"The final recording", zo leest de hoes van deze opname niet weinig dramatisch. Nochtans staat een vreugdevolle Claudio Abbado op de cover, een beeld van de dirigent zoals velen hem zullen herinneren en zoals hij zelf allicht ook herinnerd zou willen worden. Als de dirigent die mét zijn orkest muziek maakte, en het niet louter als middel zag en gebruikte. Als de orkestleider die een mens was en altijd bleef, en weigerde voor totalitair maestro te spelen. Als een figuur die behalve schoonheid ook humor in muziek zocht en vond. Allemaal had hij het bereikt, toen hij op 20 januari dit jaar de ogen sloot, om ze nadien nooit meer te openen. Een genie had 80 jaar lang het licht mogen zien, en hij schonk de wereld in zijn laatste decennium nog een reeks legendarische interpretaties van onder meer Mozart, Bruckner en Mahler, hoewel zijn interessegebied zich steeds bleef uitspreiden over het grootste deel van de muziekgeschiedenis. Deze "final recording" was tevens ook het laatste concert dat Abbado ooit zou geven. Op 26 augustus 2013 dirigeerde hij Schuberts onvoltooide en Bruckners onvoltooide – alsof hij wist dat ook zijn missie in dit leven onvoltooid zou blijven. Want hoewel Abbado al jaren met een aanslepende kanker vocht, bleef hij toch vechten tegen zijn ziekte en plande hij voortdurend nieuwe engagementen in.
Abbado's overlijden bracht een karrenvracht aan heruitgaves op gang, en ondertussen is die overigens nog niet tot staan gekomen. De meest prestigieuze van die boxen is 'The Symphony Edition', een 40 cd's tellende verzamelaar met onder andere alle symphonieën van Beethoven, Brahms, Mahler en Schubert, in de meerderheid der gevallen samen met de Berliner Philharmoniker. Bruckner ontbreekt in dat lijstje, omdat Abbado de tijd niet heeft gekregen om alle symfonieën in te blikken. Slechts vijf van de negen liet hij vereeuwigen, in het geval van de negende zelfs twee keer. Indertijd, toen hij de thuishaven van de Wiener Philharmoniker overstag deed gaan met zijn begeesterende visie op Bruckners laatste, lag de klemtoon meer op voluptueuze partijen en hoog-romantisch zwelgen, hoewel Abbado daar nooit in heeft overdreven. Opvallend was echter de tendens die zich in zijn laatste jaren steeds duidelijker manifesteerde: om evenwicht te zoeken in partituren die al te vaak als orgiastisch worden bestempeld. Om matiging te vinden bij componisten die al te vaak worden vereenzelvigd met het exces. En inderdaad: als uitvoeringen van Bruckners laatste zich dikwijls ergens schuldig aan maken, dan is het wel pompeuze overdaad. Niet zo bij Abbado, die weet dat er "feierlich" boven het adagio prijkt, maar die zich daardoor niet laat verlammen. Hij maakt er een ontroerend orgelpunt van, waarbij hij in de stilte van het slotakkoord een berusting treft die raakt aan het eeuwige.
Hoe anders is echter het scherzo! Niet grotesk, maar verfijnd humoristisch. Niet gekunsteld, niet geneigd om de tippelende strijkers als een gimmick uit te spelen. Even sereen, en toch ingrijpend verschillend van het adagio waarin Abbado een spirituele dimensie (voorbij de Wagneriaanse geplogenheden, waarnaar Bruckner ook effectief verwijst) binnenrijft. Desondanks hebben beide delen gemeen dat ze de muziek zelf op een piëdestal plaatsen: niet de klank, maar wel dat wat de klank bereikt, staat wezenlijk op de voorgrond. Het is eigenlijk emotionaliteit die muziek wordt, net zoals mystiek in geluid wordt getransformeerd doorheen het openingsdeel. Ook hier weer "feierlich", maar ook "misterioso": twee affecten waarmee Abbado donders goed uit de voeten kan. Hij verbindt ze immers in een beweging die het aardse aan het hemelse koppelt: niet als een strijdende tweeledigheid, maar als een natuurlijke symbiose, een synergisme tussen twee elementen die logisch bij elkaar horen. Net dat is wat velen niet kunnen wanneer het om Bruckner gaan: de evidentie van zijn structuur ontleden, de logica van zijn schriftuur ontginnen. Abbado doet het wel, in wat een ongelofelijk testament is. De negende van Bruckner wordt hier immers een langgerekte gedecideerde wals, een bezingen van de schoonheid van muziek zelf, een afscheid. Een afscheid waarna echt geen vierde deel meer hoeft te volgen. Of hoe een onvoltooid leven toch niet helemaal onvoltooid lijkt. Moge hij de creatieve rust die hij bij leven niet vond, nu vinden.