Comfort en festivals, het blijft een moeilijk huwelijk. Verdwijnt de unieke sfeer als er aandacht is voor het eerste? Esperanzah! laat zien dat het niet zo hoeft te zijn.

Niet dat Wout Bru in de soep komt roeren of dat Jordi Roca het ijsje van de happy few van slagroom voorziet. Als het festival in Floreffe het de bezoekers aangenaam probeert te maken, gebeurt dat met kleine dingen. Een speciale familiecamping, gratis water en medewerkers die oververhitte bezoekers komen natsproeien zijn een goed begin. Wie daar niet genoeg aan heeft, kan gaan uitblazen in de cinemazaal of in hangmatten. Dat die op vier meter hoogte hangen is geen probleem: een medewerker trekt de bezoeker er met een klimharnas graag naar toe.

Wie van het ene naar het andere niveau van het terrein wil, maar zijn schoenzolen wil sparen kan het tuffende treintje nemen en last but not least: geluidstechnici die voor het festival werken, dienen een charter te onderteken dat ze gemiddeld niet meer dan 96 dB per kwartier zullen halen. Niet dat iedereen zich daar even precies aan hield, maar het geluid was doorgaans van een aangenaam niveau zonder dat de kwaliteit er onder ging leiden. Al waaide het op de Côté Jarin wel af en toe weg, maar een stapje naar voor bleek voldoende om dat euvel te verhelpen.

Een en ander zorgde er voor dat ook op de derde, warme dag van Esperanzah!, de bezoekers er niet als levende lijken bij liepen en daar konden de artiesten die zondag op het doorgaans onmogelijke middaguur moesten optreden, de vruchten van plukken. Zo ook Scylla: die kon iets na twaalven al rekenen op een aardige opkomst, hoewel zijn hiphop nu niet bepaald leeft van het feestgehalte. Vaak wat donker, soms zelfs melancholisch en geregeld tegen de trage tempi aan, zijn het bij hem de teksten die het werk moesten doen.

Scylla’s optreden op Esperanzah! was dan ook minder entertainment dan doorgaans het geval is en de rapper werkte aardig voor zijn centen. Bindteksten werden beperkt gehouden. Het ene na het andere nummer werd niet alleen ingezet, maar ook tot een goed einde gebracht, iets waar vetbetaalde hiphopsterren al eens een broertje dood aan hebben.

De Brusselaar kon het bovendien ook zonder beats. Enkele a capella spoken word passages, waaronder een ontroerend eerbetoon aan zijn familie, hielden de aandacht van het publiek moeiteloos vast. Nog indrukwekkender was ‘Douleurs Muettes’ dat zoals op zijn album ‘Abysses’ enkel met pianobegeleiding gebracht werd: een song met een persoonlijke, emotionele lading die voor Scylla ook op een groot festivalpodium zichzelf mocht blijven.

De soms bezonken en aangrijpende passages werden afgewisseld met meer energieke nummers, die echter nooit gratuit werden. Opdravende gastrappers mogen meer doen dan in de maat meeknikken en een handdoek aangeven en de dj van dienst mocht even old school zijn scratch skills demonstreren. Met de klasse waarmee hij de show als geheel aanpakte, richtte Scylla ook even een politieke pijl. De vraag aan het publiek wie trots was Belg te zijn - uiteraard niet zo onschuldig als ze enkele jaren geleden nog had kunnen zijn -  werd door het publiek overtuigende beantwoord, maar de rapper voelde niet de behoefte om op dezelfde nagel te blijven kloppen. In plaats van een rondje N-VA-bashen werd meteen ‘Bx Vibes’ ingezet, waardoor de muziek ook in deze het laatste woord kreeg. Een indrukwekkend prestatie op een alles behalve evident moment van een laatste festivaldag.

An Pierlé (foto: Arne De Crom)
An Pierlé (foto: Arne De Crom)
Niet dat Esperanzah! wakker ligt van communautaire overgevoeligheden, maar aansluitende op het optreden van Scylla op de Côté Cour dat van An Pierlé plaatsen op de Côté Jardin hield de zaken wel mooi in balans. Van ver was het even een vreemd zicht om de Vlaamse zangeres te zien opkomen. In een jurk met tijgermotief en weggedoken achter een grote hoed leek ze een kruising tussen een verlopen Hollywood-diva en madam Edith Artois uit ‘Allo Allo’. Van ver, want wie dichter bij kwam kon het beeld snel laten varen, zeker toen de hoed aan de kant ging en Pierlé met schattig, maar effectief middelbareschool Frans contact zocht met het publiek.

