Vandaag staat Arnold Schönberg te boek als de grootste vernieuwer van de 20e-eeuwse klassieke muziek. Hij zou de eerste zijn die het gebruikelijke tonale systeem, waarvan de mogelijkheden al door verschillende componisten (waaronder Mahler) tot het uiterste waren gedreven, durfde verlaten en het inruilde voor een dodecafonisch systeem waarin totale gelijkwaardigheid tussen de twaalf verschillende noten binnen een octaaf heerst. Hoewel dit principe meteen door tijdgenoten zoals Webern en Berg omarmd werd, zou Schönberg tot aan zijn dood felle tegenstanders kennen die vonden dat hij de klassieke muziek en haar inherente schoonheid had verraden. Zoals dat gaat met quasi alle grote vernieuwers, stierf Schönberg zonder de publieke erkenning waar hij recht op had. Een van de werken waar hij het meest om geacht werd, is dan ook zijn bundel orkestliederen onder de titel 'Gurrelieder'. Schönberg schetste deze voor het eerst in 1900 en wat oorspronkelijk begon als een aantal losse liedteksten voor klavier en stem, werd gauw een heus orkestwerk met een romantisch, half-mystiek programma. Tot 1903 sleutelde de componist aan een orkestratie, maar hij zou het werk uiteindelijk staken en de draad pas in 1910 terug oppikken. In die zeven tussenliggende jaren had Schönberg echter de strikte tonaliteit failliet verklaard en zijn visie op muziek was al lang niet meer romantisch. De monsterbezetting waarvoor de 'Gurrelieder' bedoeld waren interesseerden hem niet langer: hij zocht steeds meer naar kleine en korte muzikale vormen waarin hij via doorgedreven reductie "naakte ideeën" wilde uitwerken.

Het manifest verlaten van de grote bezetting en vorm, zoals te horen in de late Mahler-symfonieën, was uiteraard een reactie op de programmatische megalomanie die tijdens het fin de siècle in vraag werd gesteld. Dat Schönberg met deze gevoelens in het achterhoofd toch een romantisch opgezet werk heeft willen afwerken, mag men terecht als vreemd beschouwen. De componist wilde echter niet lineair verder schrijven in de trant waarin hij was begonnen. Zeker in het derde deel rafelt hij het orkest uiteen en komen kamermuziekpassages voor tussen de groter opgezette stukken door. De vele invloeden van Mahler zijn onder meer terug te vinden in deze aftekening van kleinere "kamerorkesten" binnen de grotere groep, maar ook het harmonische smachten van de in 1911 gestorven Mahler is prominent aanwezig. De opgave voor dirigenten is om bijna post-romantische karakters consistent te laten aansluiten op de Wagneriaanse warmte die van het epische eerste en tweede deel afstraalt. Wonder boven wonder is Mariss Jansons daar feilloos in geslaagd. Dit door de natuurlijke beweging in de muziek te respecteren en de orkestrale gloed in het eerste deel niet te fervent uit te spelen.

Wetende dat uitvoeringen van dit werk schaars zijn, is een opname onder leiding van iemand als Jansons erg dankbaar voor muziekliefhebbers. De gelegenheid die zich hier voordeed, was de zestigste verjaardag van het Symhonieorchester des Bayerischen Rundfunks, waarmee Jansons ook andere topopnames maakte. Tevens werden drie koren en vijf solisten aangesproken, die uitgespreid worden over de reusachtige bühne van het Philharmonie-gebouw in München. Regisseur Brian Large, die van dvd-registraties van klassieke muziek zijn beroep heeft gemaakt, speelt de monumentaliteit van het project graag uit via het beeld. Gelukkig registreert zijn camera de diverse orkestgroepen en is er ook oog voor Jansons en de solisten, zonder dat het visuele aspect al te expliciet de aandacht gaat opeisen. Deze goed gedocumenteerde en schitterend gespeelde 'Gurrelieder' wordt er een fenomenale productie door, hoewel het afwezig zijn van ondertitels een onvergeeflijke fout is voor het niet-Duitstalige publiek. Het is onnozel om naar een dvd te kijken met het dvd-boekje in de hand, waarin het libretto gelukkig wel in het Engels werd opgenomen. Het schijfje verliest daardoor zijn grote meerwaarde boven een cd, hoewel het prijsverschil bij het Duitse label BR Klassik democratisch wordt gehouden. Daardoor mag deze versie zeker naast die van Simon Rattle, Pierre Boulez of Giuseppe Sinopoli komen te staan als een van de meest transparante en best opgenomen versies.

Meer over Arnold Schönberg


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.