Het label RCO Live bundelt memorabele concerten van het Amsterdamse Concertgebouworkest en geeft ze kort nadien op cd uit. Op die manier bouwt het Concertgebouworkest aan een anthologie van grote symfonische werken die allemaal de laatste jaren bij het orkest de revue passeerden. Na een achtste symfonie van Bruckner (RCO 05003) enkele jaren geleden is het nu de beurt aan een dubbel-cd met daarop Bruckners derde en vierde, telkens onder leiding van vaste dirigent Mariss Jansons.

De derde symfonie wordt vaak als Bruckners 'Wagneriaanse' bestempeld, omdat Richard Wagner, die onder de indruk was van het sterke, Beethoveniaanse begin graag accepteerde dat Bruckner de symfonie aan hem opdroeg. De op Beethovens negende symfonie gebaseerde opening, waarbij de hoofdmelodie slechts langzamerhand vaste vorm aanneemt, is een van vele typerend Bruckneriaanse momenten, zowel in deze als in latere symfonieën. Van karakter is deze derde symfonie tragisch en heroïsch maar het Concertgebouworkest zet een zachtaardige Bruckner neer, eentje waarin het drama van de muziek en Bruckners muzikale architectuur zich niet als een massieve kathedraal maar als een fijnzinnig Oostenrijks dorpskapelletje manifesteren. Het knappe solistische spel en de vlekkeloze interactie tussen de blazers van dit orkest is dan ook het eerste wat opvalt wanneer men deze cd opzet. Bovendien blijven de strijkers van het Concertgebouworkest van een zeldzaam hoog niveau en dat zorgt voor een transparante, accurate klank die voor veel gevoel in Bruckners lyrische momenten zorgt. Echo's naar Schuberts eerlijke volksmuziek worden niet weggemoffeld en blijven duidelijk hoorbaar, zoals in het trio van het derde deel of in de zachtaardige thema's uit de finale.

De bijnaam 'Romantische' voor de vierde symfonie slaat hoofdzakelijk op de rustige, pastorale sfeer van de twee middendelen - waarbij het scherzo de vorm aanneemt van een jachtscène – en het heroïsche karakter van de hoekdelen. Dat zachtaardige karakter blijft zonder meer behouden onder Mariss Jansons. Dat het Concertgebouworkest een prachtig ensemble vormt, wordt ook hier meteen duidelijk vanaf de eerste noten in de hoorn, die zacht en met veel gevoel (en een smaakvolle vibrato) gespeeld worden. Het langzame tweede deel bezit een stille tragiek maar bij Jansons is dit geen eindeloos trage lijdensweg maar een vlotjes gespeeld 'andante' dat met gevoel voor proportie en schoonheid uitgevoerd wordt. Zelfs op magistrale 'forte's' (en wie kent er Bruckner niet als componist van zulke overdonderende momenten) blijft het orkest individueel en expressief klinken, helemaal niet als een even indrukwekkend als ondoordringbare muur van klank. Het scherzo krijgt een goed geoliede uitvoering mee, waarbij Bruckners jachtmotiefjes behendig van instrument naar instrument springen. Nergens is het pastorale aspect van deze interpretatie meer duidelijk dan in het trio, dankzij Jansons vrij langzame, zorgeloze tempokeuze.

Dit zijn prachtig flexibele uitvoeringen, die de grootse visie van Bruckners muziek niet ontkennen maar een transparante, kamermuzikale uitdrukkingskracht blijven behouden. Bruckners symfonieën zijn al vaak genoeg op plaat gezet maar deze uitvoering van het Koninklijk Concertgebouworkest behoudt een eigen, slanke, fascinerende kijk op deze twee werken en weinig andere orkesten zouden hen hierin na kunnen doen.

Meer over Anton Bruckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.