Op vrijdag kreeg het publiek van Esperanzah! al enkele samenwerkingen te horen, waaronder die tussen Christine Salem en Moriarty. Op zaterdag was het weer prijs en opnieuw ging het om transcontinentale langeafstandsrelaties.

Voor Afrikän Protoköl bracht de Belgische saxofonist Guillaume Van Parys zijn collega Toine Thys samen met een confrater uit Ivoorkust en een ritmesectie uit Burkina Faso. Zoiets moet wel ruiken naar afrobeat en dat deed het op de Côté Jardin ook, zij het dan afro waar de jazz duidelijker in aanwezig was dan bij bijvoorbeeld Fela Kuti.

Klinkt de band op cd soms wat mager en bleek, dan pakte de verf live, met de nummers in een uitgebreide versie, veel beter. Opener ‘France Au Revoir’ liet direct degelijk solowerk van de drie blazers horen en bas en percussie bewogen lekker mee onder de melodische lijnen. Dat het niet altijd even strak zat, zoals ook later nog enkele keren zou voorvallen, deed weinig afbreuk aan de impact van de muziek.

Zomaar feestelijk was Afrikän Protoköl echter niet te noemen. Enerzijds omdat de combinatie van blazers, bas en percussie de groep een eerder sober geluid gaf dat eens niet opgevuld werd met keyboards allerhande. Anderzijds werden de vaak scherp gesneden thema’s knap gearrangeerd, waardoor ze onwillekeurig de aandacht naar zich toe haalden. Zo dreigde de riskante polyritmiek van ‘On ne Tue Pas Les Idées’ het metrum te destabiliseren, maar de muzikanten hielden het hoofd er bij en elkaar in het gareel. Al even delicaat was de manier waarop de hikkende blazers in dit stuk in elkaar haakten, als een puzzel waarvan elk stukje moest vallen of de zaak kon van vooraf aan herbegonnen worden.

Het werd nog mooier toen Van Parys voor ‘African Connection’ trompettist Laurent Blondiau, ook te horen op de cd, er bij riep. Met goed gemikt dempergebruik en als solist (nog steeds een maatje groter dan de rest) liet die meteen zijn meerwaarde horen. Dat Blondiau zo mooi in het concept van de groep paste, was uiteraard geen verrassing. Met zijn band Mâäk is hij een specialist in het kruisen van jazz met traditionele muziek van her en der.

Het spel van de trompettist verrijkte het klankpallet van de band, dat verder nog gekenmerkt werd door het sporadisch gebruik van talking drum en, wanneer Thys voor de sopraansax koos, een bijna volledige saxofoonfamilie. Het samenspel van de blazers bleef daarbij op hoog niveau. Bijzonder fraai waren bijvoorbeeld de manier waarop in ‘ça Fait Deux Jours’ de muzikanten kriskras door elkaar leken te spelen of de waaiervormige inzet van ‘Le Passe-Temps Vite’  met een verder ontwikkeling die bij momenten aan een orgelprelude van Bach deed denken.

Tot drie keer toe aangevuld met een danser of danseres werd Afrikän Protoköl zo een sterke festivalact, met voor elk wat wils: een beetje spektakel, vatbaar voor beweging en met een meer dan degelijke muzikale achtergrond. Op basis van dit laatste meteen de vergelijking met Aka Moon maken, lijkt echter nog wat voorbarig. Aka Moon light, dat zou kunnen, zij het dan niet zozeer met minder, maar wel met een andere smaak.  

Bij Mayra Andrade, de volgende artiest op het podium van de Côté Jardin ging het er heel wat rustiger aan toe. Niet onverwacht, want de muziek van de Kaapverdische zangeres richt zich nu eenmaal eerder op romantische zielen, dan op die hard fans van traditionele muziek. Ze begon haar optreden op haar dooie gemakje met ‘A-mi N Kre-u Txeu’ uit haar recentste cd ‘Lovely Difficult’, een nummer met een haast bossa nova-achtige dromerigheid. Ook ‘Ilha De Santiago’ vertoefde in dezelfde sfeer en het was wachten op ‘Très Mininu’ voor er meer beweging in de set kwam.

Toch bleef Andrade’s ook op die momenten, net als in het reggae getinte ‘Les Mots d’Amour’, aan de aaibare kant. Misschien zelfs iets te veel, want hoe goed de muziek ook bij het zonnige weer paste, een zekere professionele gladheid was haar niet vreemd. Op Andrade’s prestatie op zich was weinig aan te merken: niet solistisch en niet in de zoete samenzang met haar vrouwelijke keyboardspeler. Zelfs niet toen ze enkele nummers moest multitasken om haar korte kleedje, meer dan eens bijna door de wind opgetild, omlaag te houden.

Haar mannelijke begeleiders, beperkt tot de basisformatie van bas, gitaar en drums deden gedienstig hun werk, maar vuurden nergens aan. Het was dan ook wachten tot Andrade zelf percussief aan de slag ging en een extra ritmische laag in de muziek bracht. Die gaf de band een traditioneler karakter, waardoor ze weggeraakte uit de exotische, netjes en verzorgd gebracht pop.

Op het podium van de Côté Court was het tijd voor de eerste hiphopact van de dag: de uit Ghana afkomstige, maar in de VS wonende Samuel Bazawule, als rapper actief als Blitz The Ambassador. Die zag het meteen groot, want in plaats van met een dj verscheen hij met zes begeleiders in de rug, gekleed in klassieke zwart-wit kostuums.

