Met een dag in het teken van de Belgische jazz werd de zevende editie van het tweejaarlijkse festival Jazz Brugge op gang getrokken. Waarbij die Belgische muziek meteen te horen was in heel verschillende gedaantes.

Belgen en een aangeboren minderwaardigheidscomplex, er is iets voor te zeggen. Jaren geleden werden cd’s al eens getypeerd als “on-Belgisch” goed, alsof muziek van binnen de landsgrenzen zich in regel op het tweede plan afspeelde. Een organisatie die, meer dan eender wie, er mee voor gezorgd heeft dat de Belgische jazz desalniettemin een eigen gezicht kon krijgen, is De Werf, het kunstencentrum met het bijna gelijknamige platenlabel W.E.R.F.

Van dat label werden op de openingsdag van Jazz Brugge twee cd’s voorgesteld. ’s Middags mochten de heren van het Mâäk Quintet hun ‘Nine’ laten horen en in de vroege avond was het aan het Belgisch-Nederlandse trio van Nathalie Loriers, Tineke Postma en Philippe Aerts. Dit drietal kwam vorig jaar samen op vraag van Gaume jazz, een treffen dat zo beviel dat besloten werd het concert uit te brengen als de cd ‘Le Peuple des Silencieux’.

Het album een typisch Belgische release noemen, er is iets voor te zeggen, al lijkt het etiket de muziek opnieuw (en ongewild) wat onrecht aan te doen. Bescheidenheid is namelijk zowat de middle name voor de Belgische ritmetandem. Of toch ogenschijnlijk, want de finesse van vooral Loriers speelt zich nu eenmaal onder de oppervlakte af, zoals ze zeker in het begin van de set liet horen.

Bruuskeren is nooit aan haar klank geworden elegantie besteed geweest. Eerder kiest ze voor een subtiele toucher, waarbij elke noot een eigen weging krijgt qua dynamiek, frasering en plaats in de melodie. Met een grote aandacht voor die melodie en vooral het uitbouwen van de harmonie, speelde Loriers ook in Brugge weer een verfijnde set. Naar adem happen was er voor het publiek dan misschien niet bij, maar de manier waarop Loriers en de vederlicht spelende Aerts (in zijn handen leek de contrabas een onbenullige ukelele) de luisteraars bij de hand namen om hen toch alle hoeken van de kamermuziekzaal van het Concertgebouw te laten zien, sprak boekdelen.

Vooral de manier waarop Loriers in ‘Lennie Knows’ de harmonie tot voorbij het impressionistisch bleef uitpuren, liet horen hoe doorgedreven haar ideeën zijn. Ze waren zelfs zo sterk dat het trio ongegeneerd een onderkoelde dynamiek kon hanteren: wat er gespeeld werd was meer dan fascinerend genoeg. Dat gold ook tijdens het heerlijk lichtvoetige ‘Canzoncina’ waarvan de muzikale omgeving ook aantrekkelijk bleek voor de zoet aanzettende en heel melodisch spelende Postma.

De ballade ‘Le Peuple des Silencieux’ klonk even minder spannend. De dwingende spanning die in de iets snellere nummers zachtjes de plak mocht zwaaien, was hier minder aanwezig. Die kwam wel terug bij ‘Dinner With Ornette and Thelonious’ dat met het huppelende thema zo een tweelingbroertje van Return to Forevers ‘Sometime Ago’ had kunnen zijn. Dat ondanks de goedmoedigheid de muziek niet vrij van risico’s en ingevingen van het moment was, bleek toen het trio het nummer uiteen lieten vallen. Wat er op het einde overbleef was niet meer dan een halve wals, van waaruit Aerts, Postma en Loriers met de glimlach terug naar het oorspronkelijke thema sprongen.

Postma’s ‘The Line’, een nummer dat de saxofoniste volgens Loriers een kwartiertje voor het optreden had voorgesteld,  klonk in vergelijking met de andere nummers wat Amerikaanser: extra vlot, maar met minder harmonische diepgang, waardoor vooral Loriers wat meer aan de oppervlakte bleef. Dat deed ze ook in ‘Funk For Fun’, een nummer waarvoor ze inspiratie haalde bij Michael Brecker, iets waar de inderdaad meer funky inslag zeker niet vreemd aan was. Aerts en Postma vonden er moeiteloos hun weg in, maar Loriers was toch niet zo in haar sas als in het begin van het concert. Niet dat ze echt door de mand viel, want daarvoor heeft ze uiteraard meer dan genoeg bagage, maar haar sterkte bleek niet te liggen in de groove. Waar die dan wel lag, dat hadden de luisteraars in het eerste deel van de set, dat muzikaal wel een graadje straffer was dan het slot, kunnen horen.