Muzikaal zette ze zo mogelijk nog vlugger de puntjes op de spreekwoordelijke i: Esperanzah! kreeg een Pierlé te horen die er zin in had en in bloedvorm verkeerde. Zowel vocaal (de exact gemikte hoogtes) als pianistiek reed ze een zo goed als vlekkeloos parcours zonder op veilig te spelen. Alleen achter een vleugelpiano dook ze in het repertoire van haar nieuwe (‘Strange Days’), haar eerste (‘Mud Stories’) en een nog te verschijnen release. Het nummer ‘Strange Days’ bewaarde live en solo de mysterieuze oosterse sfeer van cd en de wals ‘Winds’ kreeg afwisselend passionele, plagerige en demonische trekjes. Een grote concertpianiste bleek Pierlé nog steeds niet te zijn, maar voor effectiviteit haalde ze een maximumscore: waar het moest fonkelen, fonkelde het en waar het mocht daveren, deed ze dat met hetzelfde gemak.

Pierlé liet zich op Esperanzah! eveneens van haar meest ironische en goedgeluimde kant kennen. Na haar hoed afgezet te hebben, beloofde ze zich helemaal uit te kleden op voorwaarde dat het publiek hetzelfde zou doen, er meteen aan toevoegend dat blote bovenlijven voor de heren niet telden. Ze poseerde even gespeeld uitdagend voor de fotografen en vond dat het na een ludiek gesprekje met het publiek hoog tijd was voor een nummertje over het bombardement op Dresden, waarna het tragere ‘Suburban Skies’ van het publiek dezelfde aandacht kreeg als de veel meer voor de hand cover van Talk Talks ‘Such a Shame’.

Veel meer dan stem en piano had Pierlé niet nodig om het publiek in haar zak te steken en het daar te houden. De technische ondersteuning die ze kreeg voor ‘The House of Sleep’ lieten de backings van de cd horen en tijdens het bisnummer ‘Mud Stories’ werd de piano van wat distortion voorzien. Leuke extra’s waren het wel, maar ook zonder deze aardigheidjes had Pierlé de verdacht aandachtig luisterende bezoekers kunnen verleiden.

Deed Pierlé het met klasse en humor, SKIP&DIE gooide het op de Côté Cour over een heel andere boeg. In de studio het duo van producer Jori Collignon en zangeres Cata.Pirata stond het project op Esperanzah! als kwartet op het podium, waarbij de muzikanten wisselden van percussie naar elektronica, gitaar, sitar en langhalsluit. Het exotische karakter van de band werd meteen overtuigend in de verf gezet toen ‘Jungle Riot’ inzette met live gespeelde sitar, waarna de tropische, zwoele en sexy dance van de band haar gang mocht gaan.

Cata.Pirata (SKIP&DIE, foto: Arne De Crom)
Cata.Pirata (SKIP&DIE, foto: Arne De Crom)
Die leek vlot haar weg te vinden in ‘La Cumbia Dictatura’, maar het overmatig opendraaien van het baskanaal vergalde de pret. Niet dat het karakteristieke deurbelgeluid en de lichtere passages niet goed uitkwamen, maar de zuiderse cumbia-deining leek plaats te moeten maken voor al dan niet gewilde dubstep-vetlagen. Een gelijkaardig geluid deed ook ‘Killing Aid’ geen goed. De Zuid-Afrikaanse samenzang en de lion’s roar drum mochten de kleuren van de cd nog even laten horen, maar daarna was het weer het lage register dat als een modderlawine over het geluid schoof. Heel jammer allemaal, want geregeld werd hoorbaar dat de muzikanten op het podium hun best deden om het optreden ook muzikaal tot een ervaring te maken. De rol van de klarinetjes van ‘Love Jihad’ werden proper overgenomen door de gitaren en de percussie tekende hier en daar voor een amusante carnavaleske ambiance.

Voor andere nummers kozen de muzikanten dan weer voor stuiterende electro wat de band in het sexy vaarwater van Peaches deed belanden. De muziek van SKIP&DIE kon dus heel wat kanten uitgaan, maar toch was het even schrikken toen ‘Anti-Capitaliste’ werd opgedirkt met een hardcore-outfit. Dat het nummer daarmee al haar exotische ontspanning verloor, moest het publiek er maar voor lief bijnemen.

Dat het grootste basgevaar na enige tijd onder controle gehouden werd, betekende niet dat alles daarmee mooi op z’n plaats viel. Geregeld verdwenen gitaar- en zelfs zangpartijen in de kwak decibels die de luisteraar op hun bord gelepeld kregen.

In de lang uitgevouwen afsluiter ‘Senorita’ koos de groep dan, na de vrolijk jengelende luitintro, meer en meer voor het instrumentale dansgeweld. Lang niet eendimensionaal overigens, want een directe lijn richting climax was voor de groep toch iets te simpel. Stevige percussiepassages bliezen het geluid geregeld op, waarna er weer even gas terug genomen werd. Dat in dit proces zangeres Cata.Pirata meer en meer danseres dan zangeres werd, was ongetwijfeld heel inspirerend voor de mannelijke bezoekers op de eerste rijen, maar wie daar geen plaats gevonden had,  had er beduidend minder aan.

