Sfinks anno 2014, dat zijn traditionele Zuid-Koreaanse instrumenten, laptops, elektrische gitaren en salsa. De jaren dat het festival hoofdzakelijk gereserveerd was voor de goed geconserveerde muzikale tradities liggen ver in het verleden, maar op de openingsdag van de editie 2014 werd hoorbaar dat dat geen drama hoeft te zijn.
Om zes uur op het hoofdpodium: de heren van Palenke Soultribe zullen zich hun debuut op Sfinks Mixed wel anders voorgesteld hebben. Overwegend elektronische muziek werkt doorgaans beter in de latere uurtjes en dus moesten de muzikanten onder leiding van Juan Diego Borda en Andres "Popa" Erazo meteen serieus aan de slag om het publiek in beweging te krijgen: op papier zeker geen onmogelijke opgave, gelet op elektronische cumbia die op hun recentste cd ‘Mar’ te horen is.
Palenke Soultribe (foto: Tunke Lauriks)
Die kwam echter grotendeels uit de laptop, want de live inbreng bleef grotendeels beperkt tot zang, bas, percussie en drums, waarbij vooral de inbreng van dit laatste instrument echt wel een verschil maakte. Niet zomaar meegeklopt met de opname, zorgden de live drumpartijen meer dan eens voor extra reliëf. Dat zat ook al ingebakken in de vanuit de laptop aangestuurde producties, met nummers die gerust een stapje terug durven zetten om zo de opbouw meer dynamiek te geven.
Het dansbare bleef echter minstens even belangrijk, zeker toen in ‘This Song is For Whoever Feels Lonely’ een pompende fourbeat zich zonder enige tegenstand op de voorgrond mocht nestelen. Daarna zou de muziek meer en meer de kaart van de beats trekken, waarbij de cumbia geleidelijk aan verdampte. Wat overbleef was alles behalve onaardige electro zoals die te horen was in ‘Palenke From the Jungle’.
Het publiek leek het echter minder begrepen te hebben op het residu en waar de groep tegen de helft van de set de aanwezige bezoekers vlot mee in beweging gekregen had (op Sfinks nu ook niet direct een onmogelijke opgave) verminderde de dansbereidheid. Die kwam terug toen in ‘Si Cerca yo te Tengo’ de Zuid-Amerikaanse wortels van de band weer hun plaats mochten opeisen. Met een herneming van ‘Oh Mama!’ in een opgepompte remixversie legde Palenke Soultribe de lat tenslotte mooi in het midden tussen beats en traditie: een compromis dat niet het strafste van de groep liet horen, maar dat in deze omstandigheden een voor de hand liggend orgelpunt van de set vormde.
Veel minder dansbaar, behalve voor enkele overtuigde headbangers op de eerste rij, was Jambinai, om diverse redenen een opmerkelijke verschijning op het podium van Sfinks. Dat mag dan een en ander gewend zijn, bassisten met een T-shirt van Black Flag blijven er toch eerder uitzondering dan regel en hetzelfde kon gezegd worden van de muzikale aanpak van de Zuid-Koreaanse band.
Jambinai (foto: Tunke Lauriks)
Die werd voor het tweede stuk ‘Time of Extinction’ nog wat verder opgevijzeld. Dit nummer, zondermeer het meest tot de verbeelding sprekende dat de groep in huis heeft, wordt steevast naar voor geschoven wanneer er ergens plaats is om een YouTube-clipje van Jambinai in te voeren. Met extra bas en drums en Lee Il-Woo die de piri inruilde voor de gitaar was de groep op maximale volumesterkte en zo kon de groep de metalachtige eruptie die zo kenmerkend is voor het nummer ook op de bezoekers van Sfinks losgelaten. Dat de haegeum van Kim Bomi daar hoog bovenuit steeg, als Sharon den Adel bij Within Temptation, maakte het plaatje helemaal compleet.
Gemakshalve wordt Jambinai dan ook al eens weggezet als metal op traditionele Zuid-Koreaanse instrumenten. Dit bleek om diverse redenen een simplificatie, onder andere omdat de groep heel wat meer te bieden had: zachte passages in driestemmige zang, soundscapes die opentrokken als de nummers van Explosions in the Sky, Shin Eunyong die haar geomungo deed kletteren als de bas van Korn en vooral songstructuren die in hun variatie meer hadden van Mike Pattons Fantômas dan van eender welke andere invloed die de muziek onderging.
Dat onderstreepte de groep, opnieuw herleid tot haar trioformatie, in het afsluitende ‘Empty Eyes Part 2’. Vanuit een secuur gehakt geomungo-ritme belandde de muziek al snel in een dromerige toestand met een melodische glansrol voor de nu heel zangerige haegeum. Net als in het openingsstuk mocht dit nummer opnieuw opzwellen, weliswaar niet tot de proporties van voordien en bovendien gespreid over tien minuten. De muzikanten van Jambinai lieten de bezoekers dus niet los met het beeld dat al te vaak van hen opgehangen wordt. En terecht.
Voor de laatste live-act op de openingsdag van Sfinks werd het wat drukker op het podium. Niet minder dan twaalf muzikanten moesten hun plaats vinden bij het overwegend Cubaanse Orquesta Aragón, een salsaband met een traditie van drie kwart eeuw. Die traditie werd in ere gehouden, want waar de muzikanten van Jambinai zochten en vonden, mikten die van Orquesta Aragón louter op de benen. Met succes overigens, maar dat is op een festival als Sfinks niets om de geschiedenisboekjes te halen.
Orquesta Aragón (foto: Tunke Lauriks)
Net iets minder waren de momenten waarop de bezoekers aangespoord werden om mee te klappen of te zingen. Met instructies die alleen in het Spaans gegeven werden, liet overtuigde deelname meer dan eens op zich wachten, waardoor het optreden vaart verloor. Jammer, want als salsaband kon het Orquesta Aragón echt wel tellen. Dat het er bovendien een was met aardig wat traditie bleek toen ‘Pare Cochero’, dat al sinds de jaren ’50 op de setlist van de band staat, het concert mocht afsluiten om zo het pad te effenen voor de dj’s van Discobar Galaxie en TLP.