Wie had gedacht op de tweede dag van Sfinks iets meer plaats te hebben dan op de eerste kwam bedrogen uit. Net als vrijdag geraakt de weide van Boechout snel gevuld, ook al werd de capaciteit van het terrein aanzienlijk vergroot met het openen van de Clubtent.

Voor deze  “intiemere” locatie (met een zittend publiek) ingewijd werd, mocht singer-songwriter Minata de tweede dag van Sfinks aftrappen in de Concerttent. Ze was eerder dit jaar reeds te horen op Sfinks Mundial en werd aangekondigd als de Afrikaanse Tracy Chapman. Het bleek helaas wat te hoog gegrepen voor de band van deze jongedame. Het optreden klonk als een niet veredelde repetitie: Minata zong aardig vals en kwam op het podium duidelijk onwennig over. Dat de songs onnodig lang doorliepen, zeker in het begin van de set, bevestigde alleen maar het onzeker beeld dat de groep uitstraalde. Alsof de muzikanten zelf niet goed wisten wat aanvangen en vooral hoe te stoppen. Bovendien kneep de verbeeldingloze bezetting van drums, gitaar, bas en overbodige keyboards elk vleugje Afrika vakkundig dood en daar kon een solonummer van Minata zelf weinig aan verhelpen.

Tiganá (foto: dewereldmorgen.be)
Tiganá (foto: dewereldmorgen.be)
Veel muzikaler en persoonlijker klonk de Braziliaan Tiganá Santana, kotweg Tiganá, de eerste artiest die deze editie te horen was in de Clubtent. Dit kader was inderdaad de beter locatie voor de fijnbesnaarde en gevoelige muziek van de vijfkoppige band waarmee Santana op het podium stond. Het cerebrale wit dat in de kledij van de muzikanten overheerste paste mooi bij de poëtische mengeling van bossa nova en samba, inclusief de timide en aarzelende, voor bossa zo typische zang.

Door de elektrische basgitaar te vervangen door een akoestische en de percussie gelaagd, maar qua volume bescheiden te houden, ontstond een sober en bij momenten dromerig geluid zonder dat de complexiteit van de muziek verloren ging. De momenten waarop dynamisch en ritmisch een klein tandje bijgestoken werd, ressorteerden zo een geweldig effect. Economisch omspringen met de middelen: een minimum aan materiaal voor een maximum aan rendement.

Minder zuinig klonk het Portugese Terrakota. Deze Portugese band speelde in 2003 haar eerste concert op Sfinks en stond vorig jaar nog op Couleur Café. Hun Afro-reggae-latin-flamenco-rock is duidelijk schatplichtig aan Manu Chao en co, maar Terrekota weet de soms wat voor de hand liggende sound toch een eigen twist te geven, niet in het minst door het live gebruik van sitar, balafon en ud. Op hun single van het te verschijnen nieuwe album ‘World Massala’ vertaalt zich dat in reggae-met-sitar. Blijkbaar een geliefd recept voor de band, want het concert opende met het op een gelijkaardige leest geschoeide ‘E Verdade?’ uit het vorige album ‘Oba Train’.

Naast de intrinsieke muzikaliteit van de bandleden en de invloeden van Zuiderse en Oosterse muziek, drijft Terrakota live vooral op het energieke duo Romi en Junior die als zangers het geluid domineren. Kwam het optreden aanvankelijk niet meteen op kruissnelheid (traag zou aardig overdreven zijn), dan was het niet moeilijk te voorspellen dat ‘Oba Train’ daar verandering in zou brengen. De percussieve drive van de song daverde stevig door en zorgde voor een ambiance-hoogtepunt. De treinrit maakte echter ook slachtoffers en spijtig genoeg was leading lady Romi daar bij. In het tweede deel van het concert klonk ze plots vermoeid en meer dan eens haalde ze net (niet) de hogere noten van haar zanglijnen. Gelukkig haalde dit euvel de vaart en kleur niet uit het optreden: Terrakota bleef een van de beter bands in dit genre.

De samenwerking tussen de Anglo-Indische Najma Akhtar en rootsmuzikant Gary Lucas die daarna in de clubtent te aanschouwen was, is enigszins bizar. Niet omwille van de combinatie Indische klassiek met westerse populaire muziek, maar om de manier waarop ze gebeurt. In tegenstelling tot de meeste east meets west-fusies, vertrekt dit duo (bijgestaan door een tablaspeler) niet van gezamenlijke jamsessies waarbij alle muzikanten zich aanpassen aan de muzikale wereld van de anderen. Het hanteert meer een systeem van afwisselend eenrichtingsverkeer, waarbij Akhtar teksten en zanglijnen verzint op nagenoeg volledig afgewerkte instrumentale nummers van Lucas. Verbazingwekkend genoeg werkt dit wonderwel – zij het niet altijd even goed.

