Het is niet gemakkelijk om in de muziek van Ernö (of Ernst, op zijn Duits) Dohnanyi (1877-1960) een tijdgenoot van Zoltan Kodaly of Bela Bartok te zien. Van dit trio van Hongaarse componisten was Dohnanyi de oudste en de minst vooruitstrevende. Hoewel zijn muziek, zeker na de eerste wereldoorlog, graag invloeden van atonale of jazzmuziek assimileert, blijft hij een romanticus in hart en ziel, een componist die de rijke negentiende-eeuwse traditie van Johannes Brahms voortzetten tot in de twintigste eeuw. Het was trouwens ook diezelfde Brahms die over het eerste pianokwintet van de jonge Dohnanyi verklaarde "ikzelf had niets beters kunnen schrijven" en dan had hij het over Dohnanyis ijzersterke technische beheersing en vorm, harmonie en polyfonie.

Dohnanyi verbleef in Hongarije tijdens de twee wereldoorlogen maar moest het land ontvluchten nadat de communisten de macht grepen. Hij vertrok naar de Verenigde Staten, waar hij compositie gaf aan de universiteit van Florida en het is uit die tijd dat deze drie oude opnames op deze cd stammen. Met de componist zelf aan de piano, nam het Engelse Royal Philharmonic Orchestra in 1956 Dohnanyis 'Variaties op een kinderliedje', diens tweede pianoconcerto en, met cellist Janos Starker, het 'Konzertstück' opus 12 voor cello en orkest op.

De 'Variaties op een kinderliedje', waarbij het kinderliedje in kwestie het Franse 'Ah vous dirai-je, Maman' of 'Altijd is kortjakje ziek' is, beschreef Dohnanyi als een compositie 'voor het plezier van mensen met humor en de verveling van anderen'. Hij neemt het kinderliedje mee doorheen elf moeilijke variaties en een fugatische finale, waarbij elke variatie bewust een stijl van een van zijn collega's parodieert, van de Weense walsen van Johann Strauss tot Wagners eindeloze melodische inventie. Zijn talent voor orkestratie en het gebruik van klankkleuren benut hij ten volle in deze 'variaties', in delen als het carillon, waarin de piano met harp en klokkenspel wordt versterkt of in de briljante polyfone finale, waarin hij de solist uitspeelt tegenover het volledige orkest. De eigenzinnige 'scherzo' variatie, met zijn virtuoze xylofoonpartij lijkt zo uit een oude cartoon te komen.

De opname dateert uit 1956 en hoewel de remastering goed gelukt is, valt de ouderdom op in de scherpe klank van de houtblazers, meer bepaald van de hobo's in het trage of de klarinetten in het derde deel van het pianoconcerto. Ook zijn de strijkers doorgaans wat dominant op de blazers. Dohnanyi zelf was zowat de laatste grote romantische, pianist-componist in de traditie van Brahms, Rachmaninov of Prokofiev en hij meet zijn tweede pianoconcerto dan ook grandioze vormen aan. Hoewel zijn virtuositeit verbluffend is, blijft het hoorbaar moeite kosten om in het ritmische complexe laatste deel niet de pedalen kwijt te raken.

Dohnanyi schreef muziek die beslist gehoord mag worden, al is het zijn kamermuziek eerder dan zijn orkestmuziek die nog het meest van zijn talent getuigt. Want noch dit modernistische tweede pianoconcerto noch de 'Variaties', met hun zin voor satire, maken hier zoveel indruk als bijvoorbeeld Dohnanyis twee klavierkwartetten. Het rapsodische 'Konzertstück' doet dat wel, met zijn echo's naar Johannes Brahms en Richard Strauss en soepele lezing door cellist Janos Starker. Laat-romantiek dus van een zelden uitgevoerde maar onderschatte componist.

Meer over Ernö Dohnanyi


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.