek aan blazers was de bezetting van de groep eerder beperkt.

Jupiter Bokondji
Jupiter Bokondji
De drive die de Congolezen tevoorschijn toverden, mocht er echter wezen, waarbij de stuwing niet zozeer kwam uit volumes of eindeloos herhaalde formules, maar uit de perfect getimede ritmiek. Die was ook al de grote vedette op ‘Hotel Univers’, het eerste album dat Bokondji vorig jaar uitbracht. Het optreden op Sfinks leek dus een ideale kans om de plaat te promoten, maar daar dachten Bokondji en zijn muzikanten anders over.

Op een uur muziek passeerden hoop en al enkele nummers uit de plaat. Niet dat dat meteen een probleem vormde, want ook het minder bekende werk van de groep bleek aardig hout te snijden. Enkele goed geplaatste en uitgevoerde tempoveranderingen en breaks, een strak samenspel en een perfect beheerste samenzang lieten een goed gerodeerde band horen. Zonder echt zwaar op deze technische kwaliteiten in te zetten, kreeg de muziek een duidelijke muzikale lading mee waarbij enkele malen de typisch Afrikaanse, gelaagde cross rhythms naar voor mochten komen.

De set liet bovendien alle ruimte aan de songs: hier geen verlammende indigestie aan publieksparticipatie. Waar die toch gezocht werd, gebeurde dat doorgaans in de context van een nummer, zodat de trein steeds op de sporen bleef.

Bokondji mocht dan een centrale plaats innemen, meer dan eens werd duidelijk dat zijn muzikanten een eigen willetje hadden en dat ook konden doordrukken. Het gevaar van een concert gebouwd rond een of andere stervocalist werd dan ook in de kiem gesmoord. Niet dat daar sowieso veel gevaar voor was, want met zijn opvallend donkere stem produceert Bokondji nu eenmaal niet de nachtegalenzang die als een zwart gat de aandacht naar zich toe zou kunnen trekken.

Jupiter & Okwess International (foto: Arne De Crom)
Jupiter & Okwess International (foto: Arne De Crom)
De funk die op de plaat geregeld aan de oppervlakte komt, bleef op Sfinks wat achterwegen. Alleen in ‘Mwana Yokatoli’ kwam die even de neus aan het venster steken. Bleef de band in dit nummer dicht tegen de klank van de cd, dan gingen ze later meer op de dool. Sneller en ritmisch scherper geslepen, belandde ‘The World is My Land’ haast in een ska-ambiance. Het kleine gitaarriedeltje, niet meer dan enkele noten lang, kreeg met de messcherpe uitvoering, vergelijkbaar met het meest gemillimeterde werk van Battles, een groot soortelijk gewicht. Alleen de stadionrock-attitude op het einde was er wat te veel aan, maar voor de rest vormde ‘The World is My Land’ een van de hoogtepunten van de set.

Een gelijkaardige focus was te horen in de staccato gitaarritmes in ‘Margerita’, waarna de band het laatste hoofdstuk van de show inzette. De zin om te spelen was er duidelijk, die om te stoppen heel wat minder. Het gevolg was niet alleen een aanzienlijke portie energie, maar ook een slotnummer dat te veel in de herhalingen bleef hangen en waarin de groep enkele malen een overbodige doorstart maakte. Overbodig, want het toerental dat Jupiter & Okwess International daarvoor draaiden, was al ruim voldoende om een blijvende indruk te maken.

Meer over Sfinks Mixed 2014 - Dag 2


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.