Mostly Other People Do the Killing, of kortweg, MOPDTK, is een jazz kwartet dat in 2003 boven een doopvont in New York werd gehouden door bassist Moppa Elliot, drummer Kevin Shea, saxophonist Jon Irabagon en trompettist Peter Evans. Deze dubbelaar is een registratie van een concertenreeks uit 2010 op het Jazz ao Centro festival in Coimbra, Portugal.

Het materiaal dat gespeeld wordt komt hoofdzakelijk van hun vorige albums en beslaagt ongeveer 2 uur fantastische muziek. Vier van de negen composities staan ook op hun laatste worp ‘Forty Fort’ en één stuk is onuitgegeven. Althans, de titels staan op hun platen. De 8 thema’s zijn slechts een voorwendsel om samen muziek te maken. Na de introductie van hun eigen thema’s gaat het kwartet steevast op een pittige reis, vrolijk grasduinend in de muziekgeschiedenis, nieuwe composities introducerend, eigen materiaal citerend. De klank van de groep heeft wat weg van een kruising tussen Masada en Sex Mob en de composities swingen steevast de pan uit. 

In een interview met Jazz Times zegt Elliott dat ze alles wat ze kennen zo snel mogelijk spelen zonder enige vorm van continuïteit, in tegenstelling van wat op het conservatorium onderwezen wordt, als reactie tegen de serieuze conservatieve Afro-Amerikaanse traditie van Wynston Marsalis die wereldwijd respect voor de jazz probeert op te wekken. MOPDTK wil weg van de jazz met een frons. Er moet gelachen worden op het podium. Sabotage en niet-coherente collages zijn afgesproken technieken om op het podium te creëeren.

 Op hun hoezen persifleert dit post-bop kwartet dan ook steevast hun “helden”. Op ‘Shamokin’ uit 2007 was dat Art Blakey’s ‘A Night in Tunesia’ en ‘’Forty Fort’ uit 2010 was een remake van de cover van Roy Haynes’ ‘Out of the Afternoon’. De hoes van ‘The Coimbra Concert’ is dan weer een persiflerende verwijzing naar Keith Jarretts prachtige ‘The Köln Concert’. Dat MOPDTK een pianoloos kwartet is, en de muzikanten met een bloedserieuze grimas over de piano gebogen zitten, geeft meteen de komische inslag van dit kwartet weer. Zonder ook maar een minuut te hebben beluisterd, komen er al twee MOPDTK-pilaren aan het licht: humor en jazzgeschiedenis. 

MOPDTK is hot bij muziekcritici over heel de wereld. Waarom? Heel eenvoudig, de onwaarschijnlijk geestdriftige aanpak, de humor en referenties, de technische bagage en het gebrek aan een vervelende drang om intellectueel te doen, maken hun muziek een plezier om naar te luisteren voor zowel jazznieuweling als voor doorwinterde jazzpuzzelaars die hun klassiekers kennen.

De liner notes zeggen hierover het volgende: Each track listed here is titled after the composition by Moppa with which it opens. Many other songs and musical elements, by Moppa and otherwise, appear and disappear over the course of each performance. In the interest of space and convenience, they are not listed. In fact every note and sound on this recording is a reference to some other recording or performance, real or imaginary.

De composities van MOPDTK (allemaal van de hand van bandleider en contrabassist Moppa Elliott) zijn gekenmerkt door stevige hardboplijnen, een besmettelijke swing, verscheurde referenties en polyfone communicatie. Hun rebelse aanpak van jazzstandards klinkt echter nooit zwaar op de hand. De composities zijn een nieuwsgierig groeiproces waarin humor centraal staat. Hun onwaarschijnlijk technische bagage en virtuositeit staat altijd in dienst van de muziek en niet van persoonlijke eer.

Sporadisch maakt drummer Shea ook gebruik van electronica, hoge spacepiepjes in ‘Blue Ball’, snerpende klankjes in de erg experimentele versie van ‘St. Mary’s Proctor’, maar deze niet humane details zijn net niet consistent of uitgewerkt genoeg om een nieuwe volwaardige muzikale laag te creëeren en kunnen evengoed achterwege gelaten worden.

