Er is niets zo leuk voor een vibrafonist als met vier mallets aan het instrument staan. Dat ze niet altijd allemaal nodig zijn, doet er niet toe: de overdaad aan materiaal maakt indruk. Dat deed de Amerikaanse vibrafonist Jason Adasiewicz ook, zij het dan vooral muzikaal, want voor hem bleken zelfs vier stokken nog maar amper voldoende.

Het was niet Adasiewicz’s eerste passage in De Singer, maar wel de eerste met zijn eigen band Sun Rooms, een trio waarvoor de vibrafonist zich laat omringen met de sobere begeleiding van bas en drums. Dat hij met bassist Ingebrigt Håker Flaten (die de plaats van Nate McBride heeft ingenomen) en drummer Mike Reed niet bepaald anonieme studiomuzikanten naast zich had staan, veranderde weinig aan het feit dat Sun Rooms echt wel de band van Adasiewicz is. Niet alleen tekende hij voor de meeste composities op de setlist, ook als solist was hij prominent aanwezig.

Jason Adasiewicz (foto: Guy Van de Poel)
Jason Adasiewicz (foto: Guy Van de Poel)
Toch bleef de rol van zijn collega’s niet beperkt tot het in een zetel zetten van de leider. De indrukwekkende drive die het ritmeduo ontwikkelde, hield Adasiewicz bij de les, waardoor die zijn energieke spel gedurende twee sets kon laten schitteren. Energiek, maar niet opgefokt, want de vibrafonist beantwoordde de stevige onderbouw van zijn collega’s met een bij momenten verbluffend rijk geschakeerd spel waarin hij een hele reeks aan mogelijkheden benutte. Daarbij zette hij niet zozeer in op het (gemakkelijke) gebruik van verschillende soorten stokken, maar zorgde hij voor dynamische contrasten, die nog uitvergroot werden door het laten naklinken of net meteen afdempen van de klanken en het al dan niet aanzetten van het vibrato. 

Door deze mogelijkheden in verschillende combinaties te gebruiken die soms om de paar noten veranderden, ontstond er een fraai reliëf in het vibrafoongeluid. Het resultaat was een bij momenten psychedelische sound waarbij frases in elkaar overliepen, schijnbaar aarzelend ingezette zinnen zwevend bleven hangen of net in hele golven naar buiten gutsten. Begon hij een stuk eerder subtiel borrelend, alsof het geluid van onder een wateroppervlak kwam, even later liet hij de muziek psychedelisch uitwaaieren om tenslotte alles in te zetten op het galmende en onophoudelijk aangedikte, hoogste register. De oorverblindende intensiteit die hij zo ontwikkelde, bereikte daarbij geregeld geluidsniveaus die alles behalve compatibel waren met de nieuwe geluidsnormen.

Ingebrigt Håker Flaten (foto: Guy Van de Poel)
Ingebrigt Håker Flaten (foto: Guy Van de Poel)
Deze intuïtief aandoende benadering werd bovendien verrijkt met melodische en harmonische improvisaties, waarbij de vier beschikbare mallets geen overbodige luxe bleken. Voor de dramatische climaxen ging Adasiewicz nog een stapje verder: helemaal onder stoom joeg hij zijn spel ver voorbij de grenzen van tonaliteit en harmonie. Van echte zinnen of akkoorden was geen sprake meer. In plaats daarvan kwamen vaak hard aangeslagen, geritmeerde uithalen met bijtende dissonanten. Wat er precies gespeeld werd, leek ondergeschikt aan hoe en wanneer. Hier werd de vibrafoonbenadering maximaal fysiek, iets waardoor Adasiewicz zich volledig liet meeslepen. Zelfs in die mate dat na enkele minuten het zweet van zijn gezicht op de vibrafoon druppelde.

Tijdens het optreden vertelde Adasiewicz dat de band net twee dagen in de studio gezeten had. Een derde album lijkt dus in de pijplijn te zitten en afgaande op het concert zal dat eerder in de lijn van het tweede album ‘Spacer’ (2011) liggen dan van het debuut ‘Sun Rooms’ (2010). Op ‘Sun Rooms’ domineren immers nog de tunes, met duidelijke riffs en hooks. Dat Adasiewicz de muziek tegenwoordig een andere richting uitstuurt, belette niet dat het repertoire van ‘Sun Rooms’ nog aardig vertegenwoordigd was, met ondermeer het Monkiaanse ‘Stake’ en het rustigere ‘Rose Garden’. Deze ballade bleek meteen het enige stuk in de set waar het trio niet perfect geolied ronddraaide. Verantwoordelijk daarvoor was bassist Ingebrigt Håker Flaten. Het eenvoudigere klankbeeld van het stuk liet niet alleen horen dat die problemen had met de intonatie, ook zijn geluid deed niet wat het moest doen. In tegenstelling tot zijn voorganger viel het geluid van de Noor snel dood, waardoor de doffe klank niet bij machte was het nummer verder te dragen. Dat veranderde gelukkig toen Håker Flaten het plukken inruilde voor het strijken, daarbij geholpen door de poedersuikeromlijsting van de vibrafoon. De problemen bleken definitief van de baan, want bij de tweede ballade in het programma, Ellingtons ‘Warm Valley’ kon de bassist wel optimaal zijn plaats innemen.

Mike Reed (foto: Guy Van de Poel)
Mike Reed (foto: Guy Van de Poel)
Wanneer het trio de stukken van de debuut-cd achter zich liet en koos voor het sop van ‘Spacer’, werk uit het boek van Adasiewicz’s kwintet Rolldown en zelfs gloednieuwe composities (‘Two Comes One’, ‘Old Sparky’, ‘The Song I Wrote For Tonight’), moesten de duidelijke melodieën plaats ruimen voor vreemde bochten en kronkels. Metrum- en groove-veranderingen en zelfs passages waar het vaste kader losgelaten werd voor een vrijere benadering, vroegen en kregen een speciale coördinatie in het samenspel. Deze scherpere interactie bleek het trio al even goed te liggen als de potente swing uit de oudere stukken. In beide gedaantes bleek de rol van Mike Reed essentieel: als ritmische motor van het geheel verstond hij de kunst om zijn collega’s aan te vuren en klankgewijs gevarieerd uit de hoek te komen, zonder zich opzichtig in de kijker te spelen. Met de gelaatsuitdrukking van een boekhouder die ontdekt dat de rekening (geheel naar verwachtingen) klopt, was zijn drumwerk een stuk meer expressief en geëngageerd dan zijn mimiek. Dat strookte mooi met de no-nonsense attitude die Sun Rooms zo onweerstaanbaar aanstekelijk maakt.

Meer over Jason Adasiewicz's Sun Rooms


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.