Drie cd’s lang grasduinde drummer Mike Reed met zijn People, Places & Things in de jazz uit het Chicago van de tweede helft van de jaren ’50. Hij bracht de huidige generatie muzikanten samen met krasse knarren uit die periode. Reed heeft er echter nog niet genoeg van en met ‘Clean on the Corner’ breit hij een vervolg aan de eerder verschenen trilogie.
Dat hij naar het Chicago van de jaren ’50 terugkijkt, weerhoudt zijn muziek er niet van om uitgesproken hedendaags te zijn. Epigonisme is Reed en zijn collega’s vreemd. Niet alleen bestaat het repertoire hier hoofdzakelijk uit eigen composities, het schitterende samenspel, de manier waarop nummers transformeren en de band van de ene naar de andere setting schuift, laten een heel eigen agenda horen. Of het nu gaat om een jazzwals, een struinende ballad, uptempo swing, metrisch vrij of ijl samenspel, People, Places & Things overtuigt in alle gedaanten.
Aan de basis van het kwartet ligt de ritmetandem van Reed en bassist Jason Roebke. Deze laatste laat zich opnieuw horen als een behendige muzikant met een stevige toon, maar tevens een heel wendbare frasering. Reed zelf is de vaak onopvallende constante: doordrongen van de traditie, maar met een heel eigen insteek. Het klinkt bij hem allemaal zo vanzelfsprekend, van de potente drive tot het minuscuul ritselende werk, maar het effect is maximaal, zoals te horen is in het subtiele tikwerk van ‘House of Three Smiles’, waar hij met een zacht volume de muziek plots een heel ander aura bezorgt.
Reed en Roebke leggen de basis voor de lichtvoetige, maar alles behalve lichtzinnige saxtweeling Greg Ward (alt) en Tim Haldeman (tenor). De versmelting tussen deze twee is ondertussen zo ver gekomen dat ze haast niet meer uit elkaar te houden zijn, zeker niet wanneer ze rond elkaar cirkelen of boterzacht samen een tapijtje leggen. Bovendien kunnen ze alle twee uitgesproken zangerig uit de hoek komen, maar even goed kiezen voor grillige bewegingen of zacht kreunende klankeffecten.
In de tweede helft van het album wordt het kwartet uitgebreid tot een kwintet. Twee nummers laten de zangerige toon van cornettist Josh Berman horen en op twee andere is pianist Craig taborn te gast. Het is vooral deze laatste die mee voor de hoogtepunten van de plaat zorgt en wel op heel tegengestelde manieren.
In de ontketende hardbop van ‘Sharon’ swingt het kwintet als in de zogenaamde “gouden periode” van de jazz (die alleen voorbij is voor luisteraars die alleen bij Blue Note zweren). Taborn staat zwaar onder stroom en kronkelt virtuoos door allerlei bochten en neemt plots abrupte wendingen. Het strafste is echter te horen in ‘The Ephemeral Words of Ruth’, een jazzwals die doorkuist wordt met consequent volgehouden groove- en tempoveranderingen. Hier zit Taborn niet op, maar eerder in het geluid, soms zelfs moeilijk hoorbaar, maar zo essentieel voor het geheel. Bijna als een spook duikt hij op en terug onder waarmee hij zich eens te meer een grootmeester van de bescheiden nuances toont.
Met ‘Clean on the Corner’ is wat een trilogie moest zijn een vierluik geworden. Als Reed en zijn kompanen dit niveau kunnen aanhouden zal echter niemand klagen over een vijfde hoofdstuk. Een boeiende traditie blijft immers een onuitputtelijke inspiratiebron.