Ictus had het publiek goed in de tang. Geprangd tussen de vier podia en de centrale post voor geluid- en lichtregie kon een bezoeker zich onmogelijk onttrekken aan wat er op een van de scènes gaande was. Wie zich op de achtergrond wilde houden, moest blijven bewegen, want ver weg van het ene podium betekende automatisch vlakbij een ander. Veel werd er echter niet op de loop gegaan: de luisteraars bleven staan, zitten of liggen waar ze zich neergeplant hadden. Wie op de rand van een podium had plaatsgenomen, kon daar blijven zitten, zelfs op de momenten dat dit podium gebruikt werd voor een uitvoering.
Deze setting is maar een van de verschillende manieren waarop het concept van Liquid Room brak met de gangbare concertcultuur. Van een echt “zomerfestivalpubliek” was echter nooit sprake, al was het maar omdat de toeschouwers, ondanks de uitzonderlijke situatie, opvallend stil en luisterbereid bleven.
Ictus was vertrokken voor net geen drie uur plezier voor luisteraars en uitvoerders. Een van de rode draden doorheen de van podium naar podium kronkelende programmatie was de muziek van violist Benjamin de la Fuente: als uitvoerder en als componist. In deze eerste gedaante liet hij zich ook improviserend horen: op elektrische viool in duo met Eric Echampard en later akoestisch met cellist François Deppe. Zijn gecomponeerde stukken hadden steevast een stevige elektronische component. De inzet van diverse andere live-gespeelde instrumenten, maakte deze stukken vaak boeiender dan wat hij op zijn solo-cd ‘La Longue Marche’ uit 2009 liet horen. Net als Mitterer verstaat de la Fuente de kunst om het elektronische en het akoestische te combineren tot een zinvol geheel, zonder op zoek te gaan naar gemakkelijke effecten.
Het parcours tussen sereniteit en bruisende energie werd gedurende het hele concert meermaals afgelegd, bij voorkeur zonder al te veel overbruggingen. Afgemeten en strak klonk het in Benjamin de la Fuente’s ‘Bypass’ voor rocktrio (met mathrockachtig riffwerk dat soms net iets te zwaar klonk om echt snedig te zijn, waardoor de small time flitsende rockverlichting wat knullig overkwam) of in Marc Monnets ‘Eros Machina’, een “kwartet” voor basgitaar, elektrische gitaar en twee geregeld van tempo wisselende metronomen. Extreem delicaat en verfijnd werd het in ‘Pression’ voor cello-solo van Helmut Lachenmann (1001 manieren en nuances om een strijkstok te hanteren) en het gruwelijk veeleisende ‘The Glizz’ voor fluitsolo (een minutenlange ononderbroken glissando in een bovenmenselijke uitvoering van Michael Schmid). Even muzikaal als grappig klonk het zwerverproza in de stukken van Harry Partch. De speciaal verfijnder gestemde piano en gitaar zorgden voor een fonkelende omkadering van (opnieuw) Michael Schmid, deze keer als vocalist. Extreem flitsend was de la Fuente’s ‘Flip’ voor synthesizer en twee drums.
Wie het spel van Ictus een beetje meespeelde kreeg dus eenvoudigweg niet de tijd zich te storen aan de contrasten. De helse rit van Liquid Room kende namelijk ook geen stopplaatsen of vertragingen. Wie een plaspauze wilde nemen (of net iets wilde gaan drinken) kon dat gerust doen, maar moest dan wel een en ander missen, want het concertprogramma werd er niet voor stilgelegd. Daarvoor dienen pauzes en podiumwissels, een luxe die Ictus zich met ocharme 180 minuten tijd niet kon veroorloven.