Op zondag 10 juli liep de eerste week van Gent Jazz ten einde. Na de rootsmuziek van zaterdag mocht de jazz terug het woord voeren: in verschillende dialecten en al evenveel gradaties van kwaliteit.

Belgen op jazzfestivals: als ze niet Toots Thielemans, BJO, Jef Neve of Bert Joris heten, belanden ze doorgaans als opener van een of andere dag op de affiche. Trekkers voor het grote volk zijn het zelden en toegegeven, sommige groepen werken het best voor een wat beperkter publiek dat nog bereid is om te blijven zitten en luisteren. Zodoende werd de slotdag van de eerste week Gent Jazz op gang getrokken door het zevenkoppige Rêve d’Eléphant Orchestra dat eerder dit jaar haar derde album ‘Pourquoi Pas un Scampi?’ uitbracht op het W.E.R.F. label.

Wanneer het over deze band gaat, is “surrealistisch” het woord dat met stip op 1 staat om te vallen. Terecht, want de muziek van het Rêve d’Eléphant Orchestra kan buiten de muzikanten die die maken, alleen maar gedroomd worden. Dit is jazz voor grote en kleine kinderen, melodisch toegankelijk en beklijvend (geef iemand als Shakira een cd van de groep en het kind is er weken zoet mee), met knappe composities, een verbluffende kleurwerking en strak samenspel. Wie meer wil, zal zelf aan de slag moeten.

Het is bij dit soort muziek toch altijd even afwachten hoe die naar het podium vertaald wordt. Prima, zo bleek al na de eerste tonen van Michel Massots onweerstaanbare melodie ‘Idylam’bo’. Als multi-instrumentalist was de koperblazer (op euphonium, bastuba en trombone) als vanouds een sterk bepalende factor in de klankweelde van de groep, maar ook Pierre Bernard (verschillende fluiten) en Alain Vankenhove (trompet met perfect gedoseerde elektronica) trokken het pallet verder open. Gitarist Benoist Eil werkte zich elektrisch mooi en vaak bescheiden in het geluid in dat afgerond werd door het typerende percussietrio van de groep.

Dat het Rêve d’Eléphant Orchestra als geen ander het gevaar van het vrijblijvend kleurboekje weet te omzeilen, werd op Gent Jazz eveneens van meet af aan duidelijk. Om in die val te trappen, had de groep veel te sterke composities in huis die telkens een ander aspect van de band belichtten: van de subtiele kwarttonen in bastuba en dwarsfluit (‘Dromadaire’) en het gelaagde ‘Kaai’ waarin de drie blazers en de elektrische gitaar elk een andere riff toebedeeld kregen tot de vrijere muzikale collage ‘Kasamée’ met een woordeloos zingende Massot.

De vindingrijkheid en overtuigingskracht werd er niet minder op in de stukken van componisten van buiten de groep. Het 14de eeuwse ‘O Cieco Mondo, de Lusinghe Pieno’ van Jacopo da Bologna werd overtuigend in distortion-gitaar gedrenkt en met de plechtstatige melodie van Dave Burrells ‘Tradewinds’ kreeg het optreden een adembenemend slot.

Mooier dan het concert van het Rêve d’Eléphant Orchestra kon het op de vierde dag van Gent Jazz moeilijk worden en dat werd het ook niet. Al zat de lange nacht waarmee het Terence Blanchard Quintet de verjaardag van drummer Kendrick Scott had gevierd daar mogelijk wel voor iets tussen. Vooral bandleider en trompettist Blanchard mocht ontdekken dat hij – met zijn 49 de ouderdomsdeken van de band – niet meer zo goed betstand is tegen een nachtje stappen als zijn jongere sidemen.

Terrence Blanchard (foto: Jenny Bagert)
Terrence Blanchard (foto: Jenny Bagert)
Blanchard wandelde vermoeid het podium op en speelde navenant: weinig ideeën, vluchten in de hoogte en zijn gebrek aan inspiratie wegstoppend achter een muur van effecten die (zeker toen hij bij het sneller spelen zijn geluid door de harmoniser joeg) voor een warrig geluid zorgde. De uitvoerige tijd die hij nam om zijn muzikanten voor te stellen, zorgde ook niet voor veel vaart in het optreden, dat sowieso klonk als een samenraapsel van composities van de verschillende bandleden. De inleiding van pianist Fabian Amazan (met de dreads mooi in een dot gewrongen) op elektronisch keyboard en piano had in de verste verte niets te maken met de muziek die later volgde en die (buiten de effectfetisj van de chef) volledig akoestisch was.

Wanneer Blanchard even naar de zijkant van het podium verdween en zijn collega’s liet begaan, waren de betere momenten van de set te horen. Vooral tijdens de solo van saxofonist Brice Winston in ‘Autumn Leaves’  was het fraai om horen hoe deze laatste, samen met pianist Amazan en drummer Kendrick Scott de muziek dynamisch kon laten evolueren. Zo kreeg het spel van de groep verschillende niveau’s, waar het in het bijzijn van de leider aan ontbrak.

Fabian Amazan is overigens een naam om in de gaten te houden: een 27-jarig jaar oud (maar 17 ogend) baasje dat niet alleen gretig speelt, maar ook melodieën heel knap kan harmoniseren, vooral wanneer hij de ruimte krijgt.