Najma Akhtar & Gary Lucas (foto: dewereldmorgen.be)
Najma Akhtar & Gary Lucas (foto: dewereldmorgen.be)
Van Najma Akhtars technische perfectie was iedereen al snel overtuigd: elke noot die ze aanraakte was loepzuiver, elke nuance die ze legde zonder weerga en elke capriool die ze uithaalde weldoordacht. Lucas daarentegen leek wat afwezig en verstopte zich bijwijlen achter zijn enorme cowboyhoed. De nummers waarin hij zijn akoestische gitaar inruilde voor een lichtblauwe Stratocaster waren ronduit rampzalig: het instrument stond in verbinding met een loopstation dat blijkbaar zonder handleiding geleverd was. Veel gepruts en afleiding waren het gevolg. Af en toe viel het gebeuren dus een beetje stil, voornamelijk in de meer meditatieve stukken en in de nogal vreemd klinkende cover ‘Special Rider Blues’.

Toch bewees Lucas dat hij wel degelijk kan musiceren. In de snellere nummers, zoals het vrolijke ‘Rishte’ (tevens titeltrack van hun recente cd), was Lucas op zijn best: vingervlug zette hij een groove neer die spontaan beelden van de Amerikaanse prairie opriep. Daarop viel dan geen nasale Bob Dylan in maar een frisse Akhtar, die later in het concert het publiek inwijdde in de Indische raga’s. Gebruik makend van het kwarttonensysteem van de Indische muziek, putte ze uit een blue notes-reservoir waar elke bluesmuzikant jaloers op zou zijn.

Het concert van Violons Barbares was zonder meer een onwaarschijnlijke ervaring. Drie virtuoze muzikanten met totaal verschillende achtergrond pakten zonder moeite de clubtent in en ontvingen terecht de eerste staande ovatie van deze Sfinkseditie. Hun optreden was een wervelende rit over barbaarse steppen en dat met een allerminst conventionele bezetting. De Mongool Dandarvaanchig Enkhjargal hanteerde de tweesnarige morin khoor, een viool met een gesculpteerde paardenkop. Dimitar Gougov spreidde zijn virtuositeit ten toon op de gadulka, een Bulgaarse viool, terwijl percussionist Fabien Guyot zich uitleefde op een bonte verzameling potten en pannen.

Violons Barbares (foto: dewereldmorgen.be)
Violons Barbares (foto: dewereldmorgen.be)
Met een drive om u tegen te zeggen staken ze van wal met ‘Barbar Rock’, volksmuziek met een rockattitude waar het spelplezier van afspatte. Guyot galoppeerde over zijn percussiekit alsof Dzjengis Khan hem op de hielen zat en Enkhjargal verkende al keelzingend ongekende diepten. Enkhjargals stem zou ook gedurende de rest van het concert een bron van bizarre geluiden vormen. De man creëerde klanken waarvan de meeste luisteraars het bestaan niet eens vermoedden, laat staan dat ze door een menselijke stem geproduceerd konden worden. Spektakel dus, maar altijd perfect ingepast in intrigerende muziek. Violons Barbares bewees immers geregeld dat het niet enkel opzwepende dansmuziek in zijn mars had, zoals het springerige, driestemmig gezongen ‘Satripialo’ uit Georgië. In het breekbare ‘Aav Eej’ ging Enkhjargals stem de hoogte in, ondersteund door een spaarzame duimpiano en het ijle col legno-spel van Gougov. De tent was een dikke vijf minuten muisstil en barstte vervolgens los in een overweldigend applaus. Na het concert was het aanschuiven aan de cd-stand.

Op zijn nieuwste album ‘Dakar-Kinston’ verkent de Senegalese superster Youssou N’Dour de wereld van de reggae. Zijn concert op Sfinks bestond dan ook uit twee delen. De eerste drie kwartier, onder de titel ‘Kingston’, stonden in het teken van de nieuwe plaat en brachten N’Dours interpretatie van de Jamaïcaanse muziek. Na een kort intermezzo met enkele covers stak hij de Atlantische Oceaan over naar Dakar, waar een greep uit het oudere repertoire aan bod kwam. N’Dour reist echter nooit alleen en voor dit concert had hij een immense groep rond zich verzameld: drie percussionisten en een drummer, drie keyboardspelers, twee gitaristen, een bassist en een hoop zangers en dansers van beider kunne. Het was dan ook opmerkelijk hoe strak georkestreerd het concert klonk. Slechts heel zelden liet iemand in de groep zich betrappen op een slordigheidje.

Kingston is voor N’Dour zelden een synoniem voor pure reggae. Alleen al door de grote batterij percussionisten klonk de begeleiding veel rijker en levendiger dan de gewoonlijke reggaebeat. Als een doorgewinterde entertainer liet N’Dour het publiek meezingen en –klappen, maar toch duurde het eigenlijk tot het Dakar-gedeelte voor de groep echt volledig uit de bol kon gaan – en het publiek met hen. Het optreden werd vanaf dan veel meer dan een concert: dansers buitelden door de lucht terwijl een knallende djembé-solo door de tent raasde. Hoe dichter N’Dour zich bij zijn roots waagde, hoe uitzinniger en zichtbaar gelukkiger zijn muzikanten werden.

Tekst: Pieter Van den Brande, Koen Van Meel

 

Meer over Sfinks Mixed 2010 – Dag 2


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.