Drummer Shea trapt de plaat af met stevig geroffel en een cimbaalzwangere intro voor ‘Drainlick’, een nummer dat verscheen op hun Ornette Coleman persiflage ‘This is Our Moosic’. Het nummer is een redelijk agressieve keuze om de plaat mee te openen. Het thema is redelijk klassiek en vrolijk, maar lang blijven de heren van MOPDTK daar ook niet bij stil staan. Na enkele herhalingen schakelt de band over naar een trage blues die ontaardt in gewelddadige improvisaties na een vrolijke intermezzo van swingende mardi grass. Heftige vrije saxofoonimprovisatie, nerveus drumgeroffel en razende trompetsolo’s slaan de luisteraar murw. Tegen het einde van de compositie integreert de band ouder werk en zetten ze het nummer ‘Shamokin’ in.

 In het epische ‘Blue Ball’ gaan de ruimtevogeltjes van Shea gaan nog wel even ritmisch in discussie met een sterk solerende Irabagon. Irabagon grijpt nu eens naar ranzige saxofoonsolo’s van Amerikaanse familiedrama’s, dan weer schakelt hij over naar melodieuze hardbop à la Charlie Parker of naar hoge, overblazen vogelpiepjes. Na een dik kwartier vol bebop, bossa nova en wat niet al neemt het kwartet de voet van het pedaal en schakelt ze over naar een sloom, dissonant toonspel dat ophoudt wanneer de twee blazers een mooie harmonie vinden. Wanneer Evans en Irabagon weer teruggrijpen naar een moeizaam microtonaal gekreun, bereidt Shea zich voor op een heerlijk subtiele drumsolo die uitmondt in een stevige swingende bossa nova baslijn en een op speed gespeelde versie van ‘A Night in Tunesia’.

Ook ‘Round Bottom, Square Top’, dat op ‘Forty Fort’ staat, wordt volgeladen met referenties. De heren kijken ook over de grenzen van de jazz. De humoristische ornamenten gaan van vrolijke trompetlijnen uit Pink Floyds ‘Another Brick On the Wall’ over naar een uitgebreide baslijn van N.E.R.D.’s  pompende r’n’b -kanjer ‘Lapdance’, wanneer het nummer samensmelt met een verkorte verse van ‘Fagundus’, een stuk dat op hun ‘This Is Our Moosic’ staat.

Live valt ook op hoe elk bandlid een evenwaardige creatieve bijdrage levert. Bij elke beluistering komt een nieuwe favoriet naar voren. Nu eens valt het veelzijdige drumspel van Shea op, dan weer zijn de messcherpe dialogen tussen trompettist Peter Evans en saxophonist Jon Irabagon.

Irabagon schittert in ‘St. Mary’s Proctor’. Na de groepsintroductie van het thema zet de saxofonist een donker aboriginalmoment in. Met behulp van circulaire ademhaling haalt hij een diepe didgeridootoon uit zijn instrument, waarover hij polyfone overtonen laat glijden en geklik van zijn kleppen. Elliott zet dan een vadsige swing in waarover Irabagon ijle melodieuze lijnen laat vloeien. Innig in dialoog met de contrapunt van Evans, blijft de saxofonist spelen in een beperkt bereik en hebben zijn bewegingen veel weg van een toonladderoefening. Het claustrofobische effect dat hiermee wordt bereikt groeit naar een hoogtepunt waarin de twee een versnelling hoger schakelen en wilde hardboplijnen eruit smijten die tegen elkaar opboksen. En al die tijd lijkt het of saxofonist Irabagon met 9 paar longen speelt. De band sluit het nummer af met een reeks lollige referenties en clichématige stops uit de muziekgeschiedenis.

De virtuositeit en vanzelfsprekendheid waarmee dit kwartet aan de slag gaat op ‘The Coimbra Concert’ is op zich al bewonderenswaardig. De vrijmoedigheid en ongedwongen attitude waarmee ze musiceren is dat des te meer. Hun cartooneske aanpak van de jazz omarmt een allesomvattende, onconventionele esthethiek die vooruit raast met de furrie van een wilde mustang. 

Meer over Mostly Other People Do The Killing


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.