Dinsdag 27 december werd in de Tilburgse Paradox een punt gezet achter de 19de editie van het Stranger Than Paranoia festival, met drie concerten waarvan de muzikale raakpunten soms ver te zoeken waren.

Of hij het zijn publiek niet erg lastig maakt door steeds van die uiterst gevarieerde concertavonden samen te stellen? Paul van Kemenade, programmator en organisator van Stranger Than Paranoia,  vond van niet. Integendeel, want volgens Van Kemenade komt het publiek net voor die verrassingen. Zoals wel vaker in deze materie kreeg de saxofonist gelijk: met meer dan 150 bezoekers zat en bleef Paradox aardig vol gedurende de drie concerten.

Een mens moet het natuurlijk niet te ver drijven en dus werd het de meest veeleisende band vooraan geplaatst. Veeleisend voor het publiek, want het Estse Free Tallinn Trio kwam niet af met een rugzak vol composities of songs. Zangeres Anne-Liis Poll, pianist Anto Pett en gitarist Jaak Sooäär zweren bij vrije improvisatie: geen afspraken en zelfs geen noemenswaardige oefensessies.

Misschien hebben de drie dat in het geheel ook niet nodig, want de manier waarop ze in Paradox communiceerden was, net als op hun laatste cd ‘A Tale’ (Leo Records, 2009), bij momenten verbluffend. De kleinste hint van een van hen is voldoende om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Een ritmische figuur, een melodische beweging, een kleur in het geluid of een sfeer, alles kan als richtingaanwijzer dienen.

Sooäär en Pett zetten de set in of beter, waaiden binnen met een ijle en vluchtige sound waarna de constante gedaanteverandering van de klank in beweging gezet werd. Grote contrasten werden met gemak gerealiseerd, maar verstoorden nooit de continuïteit. Elke volgende stap, hoe verschillend ook, volgde steeds vanzelfsprekend uit de vorige.

Anne-Liis Poll (foto: Cees van de Ven)
Anne-Liis Poll (foto: Cees van de Ven)
Pett kon feeëriek ronddartelen, maar evengoed als een bezeten romanticus in de laagte rommelen en beuken. Hij maakte sporadisch gebruik van inside piano technieken, maar bleek vooral op het klavier heel sterk. Dankzij een goed ontwikkelde techniek kon hij moeiteloos inspelen op zijn collega’s of ze mee sturen. Zijn voorkeur voor atonaliteit resulteerde bij momenten in onversneden dissonantie, maar hield de muziek bovenal weg uit gemakkelijk vaarwater.

Dezelfde kwaliteiten waren terug te horen bij de stemkunst van Poll. In een zelf verzonnen taaltje dat het midden hield tussen modern Russisch en klassiek Chinees leek ze hele mono- en dialogen te brengen, waarbij ze zelf alle rollen op zich nam. Door bliksemsnel te wisselen van stemgeluid, dynamiek en register (met de bijbehorende mimiek) voerde ze in haar eentje hele theaterstukken op zonder zich af te sluiten van haar collega’s. Nu eens cartoonesk, dan weer met een opera-achtige precisie en helderheid bestreek ze een heel vocaal spectrum dat ze bovendien ook echt beheerste en naar haar hand zette.

De kleine percussie-instrumenten (houten ratels en rammelaars) die ze in haar vocale bijdrages integreerde, misten hun effect niet. Vaak zacht en spaarzaam wist ze de “kleine” geluiden perfect te plaatsen in het geheel, waardoor de anders zo onverschillig en onbenullig aandoende klanken een verrijking vormden voor het totaalgeluid.

Van de drie muzikanten van het trio bleek Jaak Sooäär de grootste kameleon. Elektrische gitaren zijn omwille van de verschillende speeltechnieken en de schier eindeloze keuze aan pedaaltjes heel dankbare klankgeneratoren, maar Sooäär hield het wat technologie betreft eerder beperkt. Effecten werden spaarzaam aangewend, maar wel met maximale impact. Zo kon de gitarist als een aal meeschuiven met de plotse invallen van zijn collega’s zonder ze te overspelen. Net als Pett en Poll beperkte Sooäär zich daarbij niet tot louter volgen, maar deed ook hij kleine suggesties die verregaande gevolgen hadden voor het verdere verloop van de muziek.

Wie het Estse trio bezig hoorde zonder het zien, zal er van overtuigd geweest zijn perfect op voorhand uitgeschreven muziek gehoord te hebben. Zo natuurlijk en muzikaal waren het verloop en de veranderingen in de klank, wat alleen maar de overweldigende klasse van de groep onderstreepte.

Even natuurlijk, maar van een heel andere esthetiek was Tricycle, het trio dat de Belgische accordeonist Tuur Florizoone tien jaar geleden formeerde met saxofonist en fluitist Philippe Laloy en bassist Vincent Noiret. De jarenlange band tussen de muzikanten heeft hen stevig aan elkaar gesmeed en dat was tijdens het concert te horen.

Tricycle liet zich horen als een band die het verschil verstaat tussen goed geolied en routineus. Dit laatste kon Florizoone en zijn collega’s niet verweten worden. Dat hun muziek zweefde in een amicale kamermuzieksfeer, waarbij de klanken van de verfijndere Franse cultuur duidelijk aanwezig waren, mocht die dan niet meteen verrassend maken, op automatische piloot werd in Paradox niet gespeeld. Dat zou met het repertoire van deze band ook niet aangewezen zijn. Kleine krulletjes, haakjes en bochtjes in de composities verplichtten de muzikanten om bij de les te blijven. De complexiteit werd nooit echt uitgesproken, maar de net niet rechtdoor lopende arrangementen zorgden voor een ontwikkeling die bleef boeien.

