Mocht het dopingdebat even hevig woeden in de jazz als in het wielrennen, dan zou Peter Evans al meermaals uitgenodigd zijn om op de sofa van Oprah plaats te nemen. Wat deze trompettist de afgelopen jaren liet horen, overklast de meeste van zijn collega’s met haast pijnlijk gemak. Was dat de reden waarom de trompetgilde niet verzamelen blies, zoals ze dat enkele jaren geleden wel deed voor de passage van Wynton Marsalis op Jazz Middelheim?

Het is altijd beter voor dan na Peter Evans te spelen. Die luxe werd gitarist Christophe Albertijn gegund. Albertijn is de rode draad doorheen de verschillende concerten van de New York Jazz Connection in Antwerpen. Vorige keer warmde hij in trio op voor Digital Primitives, deze keer beperkte hij de bezetting tot een duo met de Franse, in Brussel wonende saxofoniste Audrey Lauro.

Met haar secure manier van spelen, multiphonics en een voorkeur voor het zachte register en abstracte geluiden, was het verleidelijk om Lauro te zien als de muzikale tweelingzus van Christine Abdelnour. Zeker in het eerste stuk van de set, waar ze opteerde voor een trage ontwikkeling met rijke harmonieën en rollende Flatterzunge. Deze quasi statische opstelling liet alle ruimte aan de semiakoestische gitaar van Albertijn die een veel groter scala aan materiaal aanboorde. Afwisselende koos hij voor aangehouden e-bow klanken, pulserende tonen, roterende motiefjes, krakende geluiden of het subtiel spelen met feedback, waarmee hij de harmonieën van zijn collega verder voedde.

Het was echter pas toen Lauro met korte formules mee stapte in de evolutie dat het duo echt begon te bewegen en Albertijn het initiatief aan de saxofoniste kon laten. Zijn eigen rol beperkte hij tot de jankende geluiden van een binnenstebuiten gedraaide Hendrix, of noisy klanken.

Dat de voorzichtige aanloop geen zwaktebod was, lieten Lauro en Albertijn horen door later naar de meer bescheiden setting terug te keren, waarbij ze enkele malen betoverend mooie samenklanken met kerkorgelallures genereerden. Voor het slot plooiden ze zich nog verder terug in een atonaal, haast cerebraal duet.

Zo gevoelige en gedetailleerd als het openingsstuk zouden de twee in het vervolg van hun set niet meer klinken. In plaats daarvan trokken ze echter het klankreservoir verder open: een melodische Lauro begeleid door een spacy gitaar die gaandeweg steeds abstracter ging spelen tot Lauro in het tjilpen en de afgeblokte geluiden belandde en Albertijn terug minutieus zijn feedback controleerde.

Met deze waaier aan mogelijkheden had het duo meer dan genoeg in huis om nog uren door te kunnen gaan. Verrassend was het vervolg van hun set dan ook zelden te noemen, maar de controle waarmee Lauro en Albertijn speelden en de bereidheid tot luisteren naar de richting die de ander uitwilde, getuigden van een ongecomplexeerde muzikaliteit.

Goed een half uur later was de scène klaar voor het optreden van het Peter Evans Trio, meteen het eerste van het drietal buiten New York. Een vreemde combinatie was het wel: een hipster-bassist in een hoodie, een drummer in een winterjas en berenmuts die doorgaans vooral van pas komt in het Russische noorden en een in hemd en geklede broek gestoken trompettist die zo zou kunnen onderduiken in een trein vol pendelende boekhouders. Muzikaal zaten Evans, bassist John Hébert en drummer Kassa Overall echter op dezelfde lijn. Wat die lijn ook moge zijn, want het gemak waarmee de drie van composities in improvisaties schoten en terug, was even adembenemend als onvolgbaar.