Ook op Gaume Jazz voorgesteld en geboekt voor Jazz Brugge was Eve Beuvens’ Heptomatic. Opnieuw een vrouwelijke pianist aan het roer dus, maar dan met een andere muzikale visie. In de eerste plaats liet Beuvens zich met haar septet eerder horen als componiste dan als pianiste. Daarnaast hanteerde ze ook een andere muzikale taal, een waarbij de harmonische vindingrijkheid ondergeschikt was aan het contrapuntische ensemblespel. Melodieën, zelden van gewone snit, dwarrelden uit de blazers, de piano of de gitaar naar beneden, waarbij verschillende lagen elkaar geregeld kruisten. Daarbij was het Beuvens duidelijk te doen om de confrontatie van de lijnen, want dynamisch hield ze het verloop van de muziek sterk aan de leiband.

Het was wachten tot in ‘No Way Out Running’ voor de groep in halve bigbandstijl even open plooide in brede, opstijgende akkoorden. Hier was ook voor het eerst wat expliciete vaart in de muziek te horen, waar die doorgaans eerder in een wat waziger stramien opereerde. Hierdoor kreeg de muziek soms een wat sober aura dat nog versterkt werd door de ongewoon kronkelende thema’s.

Complex was de muziek van Beuvens zeker te noemen, maar spannend niet altijd. Temeer daar sommige van haar solisten wat aan de voorspelbare kant bleven. Alleen gitarist Benjamin Sauzereau en trompettist Laurent Blondiau overstegen als improvisatoren de in de muziek hangende sfeer en droegen de muziek van Beuvens verder dan die op papier stond. Ze konden daarvoor gelukkig ook rekenen op de steun van de onklopbare ritmetandem van Manolo Cabras en João Lobo.

Om echt indruk te maken, bleef het geheel echter wat te veel aan de rationele kant hangen. Goed doordacht was Beuvens’ muziek duidelijk wel, maar toch ook weer net niet genoeg om de beperkte uitdaging en opwinding te compenseren. Al is het treffen van die balans sowieso een delicate en moeilijke zaak, zelfs voor meer ervaren muzikanten.

Dat het ene het andere echter niet moet uitsluiten, mochten de bezoekers ervaren tijdens het slotconcert van de eerste dag. De stukken die Peter Vermeersch en zijn Flat Earth Society (FES) op de muziekstaander hebben staan, zijn doorgaans immers van die aard dat ze het publiek platwalsen, dan wel het openlijk verleiden. Deze combinatie werkte ook voor het programma ‘Terms of Embarrassment’ waarvoor de FES-aanvoerder terugkeerde naar zijn oude liefde, Frank Zappa, door Vermeersch zelf met zijn bekende ironie omschreven als “de dode componist”.

Toch werd het optreden geen set vol al dan niet opnieuw bewerkte Zappa-covers. Het overgrote deel van de muziek waren eigen composities, waarmee meteen een visitekaartje afgeleverd werd. Na welgeteld twee stukken had het publiek al een repetitief ratelende piano, een muziekdoosjeswals, perfect geknipte gitaarnoise van de immer beweeglijke Pierre Vervloesem en een Arabisch kronkelende melodie (‘Me Standard, You Poor’) mogen slikken. Kortom, van meet af aan trok FES de polonaise van invloeden en stijlen op gang: minder zappend dan vroeger, maar net daardoor ook meer coherent en natuurlijker. De stoet werd na de eerste stukken gewoon verdergezet met ‘The Previous Song’, op gang getrokken door aan atonale piano-intro om daarna in potige filmswing te belanden. De melodieën werden in verschillende orkestraties gepresenteerd, waardoor het geluid van de groep continu in beweging bleef en de luisteraars moeiteloos bij de les gehouden werden.

Het was pas met ‘Random Riffs’ dat de muziek van “de dode componist” zelf expliciet aan bod kwam, in de gedaante van een potpourri van riffs en hooks. Onversneden Zappa was er daarna met covers van ‘Take Your Clothes of When You Dance’ en ‘City of Tiny Lights’, telkens met Mauro Pawlowski als zanger. In het tweede nummer bleef Vervloessem voor zijn eerste solo opvallend hangen in het middenregister, het domein waar ook Zappa zo graag vertoefde en waar elke vorm van machogedrag bij voorbaat uitgesloten wordt. Zappa’s ‘Solitude’, vooral niet te verwarren met de gelijknamige standard, werd dan weer gebracht als een asymmetrische smartlap, gezongen door Pawlowski in duet met Berlinde Deman – in het dagelijkse leven tubaspeelster bij FES.

Voor het bisnummer greep Vermeersch terug naar het repertoire van zijn band X-Legged Sally (“een groep uit de jaren ’90, iets voor de oudere mensen”). Van uitbollen was echter geen sprake wat met ‘Fast Forward’ werd het energiepijl nog verder de hoogte in gejaagd. Het springerige staccatothema werd er tegen een aanzienlijke snelheid uitgeperst en rijkelijk overgoten met de gitaarnoise die Pawlowski en Vervloesem nog in de tank hadden zitten. Kortom: een doordeweeks optreden van FES. Als er aan optredens van die groep iets doordeweeks kan zijn.

Meer over Jazz Brugge 2014 - Dag 1


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.