Veertig jaar geleden verscheen ‘Pakistani Pomade’, de eerste cd van het Alexander von Schlippenbach Trio. Van de angry young men-attitude van die plaat is vier decennia later niet veel meer over, maar daar hoefde de muziek in De Singer geen slachtoffer van te zijn.

Elk jaar duiken pianist von Schlippenbach, drummer Paul Lovens en saxofonist Evan Parker samen in de auto voor een kleine tour. Niet dat ze elkaar daarbuiten moeten missen, want geregeld treffen ze elkaar ook in het kader van het Globe Unity Orchestra. Wie een wagen zoekt met evenveel historische waarde als die waarmee de drie rondtrekken, moet al op zoek naar de auto waarin John F. Kenndy vermoord werd. Sinds hun debuut als trio hebben de heren immers niet alleen een hele reeks albums uitgebracht, ze hebben zich ook weten te verzekeren van een plaats in de geschiedenis van de vrij geïmproviseerde muziek en die bleken ze nog steeds meer dan waard te zijn.

Alexander von Schlippenbach (foto: Jos L. Knaepen)
Alexander von Schlippenbach (foto: Jos L. Knaepen)
Voor nostalgie of weemoedig terugblikken was geen tijd: improv op het scherp van de snee, daar zou het om gaan en dat werd het ook. Dat dit perfect kan binnen een esthetisch gaaf kader is ondertussen een van de handelsmerken van het trio geworden. Nooit brutaal, maar met een viriliteit die geen tegenspraak duldde, laveerden in de eerste set vooral von Schlippenbach en Lovens van links naar rechts.

De dissonante clusters, akkoorden en gebroken melodische lijnen van de pianist werden haarjuist op hun plaats gemikt: niet vrijblijvend dartelend, maar met een consequentie die de muziek een hoog uitgedacht karakter gaf. Een klank moest daar komen waar de pianist die plaatste, geen halve seconde vroeger en geen halve toon hoger. De geest van Monk was weer ontegensprekelijk aanwezig, maar evenzeer flirtte de Duitser met swing, als was hij een atonale Eroll Garner.

Een zelfde muzikale consequentie was te horen in Lovens’ drumwerk. Met zijn als vanouds gedetailleerde spel, waarbij de positie van een stick en de druk die er op gelegd werd essentieel was voor het geluid, leken zijn nochtans uiterst abstracte geluiden recht uit de pianopartij voort te komen. Vooral de rijke klankschakeringen die hij uit de cimbalen en nog meer uit de hi-hat wist te halen, konden met gemak de rijkdom van von Schlippenbachs melodische en harmonische denken volgen. De twee klonken dan ook niet als de doorsnee freejazzmuzikanten. Waar ook in dit genre al evenveel do’s en don’ts ontstaan zijn als in andere, bleven Lovens en von Schlippenbach vrij van opgelegde beperkingen. Free betekende gewoon even terug dat alles kon en niets moest: stevig was ok, maar pure poëzie met een afgemeten, maar tegelijkertijd onvoorspelbare timing was ook geen probleem, integendeel.

Evan Parker werd door de continue ondergrond van de twee in een zetel gezet en kon het zich gemakkelijk maken. Opvallend vaak koos hij er in het begin voor om niet te spelen en zijn collega’s hun middelpunt zoekende spel te laten ontwikkelen. Soms leek hij het zelfs moeilijk te hebben om iets extra toe te voegen aan wat zijn collega’s deden, zo gevarieerd en dwingend was hun samenspel. Het was wachten tot hij in een hyperkinetsche, ratelende lijn zijn draai helemaal vond. Hiermee sloot hij wonderwel nauw aan bij de poëtische kant van zijn collega’s, die elkaar in het geluid fraai in evenwicht hielden.  Lovens overspeelde nooit zijn blazende collega, maar wist die in zijn beweeglijke gedaante mooi te omkaderen en te voeden.

Paul Lovens (foto: Jos L. Knaepen)
Paul Lovens (foto: Jos L. Knaepen)
Bescheiden hints bleken genoeg om de muziek van richting te doen veranderen. Een kleine tempoversnelling van een van de drie, werd meteen beantwoord door het meeschuiven van de rest, alsof het allemaal op voorhand vastgelegd was. Nog fraaier was dat ook het tegendeel tot resultaat kon leiden. Toen von Schlippenbach besloot even niet te spelen, was dat meteen een reden voor zijn collega’s (en het publiek) om de oren te spitsen en voorbereid te zijn om wat er zou kunnen komen.

Hoe vanzelfsprekend de muziek ook klonk, gemakkelijk maakten de drie het zich nooit. Wanneer het allemaal wat te “vlot” dreigde te gaan, was er steeds een derde partij die de pret kwam verstoren. Dit werd mooi gedemonstreerd op het einde van de eerste set. Lovens en Parker zaten op een gezond lopende tempotrein waar von Schlippenbach het niet zo had op begrepen. Met zijn net te traag inzettende akkoorden trok hij plagerig aan het tempo, waardoor zijn collega’s niet door het lint konden gaan en honderd procent bij de les moesten blijven.

Voor de inzet van de tweede set kozen de drie voor een heel andere benadering. Vanuit enkele klappen, recht op de snaren van de piano, werd een soundscape opgebouwd die een heel andere, maar even fijne kant van het trio liet horen. Van daaruit ontwikkelde zich een dynamiek van solo’s en vrij ensemblespel waarin von Schlippenbach bij momenten wat losser over het klavier ging bewegen en het gemillimeterde pianospel even aan de kant schoof voor vagere bewegingen.

Het belette hem niet om af en toe net heel scherp uit de hoek te komen. Een klein motiefje van Lovens nam hij gretig over om er zelf een Stravinsky-achtige mars mee op te bouwen en met exacte arpeggio’s kwam zijn scherpe kant weer boven.

Evan Parker (foto: Jos L. Knaepen)
Evan Parker (foto: Jos L. Knaepen)
Parker zocht in zijn circulerend spel de grens tussen spelen en overblazen op en bleef ongehavend over die scherpe rand lopen, waarmee hij de muziek in een strakke suspens hield. Ook hierbij liet Lovens zich weer horen als een groepspeler, toen hij naar een gong greep en het geluid ervan uit de sax van zijn collega leek te trekken.

Voor het slot belandden de drie in gecomponeerd vaarwater met enkele Monkiaans aandoende thema’s waarbij duidelijk werd dat von Schlippenbach zich in dit vaarwater net iets beter thuis voelde dan zijn collega’s. Helemaal juist en soepel verliep het spel van het trio niet in deze wat duidelijker afgebakende context, maar gelukkig werden de thema’s doorsneden met passages waar iets meer rek op zat.

Veel poeha verkochten Parker, von Schlippenbach en Lovens niet op of naast het podium. Wie de klasse in huis heeft die in Rijkevorsel te horen was, moet zich niet bezig houden met naam te maken door frivoliteiten of capsones. Vier decennia samenspelen op dit niveau en nog steeds relevant klinken, het is niet iedereen gegeven. Dat deze drie het bovendien niet moeten doen om de nodige allimentatiefondsen bijeen te krijgen, onderstreept de gretigheid waarmee ze op het podium kruipen. Iets waarvan de muziek het klinkende bewijs vormde.

Meer over Alexander von Schlippenbach Trio


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.