Bandleider Evans was in bloedvorm. Dat was niet alleen of zozeer te horen aan de speciale effecten en technieken die hij beheerste, maar wel aan de precisie waarmee hij de gangbare trompettonen op hun plaats zetten: dynamisch, ritmisch en qua intonatie. De vanzelfsprekendheid waarmee de speciale technieken tevoorschijn kwamen, maakten bovendien duidelijk dat er voor de trompettist geen onderscheid is tussen de “klassieke” trompetbenadering en de extended techniques. Het ene vloeide logisch uit het andere voor: van het loszetten van de ventielen om een rammelend effect te bekomen of het spelen zonder mondstuk tot het controleren van toonhoogte en -sterkte bij de piepende geluiden.

Hoe gedetailleerd Evans zijn eigen geluid dacht, werd nog het mooist onderstreept door het gebruik van microtonaliteit, waarbij ventieleffecten of het gebruik van de stembuisjes van de trompet voor minuscule fluctuaties in de toonhoogte zorgde die de muziek nog maar eens een dimensie bij gaven. De beheersing van alle mogelijke registers en technieken van zijn instrument, koppelde Evans bovendien opnieuw aan een haast losbandige gretigheid. Het leek weer alsof hij nooit tijd genoeg kreeg om alles wat in zijn hoofd opkwam te realiseren.

Toch was het optreden van zijn trio meer dan een technische demonstratie. Het verbluffende samenspel dat Evans ontwikkelde met Hébert en Overall was zo mogelijk nog indrukwekkender. In en aanhoudende beweging van loslaten en aanhalen leken de drie zich te bedienen van een codetaal die, hoewel totaal onverstaanbaar voor het publiek, toch een duidelijke logica had. Wat een rondje vrij spelen leek, werd plots doormidden gesneden door exact gelijk uitgevoerde, obsessief herhaalde motiefjes die in al hun bescheidenheid levensgevaarlijk waren. Het razendsnel roterende figuurtje of de messcherpe staccatoformule (niet meer dan twee herhaalde noten lang) van ‘Echo’ werden koppige refreinen die her en der opdoken, maar even onverwacht weer verdwenen. Het resultaat was een set vol geraffineerde doolhofstructuren waarbij de rol van het publiek zich noodgedwongen beperkte tot er bij staan en er naar kijken.

Ook hier hield het verhaal niet op. Binnen alle complexiteit en techniciteit sneden de drie ook echt muzikaal hout. Wat doorgaans gemakshalve als “muzikantenmuziek” opzij geschoven wordt, werd door Evans, Overall en Hébert met flair en enthousiasme gebracht. Hébert haalde zijn indrukwekkende sound van stal en kon met zijn energieke pluktechniek Evans dragen en het vuur aan de schenen leggen. Bovendien liet hij horen een even potent strijkgeluid in huis te hebben waarmee hij exact gemikte, bijtende dissonantie tevoorschijn kon halen.

Overall ritselde overal tussendoor en paste zijn volume mooi aan, aan het geluid van zijn collega’s. Schijnbaar achteloos en freewheelend ging hij, net als Hébert, een eigen weg, waardoor het trio vaak contrapuntisch leek te opereren. Zonder met de ogen te knipperen kon Overall echter meteen ook weer de draad oppikken en de exact gelijk gehakte ritmes van zijn collega’s bijtreden of plots een speelse groove leggen. Die bleef dan echter wel steeds ingebed in de eigenzinnige energie van het trio.

Ruim tachtig minuten (een ruwe schatting, want bij het Peter Evans Trio is er weinig tijd, noch reden om horloges te raadplegen) raasden Evans en zijn collega’s door hun repertoire dat ook op zachtere en zelfs even minimalistische momenten autoritair en compromisloos de aandacht van de aanwezige bezoekers opeiste. Afwezigen (trompettisten en anderen) die hun dosis minderwaardigheidscomplexen niet konden komen ophalen, hebben een mogelijkheid tot herkansing dankzij de live-cd die onlangs van dit trio verscheen.  Uiteraard op eigen risico.

Meer over Peter Evans Trio, Christophe Albertijn & Audrey Lauro


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.