Bazawule liet er geen gras over groeien en stuurde zijn band meteen het ruime sop in met onder andere ‘Succes’ en ‘Make You No Forget’: nummers met aardig wat breaks en verraderlijke tempoveranderingen die de ambassadeur ook zelf stevig aan het werk zetten. Die leek in het begin zelfs wat op zijn adem getrapt te hebben, want in enkele virtuoze rappassages moest hij krabbelen om bij te blijven.

Na een streepje Ghanese highlife-afro was het tijd voor een rondje door de traditie. De Sugar Hill Gang, Tupac Shakur en The Prodigy waren maar enkele helden die passeerden. Het publiek werd bedolven onder een salvo van bekende riffs en grooves, stevige stoten van de blazerssectie, loeiend gitaarwerk en een nog niet zo onaardige trompetsolo. Alles werd samengebald in een stomende rit waarin Bazawule het werk grotendeels aan zijn muzikanten liet, de rapteksten in de kast bleven en hij zich beperkte tot een rol van ceremoniemeester.

Twintig minuten was echter van het goede te veel en het leek er even op dat Blitz zich tevreden zou stellen met een alleen aardige show. Tot spijt van wie’t benijdt, keerde hij daarna echter zijn kar en kwam hij terug in het echte rapwerk terecht. Het bespelen van het publiek werd er niet minder om, maar de funky begeleiding met abrupte stops van ‘Wahala’ en later ‘Dikembe’ lieten horen wat de man echt in huis had.

Nog even werd de rits eigen nummers onderbroken voor ‘I’m an African in New York’, Bazawule’s eigen versie van Stings ‘Englisman in New York’. Zijn keuze om het refrein door het publiek te laten zingen als ‘I’m an African in Esperanzah!’ was, ritmisch-taalkundig, niet een van zijn betere ideeën. Geen kat die daar op ondertussen bijna volgelopen Côté Court om maalde, zeker niet toen hij er tot twee keer toe een verschroeiende versnelling uitperste en zijn band onherroepelijk in het rood joeg. Dat mochten ze op het einde nog eens overdoen, waarmee het optreden eindigde alsof het met volle snelheid tegen een muur knalde. Helemaal assorti met de energie die er van in het begin vanaf spatte.

Geen enkel optreden dat zo naadloos op Esperanzah! thuishoorde als dat van de Playing for Change Band. De groep is een uitloper van het Playing for Change project waarvoor (straat)muzikanten op heel de wereld opgenomen werden, terwijl ze bekende songs speelden. Een handige montage later ontstonden versies van die nummers, geassembleerd uit takes van niet minder dan 35 muzikanten waarbij niet zelden heel locale instrumenten of ensemblevormen opdoken die eigenlijk in de verste verte niets met het origineel te maken hadden.

Die rijkdom kreeg Esperanzah! niet, want voor de Playing for Change Band bleef de bezetting one size fits all. Geen violen of mariachiorkesten, maar bas, gitaar, drums, keyboard en percussie. De idee van Playing for Change zat bijgevolg enkel nog in de combinatie van verschillende nationaliteiten, met muzikanten uit Congo, Zuid-Afrika, de VS, Nederland, Israel, Italië en Cuba.

Dat bleek ruimschoots voldoende om het publiek te trakteren op de verwachte feel good jukebox.  Daarin staken reggaenummers als ‘Back to Your Roots’ en Bob Marley’s ‘Get Up, Stand Up’, de Zuid-Afrikaanse klassieker ‘Pata Pata’ en heel wat Anglo-Amerikaans erfgoed met de blues ‘Fannie Mae’, ‘Teach Your Children Well’ van Graham Nash, ‘Down by the Riverside’ en Sam Cooks ‘A Change is Gonna Come’, gezongen door een indrukwekkende Clarence Bekker die het publiek ongegeneerd in het Nederlands toesprak.

De nummers werden stuk voor stuk gespeeld in het idioom waarin ze bij het grote publiek bekend waren. Verder dan de mondharmonica van Grandpa Elliott, zowat de mascotte van de het project en de band, in ‘The Lion Sleeps Tonight’ ging de interculturele kruisbestuiving niet. Begrijpelijk, want de ambitie van het project liggen nu eenmaal ergens anders. Toch viel evenzeer op dat de muziek op geen enkel moment geforceerd klonk. Met meer dan genoeg kwaliteit in huis, kon de band zich dus in verschillende formats nestelen.

Dat de groep ondanks het bekende repertoire het terrein van de Côté Jardin in een mum van tijd vol kreeg, lag voor de hand. Dat er enkele meterslange polonaises door het publiek gingen, waarvan eentje aangevoerd door een achtjarige bezoeker al evenmin. Even leek het toch nog spannend te worden toen de Israelische zangeres Tal Ben Ari het woord nam, maar in de veilige omgeving van de band en het publiek van Esperanzah! kon ze in heel algemene termen verwijzen naar de problemen in het Midden-Oosten.

Echte verrassingen waren er bijgevolg niet te noteren en dus kon de band ook veilig, maar ontroerend afsluiten met ‘Stand by Me’ het nummer dat zowat het lijflied van de hele Playing for Change actie is, een actie die live minder muzikaal fascineerde dan op internet, maar haar boodschap in Floreffe wel overtuigend en gesmaakt kon overbrengen.

(Foto: Esperanzah!)

Meer over Esperanzah! 2014 - Dag 3


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.