Tuur Florizoone (foto: Cees van de Ven)
Tuur Florizoone (foto: Cees van de Ven)
Binnen het fijngevoelige klankbeeld van de groep zorgden de verschillende composities bovendien elk voor een eigen accent. Met het zwoele ‘Siesta’, donker gekleurd door Laloy op basfluit, leek de set van Tricycle uit het niets op te doemen, als stoom die langzaam tegen een raam condenseert tot waterdruppels. Veel energieker klonken het scherpe samenspel in ‘Contamines, Mon Joie’ (inderdaad grammaticaal gruwelijk Frans, maar zoals Florizoone zelf zei: “Beter slecht Frans dan geen Frans”) en ‘Evinha, Minha Vizinha’ waarin sax en accordeon mooi rond elkaar cirkelden.

In ‘To Autumn’ lieten de drie horen dat nostalgie niet tranerig moet zijn en in het onweerstaanbare ‘Queskia?’ (titeltrack van hun eerder dit jaar verschenen cd) verstond Florizoone de kunst om op klokkenspel, in een zelfgeschreven stuk, enkele markante fouten te spelen. Hij kwam er echter mee weg. En terecht, de muziek van Tricycle kon dan misschien niet de luisteraar naar het spreekwoordelijke puntje van de stoel drijven en de solo’s mochten dan aan de vertrouwde kant blijven (hoewel Florizoone zelf hier en daar aardig ging trekken aan de harmonische onderbouw), de lyrische kwaliteiten van de muziek en de finesse waarmee die gespeeld werd, maakte veel goed.

Als het Free Tallinn Trio en Tricyle muzikaal ver uit elkaar lagen, dan waren beide bands ook mijlenver verwijderd van wat het Giovanni Falzone Electric Quartet als afsluiter van Stranger Than Paranoia kwam doen. Van een andere band van de Italiaanse trompettist verscheen recentelijk de cd ‘Around Ornette’, maar aangezien het optreden in Tilburg al ver op voorhand geboekt was, trad de trompettist aan met zijn elektrische kwartet en het programma van ‘Around Jimi’ uit 2010. Op deze opname probeert Falzone zich in te beelden hoe een ontmoeting tussen gitarist Jimi Hendrix en trompettist Miles Davis – een treffen dat nooit heeft plaats gevonden – geklonken zou hebben.

De bezetting was duidelijk gemodelleerd naar het doel: elektrische gitaar, basgitaar, drums en trompet. Van een echte muzikale symbiose was echter geen sprake. Inderdaad, er waren de bluesy licks en de distortion van de gitaar en de basgitaar speelde lenig en kon zich vrij en soms psychedelisch bewegen, maar de inbreng van Falzone werd al snel stereotiep. Het gebruik van een harmoniser om de trompetlijnen meerstemmig te verdubbelen en het zingen of ritmisch spreken in de trompetmicrofoon werden steeds in dezelfde opbouw gebruikt, waardoor er een mal ontstond waaruit de stukken tevoorschijn getoverd werden.

Giovanni Falzone (foto: Cees van de Ven)
Giovanni Falzone (foto: Cees van de Ven)
Nochtans kon Falzone technisch goed uit de voeten op trompet – in een vorig leven heeft hij nog in symfonische orkesten gespeeld, al zal dat niet geweest zijn met de oorbel, het strakke shirt en de futuristische zonnebril waarmee hij in Tilburg verscheen – maar als improvisator had hij een beperkt verhaal. Snelle uithalen kwamen te pas en te onpas opduiken en het mooi uitbouwen van een solo, toch een van de grote sterktes van Miles Davis, was niet Falzone’s hoofdbekommernis.

De drumpartij, die achter de melodische muzikanten meeliep, was vaak banaal waardoor Falzone’s eigen ‘Electric Flies’ en ‘November 19th’ veel aan mogelijke spanning verloren. Dat de muzikant in kwestie meer in huis had, liet hij horen in ‘Mr. Jimi’, waar hij de plotse breaks in de compositie mooi kon begeleiden. In ditzelfde stuk werd echter de beperkte visie van Falzone extra duidelijk toen hij aardigheidjes als het blazen op de onderkant van de ventielen van de trompet en het gebruik van kleine fluitjes maar bleef herhalen.

Van Jimi Hendrix passeerden ‘Purple Haze’ en ‘Foxy Lady’ waarvan de begeleiding (net als op de cd) onder Miles Davis’ solo op ‘So What’ geschoven werd, verrijkt met een citaatje uit ‘Tutu’. Van Davis klonk ook ‘Solar’ in duo van basgitaar en trompet: een bescheidenere aanpak die mogelijkheden bood, maar ook nu weer botste op de inhoudelijke beperkingen van de muzikanten.

Als bisnummer passeerden Falzone en zijn collega’s nog evens langs het repertoire van Ennio Morricone, waar ze onder andere het hoofdthema uit ‘The Good, The Bad And The Ugly’ tegenkwamen. Dat de band hier niet sterker voor de dag kwam, mocht de pret niet de drukken: de bezoekers die enthousiast waren over het Free Tallinn Trio en Tricycle konden ook Giovanni Falzone smaken. Paul Van Kemenade zal nog heel wat trucs uit de hoed moeten toveren om “zijn” publiek voor het einde de zaal uit te jagen.

Meer over Stranger Than Paranoia 2011 - Free Tallinn Trio, Tricycle, Giovanni Falzone Electric Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.