Waar Cata.Pirata aan het einde muzikaal meer naar de achtergrond verdween, bleven de vrouwen op de Côté Jardin wel aan zet. Met An Pieré, Rokia Traoré en Keny Arkana  was het hoogst gelegen podium zelfs bijna integraal in handen van vrouwelijke solisten of bandaanvoerders. Alleen HK & Les Saltimbanks nestelden zich er als mannenbastion tussen.

Naar het optreden van de Malinese Rokia Traoré mocht speciaal worden uitgekeken. De productie van haar nieuwe cd ‘Beautiful Africa’ was immers in handen van niemand minder dan John Parish en dat is er aan te horen: het rijke geluid doet het album meer dan eens in de richting van de rock opschuiven, maar het Afrikaanse element blijft ontegensprekelijk dominant.

Rokia Traoré (foto: Arne De Crom)
Rokia Traoré (foto: Arne De Crom)
De voormalige BBC 3 World Music Award en Songlines Music Awards winnares trapte echter af met ouder werk: ‘Dounia’ uit het meer bescheiden klinkende ‘Tchamantché’. Ze was duidelijk niet van plan om meteen alle registers open te trekken en begon, solo op elektrische gitaar, om haar collega’s met mondjesmaat in het geluid toe te laten. Ngoni, bas en een extra gitaar lieten het nummer traag openvouwen tot episch brede proporties, waarna de muziek terugtrok. Het uitgekiende gevoel voor opbouw en ontwikkeling zou een constante worden in een optreden met een doordacht opgestelde setlist.

Traorés ebbenhouten en lichtjes hese stemgeluid maakt haar herkenbaar uit de duizend, iets wat voor sommigen al genoeg is om een carrière op te bouwen. Niet voor haar echter, want zij koppelt die kwaliteit aan indrukwekkende songs die niet vies zijn van wat tempowisselingen, catchy refreinen en een complexe ritmiek. Die troeven speelde ze in Floreffe maximaal uit, waarbij vooral het gelaagde geluid van de snaarinstrumenten geregeld als kers op de taart gesmeten werd. ‘Lalla’ en ‘Ka Moun Kè’ voeren er wel bij, al bleef dit laatste nummer net iets te lang in het mooie geluid ronddobberen.

Met ‘Zen’ veranderde ze plots het geweer van schouder. Het haast minimalistische en kortgeknipte, Afrikaanse pointillisme zorgde van meet af aan voor een even licht als onhoudbaar lopende ritmiek. De dynamiek werd echter gestaag opgedreven, waardoor Traoré het publiek voor de eerste keer de kans gaf om wat explicieter te dansen. Het versnellen van de muzikale ontwikkeling mistte haar uitwerking niet en de zangeres had het optreden definitief in de plooi gelegd.

Met het gelaagde, typisch Afrikaanse ritmiek van ‘Sikey’ en het haast rockende ‘Beautiful Africa’ stoomde Traoré gestaag verder door naar een adembenemend slot. Alleen voor het begin van ‘Kouma’ schakelde ze nog even terug, maar ook dit nummer werd in een mum van tijd open getrokken naar een zinderende climax.

Het bleek echter maar een opwarmer voor wat de zangeres als finale in petto had. Hoe stevig haar nieuwe cd ook mag klinken, songs als ‘Mélancolie’ en ‘Tuit Tuit’ blijven pareltjes van finesse, niet in het minst door de verfijnde samenzang. Het eerste nummer bleef uit, maar het tweede werd wel geriskeerd. Opnieuw verscheen het gemillimeterde samenspel van verfijnde, vaak heel korte klanken. Die schitterden nu echter niet alleen in de gitaar- en ngonipartijen, maar ook in de vogelzang die Traoré en haar twee backings imiteerden: zo exact als op het album, het zal er niet veel gegeven zijn.

Wat daarna gebeurde zette al het voorgaande, hoe indrukwekkende ook, in de schaduw. De verfijning van de vocalisten werd bewaard tegen de achtergrond van een muzikale ontwikkeling die het nummer voorbij alle voorgaande hoogtepunten voerde. Traoré en haar muzikanten pompten het geluid continu verder op zonder te verzanden in bombast. Met de muziek nu op maximaal toerental, begon ze haar muzikanten voor te stellen, afgewisseld met vocale excursies (de gitaar had ze veiligheidshalve aan de kant gezet) die het midden hielden tussen spreken in tongen en een ritueel om kwade geesten te verdrijven. Met de muziek nog in volle gang, verliet Traoré al dansend het podium, gevolgd door haar achtergrondzangeressen: een truc zo oud als de straat, die haar uitwerking niet miste.

Van een bisnummer was geen sprake. Wat zou er ook nog hebben moeten volgen? Wat ooit van negativiteit in de buurt van Esperanzah! had rondgewaard, had ondertussen al lang de wijk genomen naar ergens ver weg, want tegen deze Traoré was geen kruid gewassen: een optreden als het festival Esperanzah! zelf.

Meer over Esperanzah! 2013 - Dag 3


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.