Muziek en competitie zijn al eeuwen moeilijke partners. Van concurrerende zangers in de middeleeuwen en battelende mc’s in de Bronx tot virtuozen die elkaar in Koningin Elisabeth en andere wedstrijden bekampen. Ook de wereld van de Balkan brassbands ontsnapt niet aan het fenomeen.

In het Servische Guča heeft jaarlijks een trompetfestival plaats dat bekend staat als de Dragačevo Assembly. In 2001 haalde Boban Marković hier als eerste solist de maximumscore, waar hij een jaar voordien al aan de haal gegaan was met de prijs voor het beste optreden en het beste orkest. Na zijn triomftocht van 2001 besloot hij niet meer aan de wedstrijd deel te nemen. Het betekende niet het einde van zijn muzikale gevechten, want in de jaren die volgden kreeg de trompettist af te rekenen met een heel speciale tegenstander in de gedaante van zoonlief Marko.

Voor de Roemenen van Fanfare Ciocărlia geen wedstrijdgedoe: daarvoor hadden ze veel te veel werk op de velden van Zece Prăjini. Hun actieterrein bleef beperkt tot huwelijken en begrafenissen, tot de Duitse producer Henry Ernst het dorp bezocht en de muzikanten kon overhalen een stapje in de wereld te zetten.

Jarenlang speelden de twee ondertussen ook in West-Europa beroemde brassbands naast elkaar, waarbij de ene amper wist van het bestaan van de andere. Wat zouden ze ook opzij kijken: ze waren immers allebei de beste in hun soort. Het was alleen zaak om de rest van de wereld en de concurrentie daarvan te overtuigen.

Zopas verscheen het album ‘Balkan Brass Battle’ waarop de twee bands afzonderlijk en samen te horen zijn. Met hun optredens in een uitverkochte Handelsbeurs kreeg het publiek de live-versie van hun battle-concept te horen. Na een kleine muzikale opening met de twee bands op het podium – en een Boban Marković die duidelijk niet opgezet was met het podiumgeluid – werd er getossed. Het lot besliste dat de Fanfare Ciocărlia mocht aftrappen en zo de rollercoaster waarbij de twee bands elkaar systematische zouden afwisselen op gang trekken.

(foto: Arne Reinhardt)
(foto: Arne Reinhardt)
Tactiek, afwachten of het aftasten van de tegenstander waren niet aan de orde: beide orkesten gooiden meteen hun kaarten op tafel. Ciocărlia zette in met het prijsbeest ‘Suita a la Ciobanas’, de kronkelende compositie die zo snel inzet dat de gemiddelde tegenstander meteen de kleedkamer opzoekt. Net als op het album ‘Balkan Brass Battle’ gooiden de Roemenen er nog een paar onwaarschijnlijke versnellingen tegenaan om eventuele non believers (wie de reputatie van de groep niet kent, zou kunnen vermoeden dat het halsbrekende tempi op de cd studiotechnisch tot stand gekomen zijn) meteen op hun plaats te zetten.

Vader en zoon Marković riposteerden al even knallend met een latinvibe in een arrangement vol vreemde accenten, waarmee de band als een blok graniet op het podium stond. De mambogedaante van het Boban & Marko Marković Orchestra zou tijdens het concert nog geregeld opduiken (o.a. in ‘Latino Čoček’), vormgegeven door het solide en strakke ensemble spel van de groep en de prominente aanwezigheid van de timbales.

Dat de muzikanten van Fanfare Ciocărlia ook met Zuid-Amerikaanse ritmes overweg konden, lieten ze horen in hun versie van ‘Caravan’. Met het coveren werd de doos van geoorloofde trucs opengegooid: effecten op de solerende sax van de Fanfare of het publiek laten meeklappen en meezingen (waarin vooral Marko Marković zich een handige en charismatische volksmenner toonde) misten hun uitwerking niet en zogen het publiek mee in de maalstroom van het sonore gevecht.

Waar de dynastie Marković vooral uitblonk in kracht en duidelijk omlijnd samenspel, bleek de Fanfare Ciocărlia te beschikken over een ruimer klankpallet. Met klassiekers als ‘Iag Bari’ en ‘Asfalt Tango’ hebben ze dan ook een ijzersterk repertoire om uit te putten. Bovendien riskeerden zij het als enige om met ‘Lume Lume’ (met de bezwerende zanglijnen van trompettist Costica Trifan) het tempo te laten zakken, hoewel het publiek beleefd aangaf niet te zitten wachten op een meer relaxt moment.

Daartegenover klonk het orkest van Boban & Marko Marković (hoewel iets groter, maar zonder sax en klarinet) eerder eenzijdig. De constante focus op trompetsolist en rasentertainer Marko Marković versterkte deze ervaring. Extra bevestiging van de grotere rekbaarheid van de Roemenen werd geleverd door de manier waarop de twee bands met covers omgingen. Waar de ‘60s klassieker ‘Born to be Wild’ door Fanfare Ciocărlia helemaal naar hun Romahand gezet werd met een eigen tekst en staccatovocalen, bleven de Serviërs in hun versie van ‘I Feel Good’ te dicht bij James Brown hangen, waardoor ze er niet echt in slaagden zich de muziek eigen te maken.

Als de wedstrijd tussen Fanfare Ciocărlia en Boban & Marko Marković Orchestra een winnaar moest hebben, dan was de prijs naar Roemenië gegaan. Al was het maar omdat de spankracht bij Ciocărlia constanter gehouden werd dan bij Boban & Marko Marković, die naar het einde toe wat te veel op ambiance gingen spelen waarbij helaas duidelijk werd dat Marko Marković als vocalist niet op het niveau staat dat hij als trompettist wel steevast haalt.

De muzikanten echter besloten bij monde van Ciocărlia-saxofonist Daniel Ivancea in alle broederlijkheid dat ze allebei “goed” waren en spoelden de meligheid van het non-verdict weg met imposante verenigde uitvoeringen van het James Bond thema, ‘Devla’ en ‘Disco Džumbus’ als bisnummer. Na twee uur muziek had het publiek echter nog niet genoeg en het bleef minutenlang doorzingen, om pas de zaal te verlaten toen duidelijk werd dat de twee orkesten in de foyer bezig waren met het spelen van verlengingen: zonder versterking, al was het geluid er niet minder om.

 

Meer over Balkan Brass Battle: Fanfare Ciocărlia vs. Boban & Marko Marković Orchestra


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.