De prijs voor de grootste miscommunictaie van Gent Jazz 2011 is momenteel gereserveerd voor Randy Brecker/Bill Evans Soulbop feat. Medeski, Martin & Wood. Soulbop is de band van trompettist Brecker (ooit de meest opgenomen trompettist aller tijden genoemd) en saxofonist Bill Evans die door het wegvallen van de ritmesectie ruim gehalveerd werd. Het gat werd gevuld door het twintig jaar actieve groovetrio Medeski, Martin en Wood, die het heft zo in handen namen dat het eerder leek alsof het drietal de basis legde en Brecker en Evans de gasten van dienst waren.

Vooral John Medeski (op Hammond, Rhodes, elektronisch keyboards en dito melodica) bepaalde het geluid waaruit vaak vuile, vettige, funky dampen opstegen. ‘Wiggley Way’ en ‘Rattle Trap’ (met Medeski’s elektronische melodica als een smerige, moerassige bluesgitaar en drummer Billy Martin ijzersterk op ocharme tamboerijn en basdrum) haalden het beste in de ritmesectie naar boven. Helaas was dit niet het geval voor de twee blazers van wie vooral Brecker moeilijk uit de voeten kon. Zijn toon stond er nog steeds, maar van inspiratie was weinig te merken. Het leek wel alsof de ritmesectie dit meteen doorhadden en tijdens zijn solo’s lieten ze Brecker dan ook mooi met rust.

Dat was anders bij Evans die, fysiek nog wat sterker, meer weerwerk kreeg. Hier en daar moest hij zelfs meermaals voor de vlucht vooruit kiezen om niet terecht te komen onder de pletwals van Medeski, Martin & Woord. Qua energie kon hij het steeds redden, maar het melodisch materiaal dat hij improviserend neerlegde, bleef te routineus om brokken te maken.

Het resultaat was een bij momenten aardige set, die echter gevuld was met te lang uitgerekte nummers. Daardoor verdween de muzikale spanning geregeld, iets waar de haast tot op rockniveau opgepompte decibels weinig aan konden veranderen.

Voor de slotact van de eerste week van het festival volgde Gent Jazz een trend uit de rockwereld. Geen enkel zichzelf respecterend festival kan nog zonder een of meerdere microgolfbands: groepen die na jaren inactiviteit terug opgewarmd worden om de hernieuwde inspiratie een uitlaatklep te geven of (helaas al te vaak) de alimentatierekening of het gekrenkte ego van ouder wordende muzikanten op te lappen.

Return to Forever IV
Return to Forever IV
In 1977 dook Return to Forever, de band die de rockjazz mee op de kaart zette, onder om ruim 30 jaar later terug boven water te komen. Van de originele bezetting uit 1972 zijn in Return to Forever IV (jaargang 2011) nog twee muzikanten over: keyboardspeler Chick Corea en bassist Stanley Clarke. Ze kregen het gezelschap van drummer Lenny White (Return to Forever, jaargang 1973), violist Jean-Luc Ponty en gitarist Frank Gambale die de voetsporen van Al Di Meola en Bill Connors mocht proberen te vullen, maar daarvoor niet de tijd en ruimte kreeg die zijn voorgangers eertijds genoten.

Het verschil met de gemiddelde opgewarmde rockband is natuurlijk dat deze muzikanten na het voorlopig pensioen van de groep niet thuis hebben gezeten, in tegendeel. Dat was te horen. De virtuositeit van de muzikanten bleef in grote mate onaangetast, al draaide het bij sommigen allemaal net iets stroever.

Het gevaar met muziek als die van Return to Forever, ongeacht de numerieke suffix, is dat de muziek, stevig geworteld in de jaren ’70 , gedateerd gaat klinken en daaraan ontsnapte de jongste gedaante van de band niet. Wie zich beweegt op het speelveld tussen jazz, progrock en funk loopt nu eenmaal het risico om weggezet te worden als techneut, al was dat voor de band in Gent een stap te ver. Meer dan louter vingervlug werk, maakten de muzikanten individueel duidelijk dat ze nog steeds wisten waar hun muziek naar toe moest. Als Corea in een snelle repeterende formule belandde, kon hij die steeds verder laten lopen in een logisch vervolg. Virtuositeit was geen ultieme climax, maar een stadium.

Toch ontsnapte dat muziek niet aan de tand des tijds. Al was het maar omdat er in de strak afgelijnde stukken vaak weinig ruimte was voor interactie. Dit was even anders in ‘Romantic Warrior’ waar de drie oudgedienden mooi naar elkaar luisterden of in het kamermuziekachtige duet van Corea en Ponty, zondermeer de twee meest flexibele muzikanten op het podium.

Bij hun collega’s ging het soms net iets houteriger dan in het verleden. De heerlijk verende tred van het titelloze debuut uit 1973 (weliswaar toen nog eerder als latinband) was nooit meer te horen. Bovendien stond Clarke’s bas te ver vooraan in de mix, waardoor zijn klank op contrabas onnatuurlijk werd en zijn slapping techniek op basgitaar alle finesse verloor en eerder donderend dan prikkelend werd.

Het optreden van Return to Forever IV zal waarschijnlijk een geweldige trip down memory lane geweest zijn voor menig veertiger en vijftiger, in weerwil van een teleurgestelde luisteraar uit die leeftijdscategorie die “bullshit” mompelend de tent uit liep. Als concert anno 2011 was het echter geen overrompeling. De individuele klasse en de technicitijd van de muzikanten waren indrukwekkend, maar bleven niet boeien, waardoor de duur van twee uur (inclusief bisnummer) van het goede te veel was.

 

Meer over Gent Jazz 2011: Rêve d’Eléphant Orchestra, Terence Blanchard Quintet, Randy Brecker/Bill Evans Soulbop feat. Medeski, Martin & Wood, Return to Forever IV


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.