Er valt geen duidelijke lijn te trekken in wat de Italiaanse dirigent Claudio Abbado de laatste jaren allemaal aan projecten realiseert. Enerzijds grijpt hij naar het grote Germaanse repertoire van Mahler en Bruckner: misschien omdat dit publiekslievelingen gebleven zijn, of omdat de inhoudelijke zwaarte van deze muziek appelleert aan de levensbeschouwelijke vragen die de dirigent met de jaren zijn komen te overvallen. Anderzijds richtte Abbado een aantal jaar geleden nog het Orchestra Mozart op, waarvan hij nu al bijna tien jaar lang artistiek directeur is. Het zal waarschijnlijk niemand verassen dat hun opnames in het decennium van hun bestaan voornamelijk in het teken stonden van Mozart. Behalve de 39e en de 40e symfonie springen daarbij vooral cd-opnames voor Deutsche Grammophon van de hoorn-, fluit- en harpconcerti in het oog, alsof Abbado ook in dit oeuvre wil grasduinen naar onontgonnen parels of werken waarop hij zijn immer verhelderende licht wil laten schijnen. Met Maria João Pires, die op zijn laatste opname solsite van dienst is, gaat Abbado's geschiedenis al lang terug, tot de tijd waarin de Italiaan nog over een haardos beschikte waar hij best trots op kon zijn. De twee zijn elkaar ongeveer vier decennia later nog altijd niet uit het oog verloren, en Pires' visie op bijvoorbeeld muziekonderricht sluit naadloos aan op wat Abbado's ideeën daarover zijn.

Het Orchestra Mozart bestaat uit leden door de dirigent uitgekozen, maar dat betekent alles behalve dat er een autoritaire stemming heerst. Het uit steen gehouwen gelaat van een maestro, het traditionele beeld dat men in de vorige eeuw van de chefdirigent had, ligt Abbado niet: met de glimlach stuurt hij zijn orkest naar inzetten die perfect samenvallen, naar een intonatie waar niets op af te dingen valt en naar een sfeer die nooit krampachtig aandoet. Men zou dat, op deze Mozart-opname, zelfs als een verwijt naar de dirigent toe kunnen formuleren: het feit dat de beide concerti van begin tot eind zachtjes pruttelen, zonder dat het kookpunt als een enorme climax wordt uitgespeeld. Dat betekent niet dat hier ongeveer vijftig makke lammeren samen muziek maken, wel integendeel: Abbado brengt heel veel reliëf aan, maar zonder het allemaal te willen opblazen. Merkwaardig is dat de dirigent opteerde voor een eerder grote bezetting, terwijl zijn visie op de stukken duidelijk vanuit een intimistisch karakter ontspringt. Het kleinschalig opvatten van twee van Mozarts meest gespeelde concerti is daarbij een smaakvolle keuze die overeenstemt met het classicistisch ideaal, hoewel de laatste jaren ook uitvoerders opstonden die de bijl wilden zetten in de grootmeester van de klassiek. Aan Pires kan echter niet het minste macho-gedrag worden toegeschreven: zij geeft haar partijen enorm veel karakter, voegt donkere tinten toe of laat ineens de zon schijnen in repertoire waarvan men zou denken dat alle lichtschakeringen er inmiddels uit zijn gelicht.

Bovenal heerlijk is de naturel waarmee Pires en Abbado zich samen op dit project wierpen. De interpretatieve keuzes en wendingen lijken niet die van twee, maar van slechts een paar handen, waarbij de spanning altijd overwegend esthetisch blijft aanvoelen maar de esthetiek nooit gemaniëreerd wordt. Deze twee titanen van de hedendaagse klassieke muziekscène proberen elkaar niet naar de kroon te stoten, maar vinden elkaar al in de stilte voor de eerste gespeelde noot. Vanaf dan ontstaat er alleen maar magie, een spel van vraag en antwoord, nu eens in potige orkestblokken, dan weer in minieme dialoogjes met het orkest. Communicatie is alles in deze Mozart: een contact tussen dirigent, solist en musici dat uiteindelijk als het ware reikt naar het abstract hogere.

Meer over Wolfgang Amadeus Mozart


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.