De derde avond van Chicago Jazz Connection, de concertreeks die de jazzscene van Chicago in verband brengt met de ondergrondse muziekwereld van Antwerpen, stond in het teken van de songs. Alleen kregen die meer dan eens een stevige twist mee.
Het dichtst bij de klassieke songstructuren bleef het Antwerpse trio Tape Cuts Tape dat momenteel aan een nieuw album werkt, maar voor het optreden in Wilrijk ook nog uit het repertoire van de cd ‘Pagan Recorder’ uit 2010 putte. Niet meteen een groot gevaar voor een routineus optreden, want concerten van de groep zijn eerder zeldzaam. Individueel hebben Lynn Cassiers, Eric Thielemans en Rudy Trouvé echter meer dan genoeg podiumervaring om het minder frequent samenspelen te compenseren.
Wat het optreden extra genietbaar maakte, was de variatie die de drie in hun set wisten te leggen: van de noordelijke, ijle fijngevoeligheid van Susanna and the Magical Orchestra en het psychedelische geluid van Trouvés melodica tot de explosieve noise van ‘This Red’ tot de verleidelijk popsensibiliteit van ‘Heavy’. Alles bleef intact, ondanks het wat droge geluid in het CC De Kern. Slachtoffer hiervan was vooral Thielemans die in de sound wat afgezonderd werd van zijn collega’s, een euvel dat in de intieme triobezetting meteen voelbaar werd. Zo ging het compacte van Tape Cuts Tape’s set wat verloren, maar de sympathieke charme van de muziek bleef gelukkig wel bewaard. Al had het optreden met tien minuutjes minder zeker aan kracht gewonnen.
Waar bij Tape Cuts Tape de vormgeving van de songs eerder klassiek bleef, werd die bij het vijfkoppige Seval meer op de proef gesteld. Op de lp ‘I Know You’ mag het kwintet dan nog wat braaf en soms zelfs zoutloze klinken, live werd de muziek beduidend spannender. In plaats van te vertrouwen op een strak en duidelijk metrum werd er veel vrijer gespeeld. De duidelijke lijnen vervaagden vanaf de eerste noot: melodieën en harmonieën leken te verdampen waardoor het gemakkelijke verdween en de muziek de luisteraar tekens opnieuw door de vingers leek te glippen.
Trompettist Emil Strandberg had in tegenstelling tot zijn tokkelende en strijkende collega’s een eerder beperkte rol: nu eens melodisch, dan weer met zachte, abstracte geluiden nestelde hij zich beter in het geluid dan op plaat, waar hij vooral een melodische functie heeft.
De uitgesproken woordvoerster van het melodische aspect werd zo Sofie Jensberg, een sopraan die met een klassiek geschoolde stem, een vederlicht geluid en het afwisselen van klare melodielijnen en vocale effecten meer dan eens deed denken aan Claron McFadden. In tegenstelling tot deze laatste was Jensbergs intonatie op sommige momenten echter wat onzeker, een probleem dat binnen de secure context van Seval snel opviel, zonder daarom het fijne klankweefsel echt te beschadigen.
Net als het optreden van Tape Cuts Tape duurde de set van Seval net iets te lang. Hoe fraai en onvatbaar het groepsgeluid van de band ook was, door het steeds terugkerende concept brokkelde de spanningsboog naar het einde af en viel de groep in herhaling. Dit hoeft op zich geen probleem te vormen, alleen was het muzikale materiaal van Seval niet altijd sterk genoeg om de herhaalde werkwijze te kunnen (ver)dragen. Een stuk als ‘I Went’ mag dan gezegend zijn met een melodielijn die urenlang in het hoofd van de luisteraar blijft rondspoken, niet alle stukken bleken dezelfde catchy kwaliteit te bezitten. Het had dus inderdaad net iets minder mogen zijn.