Een echte saxheldin zal ze nooit worden, die Ingrid Laubrock. Daarvoor mist ze het overmatige ego om zich te pas en te onpas op de voorgrond te spelen en loopt haar muziek te veel over van de compositorische finesse. Dat ze zich niet stoort aan de regels van de klassieke of eender welke andere soort jazz, maakt dat ze ook in traditionele muziekmiddens moeilijk zal liggen.

Was het daarom dat ze het publiek bij het begin van het optreden met haar kwintet Anti-House bedankte om toch te komen, aangezien ze gevreesd had voor een beperkte opkomst? In elk geval was de eventuele vrees onterecht, want een aardig gevulde De Singer hoorde een band die goed op dreef was, maar daarbij geen compromissen sloot.

Laubrocks composities voor Anti-House zijn immers geen tunes of songs, maar pagina’s lange stukken die niet de gemakkelijke weg bewandelen. Een zeker intellectualisme is de muziek niet vreemd, zolang dat niet verward wordt met technische of compositorische spielerei. Nooit elitair, maar wel consequent vertroebelen Laubrock en haar collega’s keer op keer de grens tussen compositie en improvisatie.

Ingrid Laubrock (foto: Guy Van de Poel)
Ingrid Laubrock (foto: Guy Van de Poel)
Voor een snel adrenalineshot is een luisteraar bij Laubrock dus aan het verkeerde adres en dat bleek opnieuw in Rijkevorsel. Wat even vrije improvisatie leek, bleek een fractie van een seconde later netjes gestructureerd. Of dat op het moment zelf gebeurde, dan wel op voorhand bedisseld was, daar had de luisteraar het raden naar. Slechts op de momenten dat er echt sporen van muzikale eensgezindheid opdoken, wees het kompas duidelijk in een bepaalde richting. Zeker wanneer er bij verschillende muzikanten een onvoorspelbaar drentelende melodie opdook, maar even vaak bleef de organisatie beperkt tot het hanteren van een klein motief of een muzikale structuur.

Zo klonk de muziek eerder als impressionistische kamermuziek, waarbij het geluid van de ene metamorfose naar de andere trok en het geheel iets collageachtig kreeg, maar dan zonder het zappende. Van leeg klinkende passages naar contrapuntisch vol gespeelde stukken, steeds kwam de ene episode logisch voort uit de andere.

Wat begon als Weberniaans minimalisme werd omgekneed tot een traag evoluerend, haast statisch ensemblespel om in een volgende stap door drummer Tom Rainey omgevormd te worden tot een mars. Of toch iets marsachtig, want echt in een bepaalde stijl kruipen deed het kwintet nooit. Of het moet haar eigen stijl geweest zijn. In een volgend stadium kreeg bassist John Hébert het voor het zeggen met spekgladde, spokende flageoletten waarna een flard swing en een groepspassage met verrassende accenten de stoet aan wendingen en bochten vervolledigde.

De individuen van het kwintet, dat met Rainey, Hébert, Laubrock, gitariste Mary Halvorson en pianiste Kris Davis gerust een nieuwbakken supergroep genoemd kan worden, gingen naadloos op in het geheel. Het groepsgebeuren stond centraal, maar dat werd dan wel weer sterk bepaald door de inbreng van de afzonderlijke muzikanten, of die nu als kwintet of in kleinere formaties opereerden. Anti-House liet geen plaats voor stersolisten, wel voor stermuziek waarin iedereen een volwaardige en zelfstandige rol kreeg. Hébert en Rainey moesten zich niet schikken in een dienende functie, maar konden helemaal hun gang gaan. Vooral Rainey liet zich in die hoedanigheid vaak horen als het cement tussen zijn soms erg gelaagd spelende collega’s. Voor elke sfeer en invalshoek had hij het juiste geluid klaar.

(foto: Guy Van de Poel)
(foto: Guy Van de Poel)
Zo viel het optreden van Anti-House als een puzzel in elkaar, zij het dan wel eentje waar geen rechte hoeken aan waren. Of toch even naar het einde van de eerste set, toen er plots iets van een groove opdook. Echt zwaar werd die echter niet doorgetrokken: het leek eerder alsof de band er stommelings ingesukkeld was.

Met iedereen op de juiste plaats, Laubrock met haar warme en doordachte geluid en Davis met exact gerichte sprongen en glissandi (mooi hoe ze die steeds functioneel en perfect getimed kon inzetten) viel het echter ook op dat Halvorson het wat rustig aan deed. Wie haar muziek wat kent, weet dat achter de dame die er soms bijloopt als een grinnikend meisje tijdens haar eerste dag op een nieuwe school, een muzikante schuilgaat die verrassend bitchy uit de hoek kan komen. Die kant van haar persoonlijkheid hield ze tijdens het optreden echter in bedwang. Pas in de tweede set nam ze de tijd om haar geluid in die typerende, desoriënterende knoop te leggen. Met uitgekiende, soms resoluut dissonante en verglijdende harmonisaties klonk haar solopassage als een auditieve tegenhanger van dubbel zicht: een ervaring die steeds opnieuw bevreemdend werkt, hoe bescheiden de techniek ook gebruikt wordt.

Voor het einde van de set was het dan weer even aan Laubrock, Hébert en Rainey om het gaspedaal wat dieper in te duwen. Het klokende trio bracht de set het dichtst bij wat doorgaans als jazz omschreven wordt, maar ook nu bleef de muziek de haakjes bewaren die daarvoor de hele set bepaald hadden. De evidente weg bleek nog steeds niet de route die Anti-House wil volgen. Waarvoor dank en hulde.

Meer over Ingrid Laubrock Anti-House


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.