Is het niet vreemd dat de nieuwe opname van Mark Padmore langs veel kanalen werd aangekondigd als een Schumann-cd? Nochtans bevat het schijfje ook vijf redelijk lange liederen van de componist Franz Paul Lachner, obscuur tijdgenoot van Schumann en vooral werkzaam in opera-contreien. Deze liederen zijn echter niet voor niets minder bekend gebleven: ze hebben emotioneel minder diepte en werden vele malen conventioneler vormgegeven. De tenor-partij heeft iets overdadigs dat aan opera doet denken en Padmore is niet meer helemaal geloofwaardig wanneer zijn stem erg licht wordt. Een enkele keer valt hij zelfs bijna helemaal door de mand, wanneer de noten de hoogte in schieten. Nochtans is de vergelijking tussen Schumann en Lachner interessant, want allebei vertrokken ze van gedichten van Heinrich Heine en op die manier kan de luisteraar dankzij deze cd een rechtstreekse confrontatie tussen beide persoonlijkheden ontdekken.

Het briljante 'Im wunderschönen Monat Mai' illustreert meteen Schumanns meesterschap in de 'Dichterliebe'. Deze cyclus is vrij donker opgevat en de klavierpartij is dikwijls sober en doods gehouden. Ondanks de soms lichtvoetige teksten, voegde Schumann dus een onaardse, beangstigende dimensie toe, die de liederen hun zo gegeerde diepte geeft. In vergelijking met Schumanns verlangen om kleuren te laten contrasteren, vallen de vijf liederen van Lachner lichter, of toch veel minder intiem, uit. Lachner grijpt veel meer naar het grote gebaar wanneer de grote emotie moest komen, terwijl Schubert al had bewezen dat een dergelijke kunstgreep eigenlijk nergens voor nodig is. Bij Schubert was de naturel echter zodanig dat het sluimerende dat bij Schumann wel constant aanwezig is, nooit ingang gevonden heeft. Op die manier is de 'Dichterliebe opus 48' van Schumann dus een gedurfde en waardevolle verderzetting van de liedkunst tot op dat moment.

De 'Liederkreis' van Schumann, evenzeer een vaak geïnterpreteerde liedcyclus die zangers graag tegen de 'Dichterliebe' plaatsen, leunt dichter aan bij de heel open emoties van Schubert. Waar begeleider Kristian Bezuidenhout zich in het laatstgenoemde werk donker, maar niet te gewichtig toont, klinkt hij in de 'Liederkreis' meer ongedwongen en vrijer. Het contrast is subtiel, maar de pianist heeft duidelijk zijn partijen voor zichzelf uitgeklaard. In Lachner bereikt zijn uitnodigende stijl bovendien een hoogtepunt, met bijna dartele partijen naast uitzinnige passages. Toch is hij dikwijls te weinig mysterieus en kiest hij de tempi zeer ongebruikelijk. Zoals reeds gezegd is Padmore anderzijds niet gemaakt voor Schumanns tijdgenoot, maar met Schumann heeft de tenor duidelijk een grotere vertrouwdheid. Kwalitatief steekt de 'Dichterliebe' echter niet met kop en schouders boven andere opnames uit en hetzelfde geldt voor de weinig glansrijke opname van de 'Liederkreis'. Padmore lijkt toch niet zodanig op zijn gemak als het geval is in de muziek van Schubert, waardoor de muziek minder natuurlijk gaat klinken dan eigenlijk zou moeten. Een standaardopname, zoals het duo Padmore-Lewis verzorgde in Schubert, is dit dus zeker niet. De naturel en de warmte van bijvoorbeeld Andreas Staier en Christoph Prégardien blijft dus onovertroffen.

Vooral Kristian Bezuidenhout is dus de storende factor, maar de luisterrijke opnametechniek redt deze opname alsnog van de middelmaat. Na de onvolprezen Schubert-trilogie (waarvan het laatste deel nog moet verschijnen, met Paul Lewis aan de piano) kan Padmore de hoog gespannen verwachtingen in deze muziek echter niet waarmaken. Een goede interpretatie, maar de puntjes op de i ontbreken.

Meer over V/C


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.